ECLI:NL:GHDHA:2023:1663

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
BK-22/01313 tm BK-22/01326
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende, [X] B.V., tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 20 december 2022. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens het niet betalen van het griffierecht. Belanghebbende had een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar het Hof oordeelde dat de gemachtigde van belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de ontvangst van de betalingsherinnering redelijkerwijs kon worden betwijfeld. De griffierechten waren niet voldaan, ondanks dat de gemachtigde op 31 januari 2023 een beroep op betalingsonmacht had gedaan. Het Hof overwoog dat de gemachtigde de betalingsherinnering had ontvangen, aangezien deze aangetekend was verzonden en op 31 januari 2023 was afgehaald. Het Hof concludeerde dat er geen verschoonbare omstandigheden waren die de niet-betaling van het griffierecht konden rechtvaardigen. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-22/01313 tot en met BK-22/01326

Uitspraak van 30 augustus 2023

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: D.A.N. Bartels)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 20 december 2022, nummers SGR 21/7635 tot en met SGR 21/7642, SGR 21/7644 tot en met SGR 21/7648 en SGR 21/7651

Procesverloop in hoger beroep

1.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Van de zijde van belanghebbende zijn op 3 januari 2023 en op 20 juni 2023 nadere stukken ingekomen.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 19 juli 2023. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt

Feiten

2.1.
Op 16 december 2022 is per aangetekende post aan de gemachtigde van belanghebbende een brief over de beroepen op betalingsonmacht inzake griffierecht verzonden naar het adres: [A B.V.] , t.a.v. D.A.N. Bartels, [postadres] , [postcode en woonplaats] . Deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Al een aantal jaren ontvangt het Gerechtshof brieven van u in zaken waarin u de gemachtigde bent. In deze brieven schrijft u onder meer dat u “namens onze opdrachtgever” een beroep op “betalingsonmacht” doet. Vervolgens is in al deze gevallen het procesverloop als volgt:
- Het Gerechtshof neemt een dergelijke brief in behandeling als een beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht van de belanghebbende.
- De griffier verzoekt u vervolgens een formulier in te vullen en/of gegevens te verstrekken van de belanghebbende om te kunnen toetsen of het beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht kan slagen.
- U betaalt vervolgens (gedeeltelijk) het wettelijk verschuldigde griffierecht en/of doet nogmaals een beroep op betalingsonmacht en/of stuurt een brief waarin u schrijft dat u het recht heeft om namens uzelf, als zijnde de gemachtigde, een beroep op betalingsonmacht te doen, met daarbij vaak gegevens die zien op [A B.V.]
- De griffier deelt u vervolgens mee dat geen gegevens zijn overgelegd of dat uitsluitend wordt gekeken naar het inkomen en het vermogen van de belanghebbende en niet naar de draagkracht van [A B.V.] , en wijst het beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht af.
