Op 25 oktober 2023 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoeker, dat was ingediend in het kader van een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gedaan op 12 oktober 2023, tijdens een terechtzitting waar de raadsheren mr. L.A. Pit, mr. B.P. de Boer en mr. W.S. Korteling zitting hadden. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M.P.K. Ruperti, voerde aan dat de rechters niet onpartijdig waren, onder andere vanwege de beslissing van het hof om het Openbaar Ministerie de kans te geven om op te treden, terwijl verzoeker dat niet mocht. Daarnaast werd gesteld dat er fouten in de tenlastelegging waren, wat zou wijzen op bewijsvervalsing.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren. De wrakingskamer benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid wordt vermoed, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. De kamer oordeelde dat de aangevoerde gronden, zoals de motivering van de beslissingen van het hof en de procedurele keuzes, niet konden leiden tot een gegronde vrees voor vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek om wraking afgewezen, met de conclusie dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechters. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden naar de betrokken partijen, waaronder verzoeker en de advocaat-generaal.