Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/10/578356/ HA ZA 19-656.
1.Het verdere procesverloop in hoger beroep
- het arrest van 20 december 2022 (hierna: het tussenarrest)
- de akte uitlaten van [verweerder]
- de akte uitlaten oproepen getuigen van [appellant]
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 februari 2023
- de akte houdende aanvullende producties van [verweerder], met producties 2-5
- de akte uitlaten oproepen getuigen van [appellant]
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 februari 2023
- de memorie na enquête van [appellant]
- de memorie na getuigenverhoor tevens houdende akte aanvullende producties van [verweerder], met producties 6-7
- de antwoordmemorie na enquête van [appellant]
- de antwoordmemorie na getuigenverhoor van [verweerder].
2.Verdere beoordeling
Aankoop [woonark] door [appellant]
- partijen hebben destijds afgesproken dat [appellant] de benodigde aanbetaling voor de [woonark] en [het eetcafé] van € 50.000 zou doen aan [betrokkenen], en € 10.000 zou inbrengen voor onderhoud; daartegenover zou hij zodra dit mogelijk was de volle eigendom krijgen van de [woonark], waarin hij op termijn (als de zittende huurder zou zijn vertrokken) ook zou gaan wonen;
- [het eetcafé] zou gemeenschappelijke eigendom blijven; de resterende hypotheekschuld aan [betrokkenen] zou zoveel als mogelijk moeten worden gefinancierd uit de exploitatie van [het eetcafé];
- later, bij de aankoop van [het motorschip] door [verweerder], was de bedoeling dat [verweerder] € 22.500 zou aflossen aan de ouders van [appellant], en dat de resterende € 20.000 van de koopprijs voor [het motorschip] zou worden verrekend met de niet-voldane inbrengverplichting van [appellant] (die niet € 60.000 had ingebracht, maar € 22.500);
- dit alles is meermalen in het bijzijn van [boekhouder] besproken. De bedoeling was zonneklaar, de afspraken waren keihard.
3.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 juni 2020 wat betreft de dicta 3.1, 3.2, 3.4, 3.5, 3.6 en 3.8 geheel, en wat betreft de dicta 3.3 en 3.7 voor zover de rechtbank meer heeft toegewezen dan € 9.833,29, vermeerderd met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) daarover vanaf 19 februari 2019;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt [appellant] tot betaling aan [verweerder] van € 10.736,60, vermeerderd met de helft van het verschil tussen de hypotheekbetalingen die [verweerder] in de periode 13 juli 2021 tot en met 16 februari 2023 mocht hebben gedaan enerzijds, en zijn huurontvangsten voor de [woonark] in die periode anderzijds, het geheel vermeerderd met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf de datum van dit arrest;
- veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [appellant] van € 27.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 7.500 vanaf 1 juli 2017 en over het restant vanaf 14 januari 2019;
- veroordeelt [verweerder] tot terugbetaling aan [appellant] van wat deze ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [verweerder] mocht hebben betaald, voor zover het vonnis met dit arrest is vernietigd, binnen twee dagen na de datum van dit arrest, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf de betaaldatum of -data;
- verklaart dit arrest wat deze veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af.