5.4.Ongeacht welke wijze van bepaling van de marktwaarde de Heffingsambtenaar gebruikt, van hem mag worden verlangd dat hij de door hem bij die bepaling gebruikte variabelen onderbouwt met in het geding gebrachte marktgegevens of andere objectieve gegevens. Indien hij bij de onderbouwing van de door hem voorgestane marktwaarde (mede) gebruik maakt van aannames en keuzes, dient hij zorg te dragen voor de inzichtelijkheid en controleerbaarheid daarvan.
5.5.1.De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde van de onroerende zaak het waarderapport overgelegd. Uit het waarderapport volgt dat de Heffingsambtenaar de waarde heeft vastgesteld op basis van het rekenmodel dat is opgenomen in Bijlage 4 van de tot de gedingstukken behorende Taxatiewijzer Hotels, waardepeildatum 1 januari 2020 (de taxatiewijzer). Dit rekenmodel gaat uit van de huurwaardekapitalisatiemethode, waarbij de uit de omzet afgeleide huurwaarde wordt vermenigvuldigd met een kapitalisatiefactor. De taxatiewijzer hanteert, in navolging van de systematiek van de Wet WOZ, als uitgangspunt dat de waardering is gebaseerd op een geobjectiveerde exploitatie van het te taxeren hotel. De berekening van de modelwaarde vindt daarom plaats met kengetallen die zijn ontleend aan gepubliceerde kengetallen die in de hotelpraktijk een breed draagvlak hebben. De kengetallen variëren aan de hand van de door de Heffingsambtenaar ingevulde kenmerken van het hotel, zoals hoteltype, classificatie, locatie, aantal kamers, vloeroppervlak en bouwjaar. Met uitzondering van de bij het hotel liggende parkeerplaatsen (zie 5.6.5 hierna), is niet in geschil dat de Heffingsambtenaar de kenmerken van de onroerende zaak correct in het model heeft ingevuld. De werkelijke omzetcijfers kunnen deel uitmaken van het rekenmodel, maar dienen dan slechts ter controle van de geobjectiveerde modelomzet. In het onderhavige geval zijn de werkelijke omzetcijfers niet opgenomen in het model, omdat belanghebbende die niet heeft aangeleverd.
5.5.2.De eerste stap in het rekenmodel is de berekening van de kameromzet aan de hand van de werkelijke kamerprijs, die de Heffingsambtenaar bij gebrek aan door belanghebbende aangeleverde gegevens, uit gegevens van de website van belanghebbende heeft herleid, en een bezettingsgraad. De kameromzet is in casu lager dan de kameromzet en de bezettingsgraad uit het model. Dit is in het voordeel van belanghebbende. De Heffingsambtenaar heeft daarna met de kameromzet de totale geobjectiveerde omzet berekend. Vervolgens heeft hij aan de hand van de geobjectiveerde omzet bepaald welke vastgoedlasten deze omzet kan dragen (de huurwaarde). De huurwaarde bedraagt in het onderhavige geval 20% van de omzet, wat neerkomt op € 152.973.
5.5.3.De kapitalisatiefactor is berekend op 13,79 aan de hand van een rendementseis van 7,25%. De rendementseis volgt uit het model en hangt af van de hotelcategorie en de locatie. Vermenigvuldiging van de huurwaarde met de kapitalisatiefactor leidt tot een waarde vrij op naam van € 2.109.974. Op deze waarde heeft de Heffingsambtenaar een modelmatige aftrek voor verwervingskosten (€ 138.036) en verandering ingebruikname (€ 76.487) toegepast. Voorts heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak vermeerderd met € 59.443 in verband met de woning. Ten slotte heeft de Heffingsambtenaar op de aldus bepaalde waarde een aftrek van 5% toegepast vanwege corona. Dit leidt tot een WOZ-waarde van de onroerende zaak van, afgerond, € 1.851.000. Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingsambtenaar met het rekenmodel, de toelichting uit de taxatiewijzer en zijn toelichting op de zitting aannemelijk gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.
5.6.1.Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
5.6.2.Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de ‘KOUDVL-factoren’ van de onroerende zaak op factor ‘2’ moeten worden vastgesteld in plaats van factor ‘3’, die de Heffingsambtenaar heeft gehanteerd. Naar het Hof begrijpt bepleit belanghebbende hiermee dat de Heffingsambtenaar een korting op de WOZ-waarde had moeten toepassen wegens achterstallig onderhoud. Nu belanghebbende ter onderbouwing van de aanwezigheid van achterstallig onderhoud geen feiten en omstandigheden aandraagt, gaat het Hof aan deze stelling voorbij.
5.6.3.Belanghebbendes stelling dat de Heffingsambtenaar de toegepaste corona-korting niet onderbouwt is achterhaald, nu de Heffingsambtenaar ter zitting heeft toegelicht dat de coronakorting – onverplicht, gelet op de waardepeildatum – op advies van de VNG 5% bedraagt. De gemachtigde van belanghebbende heeft daarop ter zitting niet meer gereageerd. Het Hof is het met de Heffingsambtenaar eens dat gelet op de waardepeildatum toepassing van de coronakorting niet noodzakelijk was. Bovendien is de coronacrisis geen omstandigheid die specifiek voor de onroerende zaak van belanghebbende geldt, zodat deze, ingeval de toestandsdatum van belang mocht zijn, evenmin in aanmerking behoefde te worden genomen (artikel 18, lid 3, Wet WOZ).
5.6.4.Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat de woning veel te laag is gewaardeerd. Volgens belanghebbende dient de woning minimaal vijf keer zo hoog gewaardeerd te worden met als gevolg dat het hotel dienovereenkomstig lager gewaardeerd dient te worden. Nog daargelaten of ter zake van de waarde van de woning en de waarde van het hotel sprake is van communicerende vaten, zoals belanghebbende betoogt en de Heffingsambtenaar heeft weersproken, onderbouwt belanghebbende zijn stelling omtrent de hogere waarde van de woning op geen enkele manier, zodat het Hof reeds daarom daaraan voorbij gaat.
5.6.5.Ten slotte voert belanghebbende aan dat de Heffingsambtenaar ten onrechte acht parkeerplaatsen in aanmerking heeft genomen bij de waardering van de onroerende zaak. Volgens belanghebbende is sprake van openbare parkeerplaatsen waar belanghebbende slechts bordjes met de naam van het hotel heeft opgehangen. Uit de tot de gedingstukken behorende kopie van de kadastrale kaart, foto’s van de onroerende zaak en uit ter zitting met partijen besproken beeldmateriaal van Google Street View van de situatie ter plaatse kan naar het oordeel van het Hof worden afgeleid dat de parkeerplaatsen op het grondoppervlak van de onroerende zaak zijn gelegen, zodat de Heffingsambtenaar daaraan terecht een waarde, die door belanghebbende overigens niet is betwist, heeft toegekend.