ECLI:NL:GHDHA:2023:1583

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
200.325.919/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige en de rol van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, verzocht het hof om het gezag te herstellen. De rechtbank had eerder besloten dat het ouderlijk gezag van zowel de moeder als de vader over de minderjarige moest worden beëindigd, en dat de gecertificeerde instelling als voogd zou optreden. De moeder voerde aan dat er onvoldoende passende hulp was geboden en dat zij in staat was om het gezag uit te oefenen, maar het hof oordeelde dat de moeder niet in staat was om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. Het hof baseerde zijn beslissing op de persoonlijke problematiek van de moeder, die in het verleden al meerdere kinderen had verwaarloosd, en op de kwetsbaarheid van de minderjarige, die medische en emotionele ondersteuning nodig had. De pleegouders, bij wie de minderjarige sinds zijn geboorte woont, hebben een stabiele en zorgzame omgeving geboden. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het ouderlijk gezag van de moeder werd beëindigd, en benadrukte het belang van stabiliteit en continuïteit voor de ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummer : 200.325.919/01
zaakgegevens rechtbank : C/09/636561 / FA RK 22-6870
beschikking van de meervoudige kamer van 23 augustus 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.C. Sneper te Baarn
tegen
Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader;
- [de pleegouders] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de pleegouders;
- Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 9 januari 2023, uitgesproken onder voormelde zaakgegevens (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 7 april 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De gecertificeerde instelling heeft op 2 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
De raad heeft het hof bij brief van 20 juli 2023 bericht tijdens de mondelinge behandeling van de zaak verweer te zullen voeren.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 2 augustus 2023 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- mr. F.N.G. Drenth, kantoorgenoot van mr. Sneper;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de gecertificeerde instelling vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de gi 1] en de heer [vertegenwoordiger van de gi 2] .
De moeder, de vader en de pleegouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling een brief van de pleegouders overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit de (inmiddels verbroken) relatie van de moeder en de vader is geboren:
[de minderjarige] , op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige).
De vader heeft de minderjarige erkend.
3.3
De minderjarige is vanaf zijn geboorte onder toezicht gesteld en met een machtiging uithuisplaatsing bij een crisispleeggezin geplaatst. Twee dagen later is hij overgeplaatst naar het perspectief biedende pleeggezin van de pleegouders.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het ouderlijk gezag van de moeder en de vader over de minderjarige beëindigd en is de gecertificeerde instelling tot voogdes over de minderjarige benoemd.
4.2
De moeder kan zich niet vinden in de beslissing van de rechtbank. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen zodat het gezag van de moeder over de minderjarige hersteld wordt, dan wel een beslissing te nemen zoals het hof in goede justitie juist en in het belang van de minderjarige acht.
4.3
De raad en de gecertificeerde instelling verzoeken het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder stelt dat op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) een gezagsbeëindigende maatregel alleen maar mag worden uitgesproken als dit uiterst noodzakelijk is. De moeder verwijst naar diverse uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Volgens de moeder is niet voldaan aan de exceptionele omstandigheden waarin deze zeer zware maatregel mag worden opgelegd. Haar is onvoldoende passende hulp geboden en zij verdient een kans om te laten zien dat zij in staat is om het gezag over de minderjarige uit te oefenen. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op een achterhaald raadsrapport waarin verwezen wordt naar onderzoeken die niet meer actueel zijn, zoals het onderzoek uit 2018 door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Voorts verwijst de moeder naar een uitspraak van de Hoge Raad van 22 januari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:108), waaruit blijkt dat een echte afweging dient te worden gemaakt tussen de belangen en omstandigheden van de minderjarige en de ouder(s). De beslissing mag niet slechts gegrond zijn op tijdsverloop sinds de minderjarige bij de pleegouders verblijft. Daarnaast is de moeder van mening dat jaarlijkse verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige niet een ernstige mate van onzekerheid en onduidelijkheid voor de minderjarige met zich brengt. Ontneming van het gezag betekent niet noodzakelijkerwijs dat de minderjarige duidelijkheid zal krijgen over zijn perspectief. Bovendien is de minderjarige nog te jong om daarover onduidelijkheid te ervaren. De moeder kan zich geheel met de plaatsing van de minderjarige bij de pleegouders verenigen en heeft dit ook in een brief aan de pleegouders kenbaar gemaakt. Er is dan ook geen bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige. Momenteel is er geen omgang met de minderjarige en heeft de moeder geen contact met de pleegouders, maar zij staat hier wel voor open.
