In deze zaak heeft verzoeker, wonend in [woonplaats], verzocht om verwijdering van zijn persoonsgegevens uit het register van de Stichting Bureau Krediet Registratie (BKR). Verzoeker stelt dat de registratie hem belemmert bij het verkrijgen van een hypothecaire lening voor de aankoop van een eigen woning. Het hof moet beoordelen of ING Bank N.V. dwingende gerechtvaardigde gronden heeft om de registratie te handhaven, die zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker. De procedure in hoger beroep begon met een verzoekschrift dat op 1 maart 2022 is ingediend, en op 13 december 2022 vond een mondelinge behandeling plaats. De rechtbank had eerder het verzoek van verzoeker afgewezen na een belangenafweging. Het hof overweegt dat verzoeker niet heeft betwist dat de registratie in 2013/2015 op goede gronden is aangebracht, en dat hij zijn schuld pas in 2019 heeft voldaan. Het hof concludeert dat de belangen van ING bij handhaving van de registratie zwaarder wegen dan die van verzoeker, die onvoldoende heeft aangetoond dat de registratie de enige reden is voor het niet verkrijgen van een hypothecaire lening. Het verzoek van verzoeker wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.