In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 september 2022. De Rechtbank had de waarde van een onroerende zaak, een restaurant met bijbehorende ruimtes, vastgesteld op € 1.590.000, na het verlagen van de oorspronkelijke waarde van € 1.755.000 die door de Heffingsambtenaar was vastgesteld. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op 1 januari 2020, en het geschil draait om de vraag of deze waarde te hoog is vastgesteld. De Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd om de vastgestelde waarde te onderbouwen, en dat de door de belanghebbende voorgestelde waarde van € 999.000 niet voldoende was onderbouwd. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld dat de Heffingsambtenaar met zijn waarderapport en berekeningen aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de uitspraak op bezwaar bevestigd, waarmee de waarde van de onroerende zaak op € 1.755.000 is vastgesteld. De uitspraak is gedaan op 30 augustus 2023.