5.2
De raad handhaaft het verzoek tot gezagsbeëindiging, omdat hetgeen de moeder kan bieden en wat de minderjarige nodig heeft te ver uiteen ligt. Uit het raadsrapport van 7 oktober 2022 blijkt dat de moeder kampt met persoonlijke problematiek. Zij heeft moeite met emotieregulatie en heeft een geringe leerbaarheid. Zij is onvoldoende emotioneel beschikbaar voor haar kinderen en kan zich niet verplaatsen in hun leefwereld. Er is sprake van een hoge mate van rigiditeit en verongelijktheid en een lage stresstolerantie. De vijf oudste kinderen van de moeder zijn allen uithuisgeplaatst wegens ernstige verwaarlozing en geweld in het gezin van de moeder. De moeder heeft in 2022 een herseninfarct gehad. De minderjarige is een kwetsbaar jongentje dat vanaf zijn geboorte op meerdere vlakken hulp nodig heeft. Hij was vaak ziek, moe, had last van keel- en oorontstekingen en wilde bijna niets eten, waardoor hij sinds november 2021 sondevoeding krijgt. Hij is instabiel met lopen, heeft een afwijking aan zijn oog en een achterstand in spraak- en taalontwikkeling. Ter zitting heeft de raad verklaard dat er inmiddels al lange tijd geen contact is tussen de moeder en de minderjarige. Het lukt niet om met de moeder tot een afspraak te komen. De moeder stelt zich dreigend op jegens de jeugdbeschermer en de pleegouders. Contact tussen de biologische ouder en kind is elementair voor de identiteitsontwikkeling van kinderen en het is heel verdrietig voor de minderjarige dat hij verstoken is van contact met de moeder. Ook heeft de moeder geen contact meer met de pleegouders, terwijl dit contact voorheen heel goed was. Tussen de vader en de minderjarige is het contact gegroeid. Het vraagt veel inzet, maar uitbreiding van de contacten kan dus wel en is waardevol voor de minderjarige.
5.3
De gecertificeerde instelling is al langere tijd betrokken bij de moeder in verband met haar vijf andere kinderen die uit huis geplaatst zijn in verband met verwaarlozing en signalen van Foetaal Alcohol Syndroom (FAS). De moeder heeft geen probleeminzicht en haar leerbaarheid is beperkt. Zij heeft de kans gekregen om te laten zien dat zij in staat is om het gezag over de minderjarige uit te oefenen, maar heeft gezagsbeslissingen altijd in zekere mate gefrustreerd door het geven van toestemming uit te stellen. Gezien de medische klachten van de minderjarige is het van belang dat er direct en slagvaardig gereageerd wordt op het moment dat toestemming gevraagd wordt voor een medische handeling. Sinds september 2022 heeft er geen omgang meer plaatsgevonden tussen de moeder en de minderjarige. Bij e-mail van 5 april 2023 aan de jeugdbeschermer heeft de moeder te kennen gegeven het contact stop te zetten met de minderjarige en haar andere kinderen en met de gecertificeerde instelling. De moeder heeft zich diverse keren grensoverschrijdend gedragen (bedreigingen en verwijten) richting de jeugdbeschermers, pleegzorg en de pleegouders. De minderjarige heeft recht op zekerheid, continuïteit en duidelijkheid over zijn perspectief.
