ECLI:NL:GHDHA:2023:195

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
2200135714
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van hasj en mishandeling met procesafspraken in de mega zaak Sniper

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2014. De verdachte is beschuldigd van de invoer van twee grote partijen hasj vanuit Marokko naar Nederland, het aanwezig hebben van 814 gram hasj, wederrechtelijke vrijheidsberoving en een poging tot zware mishandeling. De zaak maakt deel uit van de mega zaak 'Sniper'. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de appelfase van meer dan zeven jaar. In het arrest is rekening gehouden met het afdoeningsvoorstel van de verdachte en het Openbaar Ministerie, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw instemden met de procesafspraken. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die is aangepast in het licht van de procesafspraken en de lange duur van de procedure. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, maar het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de procedure.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001357-14
Parketnummers: 09-767152-13 en 09-765048-13
Datum uitspraak: 9 februari 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de dagvaarding met parketnummer 09-765048-13 voor zover deze betrekking heeft op het onder 2 tenlastegelegde nietig verklaard en is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 09-767152-13 onder 1, 2 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief en 3 en bij parketnummer 09-765048-13 onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-767152-13:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 57,5 kilogram hasjiesj (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
  • die [slachtoffer], onder valse voorwendselen, in een auto meegenomen en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] meegenomen naar koffiehuis [naam koffiehuis] en/of
  • (vervolgens) de telefoon(s) van die [slachtoffer] ingenomen en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] meegenomen naar een (afgesloten) ruimte behorende tot voornoemd koffiehuis en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] vastgebonden op een stoel en/of
  • (vervolgens) met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op de knieën en/of de voeten en/of tenen, althans op het lichaam van die [slachtoffer] geslagen;
en/of
hij op of omstreeks 12 februari 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf, om aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijken als dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op de knieën en/of de voeten en/of de tenen, althans op het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en of een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2013 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade heeft mishandeld, een persoon genaamd [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] met een hamer, althans een hard en/of zwaar voorwerp, meermalen, althans eenmaal (met kracht) op de knieën en/of de voeten en/of de tenen, althans op het lichaam geslagen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 28 mei 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3805,6 gram hasjies (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 09-765048-13 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 06 september 2012 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een (grote) hoeveelheid hasjies (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 september 2012 te Marokko en/of te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een (grote) hoeveelheid hasjies (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het bij parketnummer 09-765048-13 onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep en dat het vonnis waarvan beroep voor het overige zal worden bevestigd, behalve ten aanzien van de in dat vonnis opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het bij parketnummer 09-767152-13 onder 1, 2 primair eerste en tweede cumulatief/alternatief en 3 en bij parketnummer 09-765048-13 onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Anders dan de advocaat-generaal is het hof – gelet op artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering - van oordeel dat tegen de beslissing ten aanzien van het bij parketnummer 09-765048-13 onder 2 tenlastegelegde voor de verdachte wel hoger beroep openstaat, zodat de verdachte ook ten aanzien van die beslissing ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, waarbij het hof overigens vaststelt dat, in verband met in hoger beroep tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte gemaakte procesafspraken, de in eerste aanleg door de verdediging gevoerde verweren expliciet niet zijn herhaald, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw recht worden gedaan.
Strafmotivering
Procesverloop
De onderhavige strafzaak maakt deel uit van de megazaak ‘Sniper,’ waarin de strafzaken van een aantal medeverdachten op 26 januari 2022 al zijn afgedaan door de innovatiekamer van dit hof. De onderhavige zaak heeft op 7 oktober 2021 op een regiezitting gestaan van de innovatiekamer van dit hof. De zaak is toen – in overleg met de verdachte en de raadsvrouw – aangehouden en afgesplitst van de zaken van de medeverdachten, zodat deze zaak op de reguliere wijze kon worden afgedaan. De zaak is vervolgens gepland voor een inhoudelijke behandeling op 25 januari 2023. Op 8 januari 2023 werd het hof door de advocaat-generaal geconfronteerd met procesafspraken in de onderhavige zaak, welke afspraken waren ondertekend door de verdachte en diens raadsvrouw.
De procesafspraken
De procesafspraken – die op de terechtzitting in hoger beroep tevens zijn ondertekend door de advocaat-generaal – luiden als volgt:
-
Verdachte heeft geen grieven ten aanzien van de bewezenverklaring zoals opgenomen in het vonnis van de rechtbank Den Haag; Verdachte kan zich vinden in de vaststelling van de bewezenverklaring van de rechtbank;
-
Verdachte en zijn raadsvrouw en de advocaat-generaal spreken af dat in deze zaak een straf in de vorm van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 180 uur;
-
Verdachte en zijn raadsvrouw en de advocaat-generaal zullen deze afspraken bekend maken aan het hof; Zij geven daarbij aan dat zij geen behoefte hebben aan een grondige en volledige inhoudelijke behandeling van de feiten;
-
Verdachte en zijn raadsvrouw en de advocaat-generaal leggen bij deze vast dat in het geval het hof overweegt een hogere straf op te leggen, ieder der partijen het hof kan verzoeken alsnog over te gaan tot de grondige en volledige inhoudelijke behandeling van deze strafzaak.