Hierbij deel ik u mee dat het Gerechtshof in het vervolg in zaken waarin u de gemachtigde bent, uitsluitend beroepen op betalingsonmacht inzake griffierecht in behandeling zal nemen waarbij
directeen voor de desbetreffende zaak ingevuld formulier wordt meegestuurd, dan wel waarbij
directop andere wijze de gegevens worden verstrekt die het Gerechtshof nodig heeft om het beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht inhoudelijk te kunnen beoordelen. De in dit formulier of op andere wijze verstrekte gegevens dienen dus betrekking te hebben op
de belanghebbende. Indien u verzuimt hieraan te voldoen, wordt geen acht geslagen op het beroep op betalingsonmacht inzake griffierecht.
Uitstel van betaling van het wettelijk verschuldigde griffierecht wordt niet verleend.
(…)”
Blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie is deze brief op 17 december 2022 afgehaald bij een PostNL-punt.
2.2.
Op 30 december 2022 is aan belanghebbende een nota griffierecht verzonden aan het adres van de gemachtigde: [A B.V.] , t.a.v. D.A.N. Bartels, [postadres] , [postcode en woonplaats] . De nota griffierecht vermeldt onder meer:
“U heeft een beroepschrift ingediend.
In verband daarmee is een griffierecht verschuldigde van € 548,00. Het bedrag moet uiterlijk op 27-01-2023 zijn bijgeschreven op rekening: (…).
Als het griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven, kan uw beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard; dat wil zeggen dat uw beroepschrift niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen.”
2.3.
De betalingsherinnering ter zake van de eerder verzonden nota griffierecht is op 28 januari 2023 per aangetekende post verzonden aan het voornoemde adres van de gemachtigde van belanghebbende. Op deze nota is onder meer het volgende vermeld:
“Ik deel u nu mee dat u het bedrag binnen vier weken na dagtekening van deze brief moet hebben overgemaakt op rekening: (…)
Als het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is overgemaakt op de genoemde bankrekening, loopt u het risico dat uw beroepschrift niet ontvankelijk verklaard wordt. Hierna krijgt u geen nieuwe gelegenheid om het griffierecht te betalen.”
Blijkens door de griffier bij PostNL ingewonnen en aan het dossier toegevoegde informatie is deze betalingsherinnering op 31 januari 2023 afgehaald bij een PostNL-punt en is voor ontvangst getekend.
2.4.
De gemachtigde heeft bij brief van 31 januari 2023, door het Hof ontvangen op 3 februari 2023, een beroep op betalingsonmacht gedaan. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Geachte Griffier, (er was wsl. al -deels-betaald!) Utrecht, 31 januari 2023
Hierdoor bericht ik u in het dossier met uw nummer 22/1313 dat namens onze opdrachtgever tijdig een beroep (werd én) wordt gedaan op "betalingsonmacht" terzake het eventueel (nog) verschuldigde (deel van het) griffierecht ten gevolge van de Covid-19/CoronaCrisis e.v. én de daardoor inmiddels door andere overheidsinstanties verleende uitstel van betaling(en) op het gebied van belastingen én andere schulden c.q. "overheids"vorderingen.”
Bij deze brief zijn geen gegevens verstrekt op grond waarvan het beroep op betalingsonmacht inhoudelijk kan worden beoordeeld.
2.5.
Uit de administratie van het Hof blijkt dat het verschuldigde griffierecht van € 548 niet is voldaan.

Beoordeling van de ontvankelijkheid

4.1.
Het Hof overweegt allereerst dat op het beroep op betalingsonmacht dat de gemachtigde bij brief van 31 januari 2023 heeft gedaan (zie 2.4), gelet op de brief van het Hof van 16 december 2022 (zie 2.1), geen acht wordt geslagen.
4.2.
Op grond van artikel 8:41, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 8:108 en 8:109, Awb wordt van de indiener van een hoger beroep griffierecht geheven. De termijn voor betaling van het griffierecht bedraagt vier weken, welke aanvangt met ingang van de dag na die van verzending van de nota griffierecht. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
Op 28 januari 2023 heeft het Hof de aangetekende brief met de betalingsherinnering verzonden. Daarin is gewezen op de betalingstermijn en de mogelijkheid dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verschuldigde griffierecht niet of niet tijdig is bijgeschreven op de in die brief vermelde rekening. Het verschuldigde griffierecht is in het geheel niet voldaan.
4.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende gesteld de nota griffierecht van 30 december 2022 en de herinneringsnota van 28 januari 2023 niet te hebben ontvangen.
4.5.1.
Ten aanzien van de bewijslastverdeling bij de vraag of een aangetekend stuk is ontvangen heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:705, BNB 2021/97 het volgende overwogen:
“2.3.2. Indien een partij niet reageert op een aan haar gericht en per aangetekende post verzonden stuk, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze op het adres van die partij is aangeboden. Als de rechtbank of het gerechtshof op grond van de bevindingen van dat onderzoek concludeert dat PostNL het stuk op het juiste adres heeft uitgereikt of daar een zogenoemd afhaalbericht heeft achtergelaten, rechtvaardigt dat het vermoeden dat het stuk op regelmatige wijze op dat adres is aangeboden.
(…)
2.3.3.
Indien een partij (…) betwist dat het stuk is uitgereikt of een afhaalbericht (op het juiste adres) is achtergelaten, brengt een goede procesorde mee dat de rechtbank of het gerechtshof (…) die partij desgevraagd kennis laat nemen van de ter beschikking staande gegevens van PostNL.
2.3.4.
Het ligt op de weg van die partij het aan die gegevens ontleende vermoeden als hiervoor in 2.3.2 bedoeld, te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat die partij aannemelijk maakt dat het stuk niet is ontvangen of aangeboden. Voldoende is dat die partij feiten en omstandigheden aanvoert op grond waarvan de ontvangst of de aanbieding van het stuk, in weerwil van de ter beschikking staande gegevens van PostNL, redelijkerwijs kan worden betwijfeld.”
4.5.2.
Voor wat betreft de brief met de betalingsherinnering van 28 januari 2023 geldt dat die door het Hof aangetekend is verzonden en dat volgens de Track&Trace pagina van PostNL de brief op 31 januari 2023 is afgehaald bij een PostNL-punt. Aan de rechterzijde is een paraaf vermeld. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat het stuk op regelmatige wijze is aangeboden.
4.5.3.
De gemachtigde heeft de ontvangst echter betwist en ter zitting verklaard dat in zijn postbus op het PostNL-punt een formulier van PostNL wordt gelegd met de mededeling dat er aangetekende post voor hem aanwezig is; dat hij zich vervolgens meldt bij een medewerker van het PostNL-punt; dat een medewerker de aangetekende post, die afzonderlijk op het PostNL-punt wordt bewaard, tevoorschijn haalt en deze door de scan haalt en dat de gemachtigde in één keer voor alle aangetekende stukken op een plaat met een vinger een digitale handtekening plaatst.
4.5.4.
Op de website van PostNL is over aangetekende poststukken die naar een postbus zijn gezonden vermeld dat aangetekende poststukken pas na legitimatie worden afgegeven. Wordt een aangetekend poststuk niet afgehaald dan wordt deze retour gezonden aan de verzender van het poststuk.
4.5.5.
Het Hof heeft geen reden om aan te nemen dat de hiervoor onder 4.5.3 en 4.5.4 beschreven werkwijze niet zou zijn gevolgd op 31 januari 2023 op het PostNL-punt van de postbus van de gemachtigde. De gemachtigde heeft ook niet ontkend dat hij op die datum zijn aangetekende post heeft opgehaald bij het PostNL-punt en hij heeft bovendien verklaard dat hij altijd slechts éénmaal tekent voor de gehele zending met poststukken. Gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval en de hiervoor beschreven werkwijze acht het Hof voldoende aannemelijk dat de betalingsherinnering van 28 januari 2023 ter zake van de griffierechtnota van 30 december 2022 op 31 januari 2023 is afgehaald door de gemachtigde en bij hem bekend is geworden dat en voor welke datum het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan. Dat de gemachtigde slechts éénmaal tekent voor de gehele zending poststukken komt voor zijn rekening en risico.
4.6.
Het Hof ziet bovendien een bevestiging dat (de gemachtigde van) belanghebbende de nota griffierecht van 28 januari 2023 heeft ontvangen in de omstandigheid dat de gemachtigde bij brief van 31 januari 2023 een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan.
4.7.
Nu geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende ten aanzien van de betaling in verzuim is geweest, zal het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, C.G.M. van Rijnberk en M.J.M. van der Weijden, in tegenwoordigheid van de griffier Y. Postema. De beslissing is op 30 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken. Bij afwezigheid van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. Van Rijnberk.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.