Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verdere procesverloop in hoger beroep
2.De verdere boordeling in hoger beroep
[de secretaresse] (secretaresse bij CBC) en [de leidingevende] (leidinggevende van [werknemer] ). In de contra-enquête heeft [werknemer] zichzelf laten horen.
- Op 26 mei 2020 is er met [werknemer] een gesprek gevoerd waarbij CBC hem heeft geconfronteerd met het feit dat [werknemer] stelselmatig minder uren werkte dan de overeengekomen veertig uur. [werknemer] is over de inhoud van dit gesprek kennelijk gealarmeerd geraakt. Hij heeft op 27 mei 2020 getracht de overwerkbon over april 2020, die [de leidingevende] op 25 mei 2020 had ondertekend en die [werknemer] diezelfde dag in de postbus bestemd voor P&O had gedeponeerd, te vervangen door een andere bon. Op die eerste overwerkbon had [werknemer] te veel uren gedeclareerd. [werknemer] heeft echter tegen [de leidingevende] gezegd dat hij niet zeker wist of de eerste bon door [de leidingevende] was getekend en heeft hem gevraagd een tweede bon te ondertekenen. Op de tweede bon werden minder overuren gedeclareerd.
- [werknemer] is vervolgens naar de vertrouwenspersoon gegaan om te vragen hoe hij een en ander verder moest aanpakken. De vertrouwenspersoon heeft hem naar de secretaresse, [de secretaresse] , verwezen. [werknemer] heeft [de secretaresse] gevraagd of zij een sleutel van de postbus had om de bonnen om te wisselen. [de secretaresse] gaf aan die niet te hebben. Daarop heeft [werknemer] met haar afgesproken dat zij zou achterhalen wie wel een sleutel had en dat zij dan de bonnen zou omwisselen. Omdat [de secretaresse] het niet vertrouwde, heeft zij de tweede bon aan [de verantwoordelijke vd locatie] gegeven, die toen constateerde wat [werknemer] van plan was geweest.
- [werknemer] heeft [de verantwoordelijke vd locatie] over het omwisselen van de bonnen geen openheid van zaken gegeven, hoewel hij hem op de gang tegenkwam toen hij terugliep van zijn bezoek aan [de secretaresse] . Tegen [de leidingevende] heeft [werknemer] evenmin gezegd waar het hem werkelijk om ging. Zowel tegen [de leidingevende] als tegen [de secretaresse] heeft [werknemer] ten onrechte gezegd dat het hem erom te doen was een niet getekende overwerkbon te vervangen door een getekende bon.
- De registratie in het KABA-systeem, waarop CBC haar stelling heeft gebaseerd, vertoont aanzienlijke gebreken, althans CBC heeft de desbetreffende gegevens gemanipuleerd.
- Overwerk door de week werd niet afzonderlijk uitbetaald. Als [werknemer] door de week overwerkte, registreerde hij dat daarom op de overwerkbon van de zaterdag daarop. Dit verklaart bijvoorbeeld het aantal gedeclareerde uren op de overwerkbonnen van 9 november 2019 en 7 december 2019. CBC heeft daarmee geen rekening gehouden.
- De arbeidsduur van veertig uur moet worden gecorrigeerd, in die zin dat er in werkelijkheid een arbeidsduur van 36 uur in de week gold omdat er vier ADV-uren per week in aftrek moeten worden gebracht.
- [werknemer] behoefde geen 8½ uur per dag aanwezig te zijn, maar slechts acht uur per dag. Hij had namelijk met [de leidingevende] afgesproken dat hij zou afzien van een (lunch)pauze.
- [werknemer] verkeerde in de veronderstelling dat hij acht uur per dag, inclusief lunchpauze, diende te werken. Hij meende dat dit zo was omdat hij bij de aanvang van het dienstverband in ploegendienst werkte, waar in de achturige werkdag een pauze van dertig minuten was inbegrepen. [werknemer] is ervan uitgegaan dat diezelfde regel ook gold toen hij later bij het magazijn aan de slag is gegaan. CBC heeft hem bij aanvang van zijn werkzaamheden in het magazijn ook niet geïnformeerd dat de pauzes voortaan in eigen tijd zouden zijn.
3.Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter Dordrecht van 22 oktober 2020;
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van CBC tot op heden begroot op € 772,- aan verschotten en € 3.549,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt CBC in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op € 1.183,- aan salaris advocaat;
- verklaart deze beschikking ten aanzien van de kostenveroordeling in principaal hoger beroep uitvoerbaar bij voorraad.