5.2.De Heffingsambtenaar dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Gelet op dit uitgangspunt, zal het Hof eerst beoordelen of de Heffingsambtenaar hierin is geslaagd en vervolgens de concrete geschilpunten (zie 4.1) behandelen.
5.3.1.Het Hof stelt voorop dat het de Heffingsambtenaar is toegestaan om in iedere fase van het geding een andere onderbouwing van zijn standpunt te geven, mits uiteraard belanghebbende voldoende gelegenheid heeft gehad hierop te reageren. Over dat laatste klaagt belanghebbende niet. Naar volgt uit de matrix is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. In de matrix is de waarde vastgesteld op € 341.000 en is verwezen naar de opbrengst behaald bij verkoop van de vergelijkingsobjecten. Niet vereist is dat de vergelijkingsobjecten identiek zijn aan de woning. Vereist is dat de vergelijkingsobjecten voldoende soortgelijk zijn, mits de Heffingsambtenaar bij de bepaling van de waarde voldoende rekening heeft gehouden met de onderlinge verschillen.
5.3.2.Het Hof acht de vergelijkingsobjecten wat betreft bouwjaar, type (appartement), inhoud en ligging (in dezelfde straat) voldoende vergelijkbaar met de woning, zodat de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten als richtsnoer kunnen dienen bij het bepalen van de waarde van de woning. De verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning – ook voor wat betreft de bijgebouwen – zijn niet van een zodanige omvang dat deze vergelijkingsobjecten niet goed bruikbaar zijn. De Heffingsambtenaar heeft met het taxatierapport en de matrix inzicht gegeven in de wijze waarop hij rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning. Deze verschillen betreffen vooral de aanwezigheid van een parkeerplaats, die de woning en [adres 4] wel hebben en [adres 3] en [adres 2] niet. Voor kwaliteit en onderhoud is de Heffingsambtenaar voor alle in de matrix genoemde objecten uitgegaan van gemiddeld. Gesteld noch gebleken is dat dit niet juist is. De Heffingsambtenaar heeft de verkoopprijzen die de vergelijkingsobjecten hebben opgebracht, geïndexeerd naar de waardepeildatum en de uitkomsten vervolgens geanalyseerd. Hierbij zijn vaste bedragen gehanteerd voor de parkeerplaats en voor de berging en is een waarde per vierkante meter gehanteerd voor het balkon. Het restant van de verkoopprijs na aftrek van deze bedragen is toegerekend aan de inhoud van het appartement, die voor alle objecten gelijk is (275 m3).
5.3.3.Gelet op de geïndexeerde verkoopprijzen die voor de vergelijkingsobjecten zijn behaald (€ 345.937, € 336.996 en € 318.294) is de voor de woning vastgestelde waarde van € 330.000 niet te hoog. Zeker niet in vergelijking met de verkoop van het in hetzelfde complex gelegen appartement [adres 3] , dat even groot is en zonder parkeerplaats een geïndexeerde prijs van € 345.937 heeft opgebracht.
5.3.4.De conclusie luidt dat de Heffingsambtenaar is geslaagd in de op hem rustende bewijslast. Het Hof zal hierna beoordelen of de behandeling van de door belanghebbende opgeworpen geschilpunten een neerwaarts effect op de waarde van de woning heeft.
5.4.1.Tussen partijen is terecht niet in geschil dat het gedeelte van de verkoopprijs dat betrekking heeft op de VvE-reserve, geen deel uitmaakt van de prijs die betaald wordt voor een woning of voor het recht daarop en uit de WOZ-waarde dient te worden geëlimineerd (HR 13 augustus 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7268, BNB 2010/332, en HR 8 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5446, BNB 1993/325). Wel verschillen partijen van mening over de wijze waarop de VvE-reserve dient te worden geëlimineerd. 5.4.2.Belanghebbende heeft erop gewezen dat voor een eerder belastingjaar een bedrag van € 8.000 - € 9.000 in aftrek is gebracht. De moeder van belanghebbende, de vorige eigenaar, heeft in maart 2020 een brief van de gemeente ontvangen waarin wordt uitgelegd dat alsnog rekening met de reserve moet worden gehouden en dat de aftrek op dit bedrag is bepaald. De WOZ-waarde van dat jaar is daarna met dat bedrag ambtshalve verminderd. Belanghebbende bepleit een aftrek in dezelfde orde. Uit de matrix blijkt dat de Heffingsambtenaar bij de vergelijkingsobjecten met een lagere aftrek rekening heeft gehouden, zodat het verschil alsnog op de WOZ-waarde in mindering dient te worden gebracht. Ter zitting heeft de Heffingsambtenaar verklaard, dat de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten van de VvE-reserve zijn geschoond door het in de akte opgenomen bedrag van de verkoopprijs af te trekken. De overgebleven nettoprijzen zijn vervolgens geanalyseerd op de wijze zoals uiteengezet in 5.3.2. Bij de analyse van de verkopen blijft de VvE-reserve dus buiten beschouwing, zodat de VvE-reserve in de vergelijking ten behoeve van de vaststelling van de waarde van de woning geen rol speelt.
5.4.3.Het Hof volgt het standpunt van de Heffingsambtenaar, omdat dit tot een zuiverder benadering van de WOZ-waarde zonder VvE-reserve leidt. De VvE-reserve die in de verkoopprijs van een appartement zit, staat in de regel in de akte. De koper betaalt de verkoper dit bedrag in ruil voor het bij het gekochte horende aandeel in de reserves van de vereniging van eigenaren, waarvan de koper van rechtswege lid wordt. Dit bedrag wordt dus niet betaald voor het gekochte zelf en wordt uit de verkoopprijs geëlimineerd. Wat overblijft, is de nettoprijs die de koper heeft willen betalen. Deze nettoprijs – waarin dus geen VvEreserve is begrepen – wordt vervolgens geanalyseerd. De nettoprijzen van een aantal goed vergelijkbare appartementen dienen als basis voor de waardering van de woning. De waarde van de woning wordt dus herleid uit deze nettoprijzen en is dus al geschoond van de VvEreserve. Er bestaat dus geen noodzaak om (nog eens) met een VvE-reserve rekening te houden. De vergelijking is immers op een nettobasis. Dit levert de zuiverste methode van eliminatie op, omdat door de vroege eliminatie ieder effect van de VvE-reserve verdwijnt.
5.4.4.Dat toch met een hoger bedrag rekening moet worden gehouden omdat dit in de brief van de gemeente staat, volgt het Hof niet. De brief was gestuurd om eenmalig een vergissing van de gemeente recht te zetten. In de brief staat niet dat dezelfde correctie in het vervolg ieder jaar zal worden toegepast. Het was de meest praktische manier om de vergissing recht te zetten, hoewel niet de zuiverste. Niet van belang is dat iemand namens de Vereniging van Eigenaren waarvan de moeder van belanghebbende en nu belanghebbende lid is, het juiste bedrag aan de gemeente heeft doorgegeven. Zoals hiervoor uitgelegd, heeft de Heffingsambtenaar met nettoprijzen gerekend, waaruit het effect van de VvE-reserve is geëlimineerd.