ECLI:NL:GHDHA:2023:2028

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AV 001168-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing van de wrakingskamer inzake verzoek tot wraking in strafzaak

Op 25 oktober 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoeker, dat was ingediend in het kader van een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gedaan op 12 oktober 2023, tijdens een terechtzitting waar de raadsheren mr. L.A. Pit, mr. B.P. de Boer en mr. W.S. Korteling zitting hadden. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M.P.K. Ruperti, voerde aan dat de rechters niet onpartijdig waren, onder andere vanwege de beslissing van het hof om het Openbaar Ministerie de kans te geven om op te treden, terwijl verzoeker dat niet mocht. Daarnaast werd gesteld dat er fouten in de tenlastelegging waren, wat zou wijzen op bewijsvervalsing.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren. De wrakingskamer benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De kamer oordeelde dat de aangevoerde gronden, zoals de motivering van de beslissingen van het hof en de procedurele keuzes, niet konden leiden tot een gegronde vrees voor vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek om wraking afgewezen, met de conclusie dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechters. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden naar de betrokken partijen, waaronder verzoeker en de advocaat-generaal.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : AV 001168-23
Rolnummer hoofdzaak : 22-000293-23
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 25 oktober 2023
inzake het mondelinge verzoek om wraking als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedaan door:

[verzoeker]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
hierna te noemen: verzoeker,
raadsman mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Apeldoorn.

Het geding en de feiten

1. In de strafzaak tegen verzoeker onder genoemd rolnummer heeft op 12 oktober 2023 een terechtzitting van de meervoudige strafkamer plaatsgevonden, alwaar mr. L.A. Pit, voorzitter, mr. B.P. de Boer en mr. W.S. Korteling, leden, zitting hadden.
2. Bij mondeling verzoek van 12 oktober 2023 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van genoemde raadsheren gedaan.
3. De raadsheren hebben niet in de wraking berust.

Het wrakingsverzoek

4. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 12 oktober 2023 rust het wrakingsverzoek op – zakelijk weergegeven – de volgende gronden:
De beslissing van het hof om het Openbaar Ministerie wel de kans te geven om opgenomen te worden en de verdachte niet. De gegeven onderbouwing van die beslissing (dat het een regiezitting betreft) staat niet in de persrichtlijn en is dus een gelegenheidsargument.
Het door de verdachte (verzoeker) gevoerde preliminaire verweer is ontijdig verklaard door het hof.
Pas bij einduitspraak wordt een beslissing genomen omtrent het ontvankelijkheidsverweer. Daarmee wordt uitgesloten dat er een tussenbeslissing kan komen en wordt gezegd dat de beslissing tot niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Ministerie niet tussentijds wordt genomen, ongeacht de feiten die misschien ter tafel komen.
Er staan duidelijke fouten/valsheden in de meermaals gewijzigde tenlastelegging. Er is evident geknipt en geplakt in de tenlastelegging. Dat is bewijsvervalsing en dat zijn strafbare feiten.

De beoordeling van het wrakingsverzoek

5. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
6. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter uit hoofde van zijn aanstelling te worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die
zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens de verdachte
een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verdachte bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Wrakingsgronden i t/m iii
7. Bij de beoordeling van wrakingsgronden i tot en met iii stelt de wrakingskamer verder voorop dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van die (tussen)beslissingen noch over een verzuim om te beslissen.
8. Wat betreft de motivering van een rechterlijke (tussen)beslissing geldt evenzeer dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (zie HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
9. In het licht van deze uitgangspunten oordeelt de wrakingskamer als volgt.
10. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat het hof toestemming heeft gegeven voor het maken van beeld- en geluidsopnamen van onderdelen van de zitting, te weten beeldopnamen van de opkomst van het hof en audio-opnamen van de voordracht van de advocaat-generaal. Ook voor het maken van beeld- en audio-opnamen van verzoeker is, na toestemming van verzoeker zelf, toestemming verleend. Het hof heeft beslist dat na de voordracht van de zaak alle audiovisuele apparatuur dient te worden uitgeschakeld. Voor die beslissing is bepalend geweest de omstandigheid dat de zitting een regiezitting betreft, waarop geen feitenbehandeling zal plaatsvinden (grond i).
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt voorts dat het hof het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie ontijdig heeft verklaard, nu het hof – zonder een onderzoek van de zaak zelf – geen inhoudelijke beslissing kan nemen over het verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging (gronden ii en iii).
11. Gelet op voornoemde uitgangspunten kunnen deze (tussen)beslissingen geen grond voor wraking opleveren. Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich evenmin de situatie voor dat de motivering van deze (tussen)beslissingen in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid en evenmin dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Wrakingsgrond iv
12. De wrakingskamer is van oordeel dat niet valt in te zien hoe de stelling dat (door het Openbaar Ministerie) in de tenlastelegging is geknipt en geplakt, en dat daardoor sprake is van bewijsvervalsing, raakt aan de gestelde (vrees voor) vooringenomenheid van de raadsheren van wie de wraking is verzocht.

Conclusie

13. Het voorgaande brengt mee dat het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting van de wrakingskamer aanstonds zal worden afgewezen (artikel 4 lid 2, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol gerechtshof Den Haag).

Beslissing

De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek om wraking af;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoeker, genoemde raadsheren en de advocaat-generaal mr. F. Holthuis.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023 door
mrs. H.J. van Kooten, Chr.Th.P.M. Zandhuis en M. Koole, in aanwezigheid van de griffier mr. L.A. Haas.