Uitspraak
wonende op een geheim adres,
gevestigd te Amsterdam,
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
22 januari 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van een moeder over haar minderjarige dochter. De moeder, die op een geheim adres woont, had cassatie ingesteld tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof Amsterdam, die de beslissing van de rechtbank om het ouderlijk gezag te beëindigen had bekrachtigd. De Raad voor de Kinderbescherming had het verzoek ingediend, en de moeder was van mening dat de beëindiging van het gezag niet gerechtvaardigd was.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder en de vader hebben samen twee dochters, waarvan de oudste sinds 2015 onder toezicht staat van een gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming. De minderjarige is sinds januari 2017 uithuisgeplaatst en woont bij een pleegmoeder. De rechtbank had op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming het ouderlijk gezag van de ouders beëindigd en de GI tot voogd benoemd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om het verzoek van de raad af te wijzen, maar het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de belangen van het kind en de moeder tegen elkaar afgewogen. De moeder had positieve stappen gezet, zoals abstinentie van alcohol, maar het hof oordeelde dat de belangen van de minderjarige zwaarder wogen. De minderjarige had behoefte aan duidelijkheid en continuïteit in haar hechtingsproces, wat in gevaar zou komen bij een terugplaatsing bij de moeder. De Hoge Raad heeft de beslissing van het hof bevestigd en het cassatieberoep verworpen, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond.