Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 7 november 2023
[appellante] Bakkerijen B.V.,
[geïntimeerde] ,
Verdere verloop van het geding
Verdere beoordeling van het hoger beroep
In het ontkennende geval: kunt u gedetailleerd opgeven welke feiten die voor de functiewaardering relevant zijn tussen partijen in geschil zijn?
“indruk”heeft van “
de mogelijke werkzaamheden”, dient de conclusie te zijn dat [geïntimeerde] de werkzaamheden verrichtte van Banketbakker II. Het risico van gemis aan duiding dient volgens [geïntimeerde] voor rekening van [appellante] te komen.
nietde werkzaamheden verrichtte van Banketbakker II. Anders en kort gezegd: de stelplicht en bewijslast op dit punt moeten worden omgedraaid. Het hof verwerpt dit standpunt. Voorop staat dat op [geïntimeerde] de stelplicht en de bewijslast rusten van de feiten en omstandigheden die tot de waardering van zijn functie in de door hem gewenste zin dienen te leiden
(art. 149 Rv). Het gaat in deze zaak specifiek om de weging van de feitelijke werkzaamheden, en wel in het kader van de ORBA-methode. Die
feitelijkheidbepaalt de functiewaardering, niet de
beschrijvingvan de functie op eventuele functieprofielen, loonstroken of andere documentatie. Bedoelde stukken kunnen mogelijk behulpzaam zijn bij het vaststellen van de feitelijke werkzaamheden, maar zijn naar het oordeel van onvoldoende gewicht en betekenis om de stelplicht en bewijslast ter zake om te draaien. Er is evenmin reden om ter zake een bewijsvermoeden te hanteren. Door [geïntimeerde] is aangeboden
“tegenbewijs”te leveren (memorie van antwoord 3), maar het hof gaat daaraan voorbij. Van tegenbewijs is geen sprake, omdat [geïntimeerde] de stelplicht en bewijslast draagt. Het bewijsaanbod van [geïntimeerde] is in algemene termen gesteld en ziet niet op concreet genoemde ter zake dienende feiten en omstandigheden. Dit bewijsaanbod voldoet daarmee niet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen.
“indruk”er op dat de deskundige niet zeker is over de feitelijke werkzaamheden. Het hof verwerpt dit standpunt. Het gebruik van het woord
“indruk”wijst niet op onmogelijkheid. Het gaat er echter om dat de deskundige kennelijk voldoende aanknoping ziet om een betrouwbaar beeld van de feitelijke werkzaamheden te krijgen. Dit blijkt ook uit de rest van het deskundigenbericht.
“Samenvatting van essentie van de werkzaamheden (ongeacht soort product)”,doet daarop een aantal
“Aanvullingen”en geeft aan dat hij zich op basis daarvan een beeld heeft kunnen vormen van
“de context, werkzaamheden en bezwarende omstandigheden”, die hij conform de afspraken in de cao
“paarsgewijs [heeft] vergeleken met het referentiemateriaal voor het bepalen van het functieniveau”.
P.07 Productiemedewerker II:het verrichten van handmatige, dan wel eenvoudige machinale productie-, controle- en/of inpakwerkzaamheden. Volgens hem komt dit, ook gezien de bezwarende omstandigheden en fysieke eisen overeen met niveau II. Over de functie van
P.03 Banketbakker IIzegt de deskundige – in overeenstemming met de omschrijving van het functieprofiel in de opeenvolgende jaargangen van de cao’s – het volgende.
“vooral”in het ambachtelijke segment (banketbakker of patisserie) voorkomt. Het is dus niet zo dat deze functie
“alleen maar”in dat segment voorkomt. [geïntimeerde] ziet zichzelf wel als banketbakker. De deskundige heeft met de enkele motivering dat [appellante] niet ambachtelijk zou zijn (wat irrelevant is) de volgende omstandigheden ten onrechte niet meegenomen:
“de verschillende bakkerswerkzaamheden (waaronder het samenstellen van mixen op basis van de receptuur), kans op fouten en de gevolgen daarvan, dat de snelheid en wijze van het werk werd bepaald door (het tempo van) de machines, het handmatig verplaatsen van mixen en siroop, het werken met troggen en ketels)”en
“Banketproducten die de heer [geïntimeerde] zelfstandig realiseerde: koekjes, eierkoeken, stroopwafels, gedecoreerde banketstaven. Broodproducten: met name partybroodjes (met decoratie)”.