5.4
De pleegouders hebben in hun brief verklaard niet bij de mondelinge behandeling van de zaak in hoger beroep aanwezig te zijn in verband met de ernstig verstoorde relatie met de moeder. Zij willen graag eerst in gesprek met de moeder en de hulpverlening, maar dit is voor de zitting niet gelukt. De minderjarige maakt al drie jaar deel uit van het gezin van de pleegouders en is volledig geïntegreerd. Hij heeft veel begeleiding nodig, met name bij de spraak- en taalontwikkeling en is afhankelijk van sondevoeding omdat hij grote moeite heeft met eten. Dit heeft te maken de trage ontwikkeling van zijn mondmotoriek, trage maaglediging waardoor hij veel misselijk is, een trauma door reflux en allergie en een afwijkende prikkelverwerking. Voor al deze problemen gaat hij twee keer per week naar revalidatiecentrum [revalidatiecentrum] en zijn regelmatig onderzoeken en behandelingen nodig in het ziekenhuis. De pleegouders leren samen met de minderjarige gebarentaal om hem de mogelijkheid te geven zichzelf uit te kunnen drukken. In september zal de minderjarige starten met EMDR. De minderjarige ziet de vader regelmatig bij de pleegouders thuis en gaat sinds kort ook even met de vader naar de speeltuin. Helaas ziet de minderjarige de moeder het afgelopen jaar niet meer, terwijl hij haar voorheen ook regelmatig zag. De pleegouders betreuren dit, want zij weten hoe belangrijk het is voor de minderjarige dat hij zijn moeder kent. De pleegouders staan nog altijd open voor een gesprek met de moeder en het weer opbouwen van het contact. Elk kind heeft het recht zijn moeder te kennen en het is heel belangrijk voor de minderjarige.
5.5
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en overweegt daartoe als volgt. Beëindiging van het ouderlijk gezag is een maatregel die diep ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder waarvan het gezag wordt beëindigd als de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Gezien het feit dat een ouder het recht op gezinsleven met het kind wordt ontnomen en niet meer wordt teruggewerkt naar terugplaatsing, is deze maatregel alleen in uitzonderlijke omstandigheden gerechtvaardigd. Naar het oordeel van het hof is in deze situatie aan de uitzonderlijke omstandigheden en vereisten, die het EVRM en artikel 1:266 lid 1 BW stellen aan een gezagsbeëindiging, voldaan. Op grond van het aan het hof voorliggende dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder niet in staat is om binnen een voor de minderjarige aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. Dat zij dit wel zou kunnen, zelfs met intensieve hulpverlening, heeft zij niet onderbouwd. Integendeel, in hoger beroep is gebleken dat de moeder na het krijgen van feedback over een contact met twee van haar andere kinderen het contact heeft verbroken met de minderjarige, de gecertificeerde instelling en de pleegouders. Pogingen om tot een nieuwe afspraak te komen, zijn mislukt. Hoewel de moeder veelvuldig aanwijzingen en aansturing van hulpverleners nodig had om tijdens de bezoeken aan te sluiten bij de minderjarige, is het verbreken van het contact met de minderjarige niet in zijn belang. De minderjarige is een zeer kwetsbaar kind en is gebaat bij rust en stabiliteit. Hij kampt met ernstige problemen op medisch gebied, heeft een algehele ontwikkelingsachterstand en hierdoor heel veel medische afspraken. Het is van groot belang dat er direct kan worden gehandeld wanneer een medische handeling noodzakelijk is en dat niet afgewacht hoeft te worden op de toestemming daarvoor. Vast staat dat het tijd kostte om van de moeder een reactie te krijgen en dit speelde in de jaren dat zij nog wel contact had met de gecertificeerde instelling, de pleegouders en de minderjarige. De moeder kan door haar persoonlijke problematiek de minderjarige geen veilige en verantwoorde thuissituatie bieden. Zij is ook niet naar de mondelinge behandelingen bij de rechtbank en het hof gekomen om haar standpunt persoonlijk toe te lichten. De minderjarige woont inmiddels bijna drie jaar bij de pleegouders. Hij is aan hen gehecht en krijgt daar de aandacht, verzorging en opvoeding die hij nodig heeft. Daarbij zijn de pleegouders in staat om de minderjarige te ondersteunen en begeleiden bij de complexe medische zorg die noodzakelijk is. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat het gezag van de moeder over de minderjarige dient te worden beëindigd. Het hof acht het van belang de moeder erop te wijzen dat zij altijd de moeder van de minderjarige blijft en daarom van groot belang voor hem is. Het hof spreekt de hoop uit dat de moeder het contact weer zal oppakken. De pleegouders hebben in het verleden het contact tussen de minderjarige en de moeder altijd gesteund en haar geïnformeerd en zijn bereid dit te hervatten zodra de moeder weer in gesprek treedt met de hulpverlening.
5.6
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van de Poll, C.M. Warnaar en M.A.J. Burgers-Thomassen, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier en is op 23 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.