ECLI:NL:GHDHA:2023:1800

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
2200227022
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor belaging wegens onvoldoende stelselmatige incidenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, voor belaging van de aangeefster. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken.

De zaak draait om de vraag of de verdachte stelselmatig de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster heeft geschonden. De verdachte en de aangeefster hadden een liefdesrelatie die eindigde in problemen, wat leidde tot een aangifte van belaging. Het hof heeft de gedragingen van de verdachte beoordeeld aan de hand van de aard, duur, frequentie en intensiteit van zijn acties. Hoewel de verdachte na een stop-gesprek contact heeft gezocht met de aangeefster, concludeert het hof dat de incidenten niet voldoende stelselmatig waren om te spreken van belaging.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten contact heeft gezocht, maar dat deze momenten van korte duur waren en met weken ertussen. De verdachte heeft erkend dat hij in de toekomst geen contact meer met de aangeefster zal opnemen. Het hof heeft geoordeeld dat de afzonderlijke incidenten niet voldoende zijn om de verdachte te veroordelen voor belaging, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002270-22
Parketnummer: 10-122246-22
Datum uitspraak: 14 september 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 5 augustus 2022 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
BRP-adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uren voorwaardelijk, subsidiair 16 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens is aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks de periode 2 maart 2022 tot en met 10 mei 2022 te Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster], door
- veelvuldig via WhatsApp berichten naar haar te sturen en/of
- haar via Facetime te bellen via het account van een gezamenlijke kennis en/of vriend en/of
- een of meer vrienden en/of kennissen en/of familieleden van haar te benaderen en/of
- aan voornoemde vrienden en/of kennissen en/of familieleden te vragen of zij een bericht willen doorgeven aan haar en/of
- zich op te houden in de buurt van haar woning en/of
- haar te volgen en/of haar op te zoeken en/of
- haar bij de armen vast te pakken en/of
- haar telefoon uit haar handen te pakken en de telefonische verbinding met de politie te verbreken met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk onder oplegging van bijzondere voorwaarden inhoudende een meldplicht en een ambulante behandeling. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de dadelijk uitvoerbare vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met [aangeefster]. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een contactverbod met [aangeefster] als bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394).
De verdediging heeft zich – zakelijk weergegeven - op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs is.
Het hof constateert dat de aangeefster en de verdachte gedurende enkele jaren een liefdesrelatie hebben gehad. Binnen die relatie zijn in toenemende mate problemen ontstaan, wat geleid heeft tot het verbreken van de relatie door de aangeefster. De verdachte kon dit moeilijk accepteren en probeerde nog contact te zoeken. zodanig zelfs dat er op enig moment aangifte tegen hem is gedaan.
De aangifte bevat een reeks gedragingen van de verdachte die door de aangeefster als een aantasting van haar persoonlijke vrijheid werden opgevat. Contact daarover met de politie heeft geleid tot een zogenaamd stop-gesprek met de verdachte op 2 maart 2022. Gelet op de tenlastelegging moet het hof beoordelen of de verdachte ook na dit gesprek de aangeefster nog heeft belaagd.
De verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij na het stop-gesprek nog pogingen heeft ondernomen om in contact te komen met de aangeefster. Nadat de aangeefster op 29 maart 2022 een afspraak had gehad met buurman [buurman], heeft de verdachte op 30 maart 2022 via de telefoon van deze [buurman] de aangeefster gevideobeld. De aangeefster heeft de verbinding verbroken toen zij zag dat het de verdachte was.
Op 21 april 2022 ging aangeefster eten bij gemeenschappelijke kennissen, [kennis 1] en [kennis 2]. Al dan niet op initiatief van [kennis 2] heeft de verdachte daarna via de telefoon van [kennis 2] een bericht aan de aangeefster verzonden. Een vergelijkbaar bericht ontving de aangeefster ook op 23 april 2022 van een voor haar onbekend nummer, op naam van ”[naam]”. Twee dagen daarna werd via ditzelfde nummer een follow-up bericht verstuurd.
Op 10 mei 2022 volgde uiteindelijk een fysieke ontmoeting nadat de verdachte vanaf een terras de aangeefster had gezien en achter haar aan is gelopen. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier die erop wijzen dat de verdachte wist dat de aangeefster daar in de buurt zou zijn.
Het hof stelt vast dat de verdachte op meerdere momenten na het stop-gesprek weer contact heeft gezocht met de aangeefster. Eenmaal via videobellen, enkele malen kort op elkaar via WhatsApp-berichten en eenmaal vanwege een fysieke ontmoeting. De verdachte was een gewaarschuwd mens. Hij had zijn emoties moeten beheersen en hij had geen contact moeten zoeken, ook niet op het moment dat de aangeefster (via gemeenschappelijke vrienden en fysiek) dichtbij was. Hij had moeten weten dat deze acties bij zijn voormalige vriendin gevoelens van onbehagen en zelfs paniek zouden veroorzaken.
Toch zal het hof de verdachte vrijspreken van belaging, omdat de afzonderlijke incidenten onvoldoende stelselmatig van aard zijn. Het gaat om een beperkt aantal momenten, van korte duur met steeds weken ertussen.
Het hof overweegt ten overvloede dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard in te zien dat hij in de toekomst geen enkel contact met de aangeefster meer zal mogen initiëren, direct noch indirect via derden. Het hof gaat ervan uit dat alles dat zich heeft afgespeeld binnen deze rechtszaak, zelfs nu verdachte wordt vrijgesproken, een afdoende waarschuwing voor de verdachte zal zijn.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. B. Stapert, mr. A.H.T. de Haas en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffiers mr. J.H.M. Peusken en mr. H.E.M. Lucas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2023.
mr. A.H.T. de Haas en mr. J.J.H.M. van Gennip zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.