Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
[appellante 2],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 21 januari 2022 waarmee [eigenaren D] in hoger beroep zijn gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2021;
- de memorie van grieven tevens vermeerdering van eis van [eigenaren D] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [eigenaar B] , met bijlagen;
- de akte van [eigenaren D] , met bijlagen;
- de antwoordakte van [eigenaar B] .
3.Feitelijke achtergrond
om met een personenauto te komen van – en te gaan naar de [A-straat] , welk pad aansluit op de bestaande stoep, gelegen aan de oostzijde van de woning [A-straat nr. 2] , eigendom van lastgever [… 2] ,
enerzijds en de percelen[ [D] ]
en[ [E] ]
is gelegen een sloot,
als heersend erf en ten laste van de percelen[ [A] , [C] en [B] ]
en[ [D] ]
als lijdende erven (…) wordt gevestigd een recht van weg om te komen van- en te gaan naar de heersende erven en de [A-straat] ,
zal worden gedempt door en voor rekening van de komparant Van [… 1] ,
en[ [E] ]
gezamenlijk en die van het pad verder in zuidelijke richting uitsluitend door de eigenaar van nummer[ [E] ]
(…).
, [C] en [B] .”
4.Procedure bij de rechtbank
-
primair[eigenaren D] eigenaar zijn van de omstreden strook;
-
subsidiair[eigenaren D] rechthebbende zijn van een erfdienstbaarheid van weg over de omstreden strook met bepaalde eigenschappen;
-
meer subsidiairde vordering van [eigenaar B] tot opheffing van het onrechtmatige voortdurende gebruik van de omstreden strook is verjaard.
Zij hebben hun primaire vordering gegrond op verkrijgende dan wel bevrijdende verjaring. Aan hun meer subsidiaire vordering hebben zij ten grondslag gelegd dat indien zij niet eigenaar zijn geworden van de omstreden strook, jarenlang sprake is geweest van een onrechtmatige situatie, namelijk het gebruik van die strook zonder recht of titel, en dat de vordering om die situatie te beëindigen na twintig jaar is verjaard.
-
in geval zij de vorderingen van [eigenaren D] toe- of afwijst, hen veroordeelt om op straffe van een dwangsom te gedogen dat [eigenaar B] de haag en de conifeer rooit en het hekwerk vervangt; en
-
in geval zij de vordering van [eigenaren D] toewijst, voor recht verklaart dat [eigenaren D] onrechtmatig hebben gehandeld door de omstreden strook in bezit te nemen, aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende schade en dat de eigendomsgrens volgens de kadastrale reconstructie uit 2019 loopt en [eigenaren D] veroordeelt om aan [eigenaar B] het bezit terug te verschaffen van de omstreden strook.
5.Vorderingen in hoger beroep
primaireen
meer subsidiairevorderingen toewijst, de vorderingen van [eigenaar B] alsnog afwijst en, samengevat:
-
primair: [eigenaar B] op straffe van een dwangsom veroordeelt tot herplaatsing van een gezonde en groeiende, met de verwijderde haag en conifeer vergelijkbare haag en conifeer;
-
subsidiair:[eigenaar B] veroordeelt tot vergoeding van de schade ten gevolge van het verwijderen van haag en conifeer;
-
daarnaast(zo begrijpt het hof): [eigenaar B] veroordeelt tot betaling van € 145,20 aan notariële kosten en € 136,20 aan kadasterkosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
6.Beoordeling in hoger beroep
[eigenaar D2] is ontvankelijk in zijn vorderingen (Grief 1)
privacyterwijl de conifeer voor een fraai uitzicht zorgt. Beide hebben zij een waardeverhogend effect op het perceel van [eigenaar D1] . De belangen die [eigenaar B] daar tegenover stelt zijn volgens [eigenaren D] niet valide. [eigenaar B] kan zijn perceel ook zonder belemmering door de conifeer bewerken als de onderkant van die conifeer regelmatig aan de kant van perceel [B] wordt gesnoeid. Ook de haag kan aan de kant van het hekwerk worden gesnoeid. [eigenaren D] hebben dit ook altijd gedaan. Daarnaast grazen er sinds 2020 geen koeien meer op perceel [B] en wordt daar alleen een paar keer per jaar het gras gemaaid en weggenomen, zo betogen nog steeds [eigenaren D] .
privacy, een mooi uitzicht en de daarmee gepaard gaande waardestijging van perceel [E] kan daarmee niet worden gesproken van een uitoefening die dermate onredelijk is, dat [eigenaar B] daarvan had moeten afzien. Daar komt bij dat [eigenaren D] hun
privacyook kunnen beschermen door een haag aan hun kant van de weg te planten en dat zij op hun eigen perceel zoveel bomen kunnen planten als zij willen (voor zover dat geen hinder oplevert voor hun buren).
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2021, behalve voor zover [eigenaar D2] daarin in conventie niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vorderingen;
- vernietigt dat vonnis in zoverre en, opnieuw recht doende:
- wijst de nieuwe, in hoger beroep ingestelde vorderingen van [eigenaren D] af;
- veroordeelt [eigenaren D] hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [eigenaar B] vastgesteld op € 343,- aan griffierecht en € 1.774,50 aan salaris van de advocaat, bij niet betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vandaag;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.