ECLI:NL:GHDHA:2023:2085
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vastgestelde waarde van een woning onder de Wet WOZ
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde waarde van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, vertegenwoordigd door D.A.N. Bartels, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die op 4 oktober 2022 het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had de waarde van de woning vastgesteld op € 550.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen en watersysteemheffing.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2023 heeft de gemachtigde van de belanghebbende betoogd dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat de Heffingsambtenaar ten onrechte drie vergelijkingsobjecten had gebruikt. De Rechtbank had geoordeeld dat de Heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde waarde, en het Hof bevestigde dit oordeel. Het Hof oordeelde dat de stellingen van de belanghebbende niet voldoende onderbouwd waren en dat de door de Heffingsambtenaar gepresenteerde matrix en taxatieverslag overtuigend waren.
Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.