Op de terechtzitting in hoger beroep is door de advocaat-generaal de tweede procesafspraak op een aantal punten aangevuld, met welke aanvullingen de verdachte en de raadsvrouw hebben ingestemd.
De tweede procesafspraak luidt derhalve als volgt:
-
Verdachte en zijn raadsvrouw en de advocaat-generaal spreken af dat in deze zaak een straf in de vorm van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest,en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal conform de procesafspraken gerekwireerd, waaraan de raadsvrouw zich – bij wijze van pleidooi – heeft gerefereerd.
Het toetsingskader van de Hoge Raad: Waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hieromtrent in de onderhavige zaak als volgt.
De verdachte was samen met zijn raadsvrouw aanwezig op de terechtzitting in hoger beroep, waar door de verdediging is aangegeven dat de bezwaren tegen het vonnis waarvan beroep thans louter zien op de strafmaat. Vervolgens zijn op die terechtzitting de procesafspraken en de aanvullingen daarop uitvoerig besproken met de verdachte en diens raadsvrouw. Op basis van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep is het hof van oordeel dat de verdachte in de concrete omstandigheden van het geval vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Het hof heeft tevens in zijn beraadslagingen betrokken de vraag of in deze zaak, ten gevolge van de hierboven genoemde procesafspraken, de positie van [slachtoffer] als slachtoffer op enigerlei wijze in het gedrang is gekomen. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend, aangezien [slachtoffer] op geen enkele manier heeft laten weten op de hoogte te willen worden gehouden van deze strafzaak. Hij heeft (bijgevolg) evenmin aangegeven gebruik te willen maken van het spreekrecht. Ook een vordering tot schadevergoeding heeft hij niet ingediend. Geen van de zojuist genoemde factoren is door de procesafspraken beïnvloed, laat staan veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op de voorliggende procesafspraken (het afdoeningsvoorstel).
Concreet: De strafmotivering in de onderhavige zaak
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van twee grote partijen hasj vanuit Marokko naar Nederland en aan het aanwezig hebben van 814 gram hasj. De verdachte heeft door aldus te handelen de illegale invoer van hasj bevorderd en daarmee een bijdrage geleverd aan het op de markt brengen van die verdovende middelen. Daarnaast heeft de verdachte de wettelijke normen ter bescherming van de volksgezondheid ernstig geschonden, nu hasj bij regelmatig gebruik schadelijk is voor de gebruikers. De verdachte heeft
geen oog gehad voor de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. Het ging hem kennelijk enkel om het geld dat met de drugshandel kon worden verdiend.
Ook heeft de verdachte actie ondernomen toen een door hem op Schiphol op te halen koffer met hasj leek te zijn verdwenen. De verdachte heeft geregeld dat een persoon, van wie werd vermoed dat hij mogelijk de koffer hasj had gestolen, wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd, waarbij deze persoon is vastgebonden en met een hamer is geslagen door een medeverdachte. In dit laatste geval is ook de fysieke integriteit van een ander ernstig geschonden, een omstandigheid waar het hof zwaar aan tilt, waarbij het hof wel overweegt dat de verdachte geen leidende rol heeft gehad bij de geweldshandelingen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het dat hij na de laatste veroordeling van 19 september 2014 niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft verder geconstateerd dat in de appelfase sprake is van een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM. Sinds het instellen van het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank op 1 april 2014 zijn bijna 9 jaren verlopen en is de redelijke termijn daarmee met bijna 7 jaren overschreden. Het hof overweegt hierbij dat er weliswaar op 9 oktober 2015 een regiezitting is geweest, waarbij vijftien getuigenverzoeken zijn toegewezen, maar dat aan de andere kant vaststaat dat het dossier op 26 augustus 2019 gereed was voor inhoudelijke behandeling en dat er tot de regiezitting op 7 oktober 2021 niets meer is gebeurd met de onderhavige zaak, terwijl dat laatste in zijn geheel niet aan de verdediging is te wijten.
Gelet op – onder meer - het tijdsverloop sedert het plegen van de feiten, de overschrijding van de redelijke termijn en daarmee de ouderdom van de onderhavige zaak is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, niet langer opportuun is, zeker niet nu dit zou betekenen dat de verdachte in de onderhavige zaak opnieuw gedetineerd raakt. Het hof overweegt daarbij dat beoogde strafdoelen als generale en speciale preventie, en de vergeldingsgedachte die in de bestraffing liggen besloten steeds meer uit beeld raken naarmate de berechting in dit soort oude strafzaken langer duurt.
Gelet op het vorenstaande alsmede op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht, en op de straffen die in de eerdere Sniper-arresten zijn opgelegd, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf, zoals vastgelegd in de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, een passende straf is.
Het hof is, alles afwegende en in samenhang bezien, in lijn met de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur - gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest -alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 282 en 303 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door mr. Y.C. Bours, mr. J. Candido en mr. G.C. Haverkate, in bijzijn van de griffier
mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2023.