Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 21 februari 2023
[appellant] ,
Vopak Terminal Europoort B.V.,
De zaak in het kort
Het procesverloop in hoger beroep
De feitelijke achtergrond
“Hoofdstuk 21 Medewerkers (…) in dienst op 31-12-2009In dit hoofdstuk zijn de overgangsregelingen verzameld die van toepassing zijn op de medewerkers die onder de werkingssfeer vielen van de CAO voor personeel Vopak Tankopslag Nederland (2007-2009) en op 31 december 2009 in dienst waren bij (…). Samen vormen deze medewerkers een gesloten groep.
Bij ziekte vindt een correctie plaats op zowel de opbouw als de uitbetaling van ATV-dagen. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid wordt dit alleen toegepast bij langdurige ziekte (>42 dagen).”
Bij ziekte vindt een correctie plaats op zowel de opbouw van de ouderen dagen. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid wordt dit alleen toegepast bij langdurige ziekte (>42 dagen).”
Tijdens ziekte wordt geen arbeidstijdverkorting opgebouwd. Ter verheldering met betrekking tot ATV (opbouw en uitbetaling) en ouderendagen zal in de CAO worden opgenomen dat een correctie van opbouw en uitbetaling bij afwezigheid door ziekte plaatsvindt. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid wordt dit alleen toegepast bij langdurige ziekte (> 42 dagen).”
i) Bij overeenkomst van 29 maart 2022 hebben [appellant] en de verzekeraar van Vopak een regeling getroffen voor de afwikkeling van de door [appellant] ten gevolge van het bedrijfsongeval geleden schade (hierna: de vaststellingsovereenkomst). In art. 4 is bepaald:
“
Finale kwijtingTegenover de overeengekomen schadevergoeding en de hiervoor genoemde betaling(en), verleent belanghebbende aan verzekeraar en verzekerde finale kwijting. Door deze overeenkomst te ondertekenen verklaart belanghebbende geen enkele vordering meer te hebben op verzekeraar en diens verzekerde voor de schade die is ontstaan door dit ongeval en het letsel dat belanghebbende daarbij heeft opgelopen. Deze kwijting geldt voor alle materiële en immateriële schade die belanghebbende heeft geleden en in de toekomst mogelijk nog zal lijden. Belanghebbende kan dus niet meer op de zaak terugkomen.”
Voor de volledigheid, en zeer waarschijnlijk ten overvloede, merk ik nog op dat deze overeenkomst en de daarin verleende finale kwijting geheel los staat van de arbeidsrechtelijke procedure met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden tussen cliënt en Vopak.”
De verzoeken in eerste aanleg
De beschikking van de kantonrechter
De verzoeken in hoger beroep
De beoordeling in hoger beroep
‘voor de volledigheid, en zeer waarschijnlijk ten overvloede’vastlegt dat de finale kwijting los staat van de
‘arbeidsrechtelijke procedure met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden’is in lijn met deze uitleg. De vaststellingsovereenkomst en de brief moeten weliswaar worden uitgelegd volgens het zogeheten Haviltex-criterium, zodat niet alleen de taalkundige betekenis van de tekst van belang is, maar Vopak heeft geen argumenten aangevoerd waaruit kan volgen dat gelet op de omstandigheden van het geval en hetgeen partijen van elkaar mochten verwachten, een andere uitleg dan hiervoor weergegeven voor partijen voor de hand ligt. Het hof zal [appellant] dus ontvangen in zijn hoger beroep, ook voor zover het betrekking heeft op de vermeerderde verzoeken.
naastde overeengekomen vakantiedagen. In de tweede plaats geldt specifiek ten opzichte van deze jaarlijkse zes atv-dagen dat het karakter van ‘roostervrije dagen die vrij opneembaar zijn’ behouden is gebleven. Vóór 1 januari 2010 hadden de werknemers van Vopak (of haar rechtsvoorganger(s) de beschikking over 21 atv-dagen. Per 1 januari 2010 is dit gewijzigd in die zin dat vijf atv-dagen zijn omgezet in vakantiedagen, tien van die dagen worden uitbetaald en zes dagen ‘behouden blijven’ als ‘roostervrije dagen die vrij opneembaar zijn’. Uit de tekst van de cao 2018-2020 volgt dat in 2010 voor wat betreft deze zes dagen geen breuk met de 21 dagen uit het verleden is beoogd (‘behouden’). Van de 21 roostervrije dagen die een werknemer oorspronkelijk had, zijn er in de originele vorm dus nog zes over. Deze zes roostervrije dagen over 2019 en 2020 zijn dus geen voor uitbetaling in aanmerking komende vakantiedagen of daarmee al dan niet naar analogie overeenkomende dagen. Voor deze dagen is, in tegenstelling tot de (vijf) atv-dagen die in 2010 zijn omgezet in vakantiedagen en de tien atv-dagen die voor uitbetaling in aanmerking komen, juist niet voorzien in uitbetaling.
voor dat ongeval(zoals in deze zaak ook is gebeurd) maar heeft gedurende die periode geen aanspraak op werktijdverkorting, welk karakter de 6 atv-dagen nog immer hadden, door middel van uitbetaling van atv-dagen. Op het voorgaande strandt het verzoek van [appellant] . Dat geldt ook voor de eventueel tot [datum 1] 2019 opgebouwde dagen: [appellant] heeft immers niet gesteld dat de tot die datum opgebouwde dagen niet zijn opgenomen om andere redenen dan zijn arbeidsongeschiktheid. Omdat de (twee keer zes) roostervrije dagen niet voor uitbetaling in aanmerking komen, komt het hof niet meer toe aan beoordeling van de vraag of deze dagen al dan niet tijdens ziekte zijn opgebouwd.