“te arbitrair”zou zijn. Zonder objectieve rechtvaardiging heeft de deskundige meer waarde gehecht aan de opmerkingen van [appellante] en de huidige arbeidsomstandigheden dan aan de opmerkingen van [geïntimeerde] . De rapportage is daarom op grond van art. 19 Rv en art. 6 EVRM onbruikbaar.
(
punt a) niet het gewicht toe dat [geïntimeerde] daaraan toekent. In het deskundigenbericht (p. 3/10, punt 4) wordt het produceren van stroopwafels genoemd. In zijn brief van 9 maart 2023 (hierna: de brief) zegt de deskundige daarover dat die benoeming volstaat en verder geen gevolgen heeft voor de functie-indeling (p. 2/4, punten 3 en 4). Het hof ziet vanwege de deskundigheid van de deskundige geen reden om op dit punt anders te oordelen.
“Eén jaar in de leer geweest”(ook
punt a) zegt dat hij dat niet eerder had vernomen, dat dit door [appellante] moet worden bevestigd dan wel nader moet worden onderbouwd. Ten aanzien van de termijn van een jaar zegt de deskundige dat die
“niet relevant/bepalend”is, maar
“wel aantal leeruren onder normale omstandigheden”. Het hof ziet geen reden om er anders over te denken. De kwestie van het aantal leeruren is door [geïntimeerde] in zijn memorie na deskundigenbericht (onder 12) of elders ook niet verder uitgewerkt.
punt e) aan de orde is geweest en stelt daarbij verder de vraag hoe deze temperatuur wordt berekend (p. 2/4, punten 3 en 4). Het werken met verwerkingsmachines (ook punt e) is door de deskundige in zijn brief geplaatst in de categorie
“Bewaken van proces, waaronder instellen verwerkingsmachines (niet alleen verpakkingsmachines)”. Hij heeft erover gezegd dat er in het concept van het deskundigenbericht al is vermeld dat er met een oven wordt gewerkt en dat sprake is van machinaal werken. Ook hier zegt de deskundige dat punt e verder geen gevolgen heeft voor de functie-indeling. Het hof sluit zich gelet op diens deskundigheid ook hier bij aan.
punt b) is niet komen vast te staan en komt als gezegd (r.o. 9) voor risico van [geïntimeerde] .
“vooral”in het ambachtelijke segment (banketbakker of patisserie) voorkomt, maar niet dat deze functie
“alleen”in dat segment voorkomt
(
punt c). De bedoeling daarvan, uitgelegd volgens de cao-norm, is dat het type werk waar het hier om gaat – samengevat: secuur, verfijnd, hoogstaand vooral handmatig vakwerk waarbij nat gebak en verse producten worden gemaakt – vooral zal plaatsvinden bij de banketbakker en patisserie, maar niet uitgesloten is dat dit ook elders voorkomt. De deskundige is kennelijk van oordeel dat deze kwalificatie aan de werkzaamheden van [geïntimeerde] niet toekomt en het hof sluit zich daarbij aan. Dat [appellante] zich naar buiten toe profileert als banketbakker doet daar niet aan af.
punt d). [geïntimeerde] maakt niet concreet inzichtelijk welke relevante feiten ten aanzien van de werkzaamheden – anders dan de hiervoor genoemde kwesties – door de deskundige buiten beschouwing zijn gelaten.
punt f).
P.02. Assistent ambachtelijke bakkerijniet goed passend is. Dit oordeel heeft [geïntimeerde] niet, althans niet voldoende onderbouwd bestreden.
P.07 Productiemedewerker IIheeft vervuld. Slechts de meest subsidiair gevorderde verklaring voor recht is dus toewijsbaar. Daarbij zal worden vermeld dat het niveau II betreft, zoals de deskundige ook heeft geoordeeld. De bijbehorende loonvordering is toewijsbaar vanaf 1 november 2017 tot 20 december 2020. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen per de laatste datum ontbonden.
“deskundige Kers”. Weliswaar heeft [appellante] een volledige vernietiging van het bestreden vonnis gevorderd, maar tegen de veroordeling tot het betalen van bedoelde kosten is geen grief aangevoerd. De meest subsidiair gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar als hiervoor geoordeeld en hierna te bepalen.
Beslissing
met uitzondering vande veroordeling van [appellante] tot betaling van de kosten van deskundige Kers;
opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat [geïntimeerde] de functie van P.07 Productiemedewerker II, niveau II vervulde bij [appellante] ;
- veroordeelt [appellante] tot betaling van het daarbij behorende loon vanaf 1 november 2017 tot 20 december 2020, onder verstrekking van deugdelijke loonspecificaties;
- wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van de inschaling en loonbetaling ter zake;
- compenseert de proceskosten van het hoger beroep;
- verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige.