uitstoot van respectievelijk 138 g/km (auto I), 138 g/km (auto II), 101 g/km (auto III),
123 g/km (auto V), 71 g/km (auto VI) en 180 g/km (auto VII) staat vermeld. In de aangiften
heeft eiseres deze CO2-uitstootwaardes ook vermeld. Eiseres veronderstelt dat deze
uitstootwaardes de vanuit de WLTP-methode teruggerekende uitstoot betreft (de NEDC-2-
uitstoot). Volgens eiseres blijkt uit TNO-onderzoek en onderzoek van KPMG (de
onderzoeken) dat de NEDC-2-uitstoot structureel hoger ligt dan de CO2-uitstoot van
vergelijkbare voertuigen die zijn getest volgens de oorspronkelijke NEDC-methode, zodat
de verschuldigde Bpm op een te hoog bedrag is berekend. Ter zitting heeft eiseres betoogd
dat dit dient te leiden tot een vermindering van de CO2-uitstoot met 50 gram ten aanzien
van de auto's I, II, III, V, VI en VII. Daarmee heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij
in de aangifte van een te hoge CO2-uitstoot is uitgegaan. De enkele verwijzing naar de
onderzoeken is daarvoor onvoldoende. De conclusies van dergelijke algemene en brede
onderzoeken kunnen namelijk niet rechtstreeks worden toegepast op de hier in geding zijnde
auto's. Eiseres heeft ook geen stukken overgelegd waaruit de juistheid van haar stelling zou
kunnen worden afgeleid. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding niet uit te gaan van de
CO2-uitstoot zoals die in de aangiften is vermeld.