Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Waar het in deze zaak over gaat
2.Het procesverloop
3.De feiten
Ik krijg [appellant]niet te pakken. Heb jij nog opties ? Heb jij advies hoe ik hier verder mee om moet gaan?
Als hij echt niet te bereiken is dan kun je iemand van zijn familie bellen of langs gaan bij hem thuis. Als dat niet werkt dan moet hem een mail sturen waar je een tijdstip communiceert waarop je hem verwacht.[…]
als hij dan vervolgens niet op komt dagen dan stuur je hem een waarschuwing en als dat niet werkt dan nog een tweede waarschuwing. Daarna kunnen we zijn loon opschorten.”
Bedankt voor je mail.
Graag zou ik gebruik maken van de optie om [appellant] over te plaatsen naar [woonplaats 1], afwachtende op zijn reintegratie. Momenteel betekend dat alleen het verplaatsen van uren, die ik overigens goed kan gebruiken. De besparing op reiskosten is een goede motivatie, maar ook het verkorten van de reistijd ten gunste van een eventuele reintegratie. In dat opzicht denk ik dat wij als werkgever dan ook laten zien dat wij er alles aan willen doen om zijn reintegratie te bevorderen. (voor zover deze alsnog gaat plaatsvinden)Zolang er geen reintegratie is, is er voor [woonplaats 1] ook geen extra workload in deze zaak.”
Uit het door hem in beroep verstrekte deskundigenoordeel van 12 december 2018 leidt de rechtbank af dat werkgever II [T-Mobile, hof] voor de periode van september 2016 tot en met mei 2017 niet heeft onderbouwd dat er voldoende vinger aan de pols is gehouden. Relevante stukken in dit verband zijn niet verstrekt. Werkgever II stelde verder weliswaar dat eiser onvoldoende zou hebben meegewerkt aan de re-integratie, maar heeft ook dat niet met stukken kunnen onderbouwen. In het deskundigenoordeel is zodoende geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van werkgever II in de periode van september 201,6 tot en met mei 2017 onvoldoende waren.[…]
De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, in het kader van finale geschilbeslechting aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank vaststelt dat de re-integratie-inspanningen van werkgever II onvoldoende waren en dat in beginsel aanleiding bestond voor het opleggen van een loonsanctie maar dat daar[…]
geen mogelijkheid meer toe bestond.”
Gelet op artikel 7:671b lid 10 sub c BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval niet voor. Evenmin is de conclusie gerechtvaardigd dat de verstoorde relatie tussen partijen volledig aan T-Mobile te wijten is.”
Alleen in de uitzonderlijke gevallen dat de ontbinding het gevolg is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werkgever is plaats voor het toekennen van een billijke vergoeding. Uit het vooroverwogene volgt dat de verstoring van de arbeidsverhouding in ieder geval (in relevante mate) mede aan [appellant] valt te verwijten en dat er van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van T-Mobile geen sprake is geweest. T-Mobile heeft zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst jegens [appellant] , de re-integratie inspanningen inbegrepen, mogelijk niet steeds correct ingevuld, maar zeker niet grovelijk verwaarloosd. Het is juist [appellant] zelf geweest die zijn eventuele re-integratiemogelijkheden heeft gefrustreerd door niet mee te werken aan een oordeel door de bedrijfsarts over zijn arbeidsmogelijkheden en beperkingen en een goede afloop van de mediation heeft verhinderd door tijdens het mediation-proces een procedure tegen T-Mobile aanhangig te maken strekkende tot schadevergoeding wegens het niet nakomen door T-Mobile van haar re-integratieverplichtingen. De kantonrechter heeft [appellant] dus terecht geen billijke vergoeding toegekend.”
4.De procedure bij de kantonrechter
5.De vordering en het verweer in hoger beroep
6.De beoordeling in hoger beroep
dat de angst in [woonplaats 1] en de druk om naar de Lijnbaan in [woonplaats 1] te komen zonder dat wekelijks te evalueren heeft geleid tot verslechtering van de gezondheid.” is alleen onderbouwd met een verwijzing naar zijn vrijwillige opname. Dat de gestelde schade daarmee in causaal verband staat, is niet onderbouwd en blijkt met name niet uit de medische gegevens die zijn overgelegd. Ook het verwijt dat [appellant] tijdens zijn re-integratie gepest zou zijn door collega’s is niet concreet onderbouwd. Het hof passeert daarom deze stellingen. De overige, concrete, verwijten die [appellant] T-Mobile maakt, zien ook niet op die gewerkte uren of een gebeurtenis die zich tijdens die gewerkte uren heeft voorgedaan. Dat betekent dat [appellant] de schade waarvan hij vergoeding vordert niet “in de uitvoering van zijn werkzaamheden” heeft geleden. De zorgplicht van T-Mobile als werkgever die daarop ziet, kan daarom in dit geval niet de geschonden rechtsnorm zijn. Dat betekent dat T-Mobile ook niet hoeft aan te tonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. De vorderingen van [appellant] kunnen niet op deze rechtsgrond worden toegewezen en de onder 5.1.3 gevorderde verklaring voor recht is niet toewijsbaar.
Uit het door[ [appellant] , hof]
in beroep verstrekte deskundigenoordeel van 12 december 2018 leidt de rechtbank af dat[T-Mobile, hof]
voor de periode van september 2016 tot en met mei 2017 niet heeft onderbouwd dat er voldoende vinger aan de pols is gehouden. Relevante stukken in dit verband zijn niet verstrekt.[T-Mobile]
stelde verder weliswaar dat[ [appellant] ]
onvoldoende zou hebben meegewerkt aan de re-integratie, maar heeft ook dat niet met stukken kunnen onderbouwen. In het deskundigenoordeel is zodoende geconcludeerd dat de re-integratieinspanningen van[T-Mobile]
in de periode van september 2016 tot en met mei 2017 onvoldoende waren.” En stelt vast “
dat de re-integratie-inspanningen van[T-Mobile]
onvoldoende waren”. [appellant] beroept zich ook in deze procedure op het deskundigenoordeel van 12 december 2018 (overgelegd als productie 65). De conclusie daarvan luidt dat “
in periode september 2016 tot en met mei 2017 onvoldoende inspanningen door de werkgever zijn verricht.”
Mocht je het niet eens zijn met deze wijziging, dan kun je dit binnen twee weken na dagtekening van deze brief per mail[email adres verwijderd, hof]
kenbaar maken bij HR Operations.” Die brief is verzonden naar het bij T-Mobile bekende adres in [woonplaats 2], maar [appellant] stelt dat hij die brief niet heeft ontvangen. Hij zou pas in november op de hoogte zijn geraakt van de overplaatsing.
Afgelopen vrijdag heb ik een “koffie gesprek” gehad met [appellant].
Hierin gaf [appellant] dat de “wil” er wel is, maar hij wellicht nog een paar koffie dates kon hebben alvorens hij kon beginnen met werken. Ik heb [appellant] verteld dat ik vind dat we het iig konden proberen om alvast wat uurtjes te starten met werken.[…]
Dit zag hij echter wel zitten, en hij sprak vertrouwen uit naar z'n werkgever en staat open om te re-integreren.[…]”. [appellant] onderbouwt verder niet dat er (ook) een gesprek tussen [appellant] en zijn nieuwe manager heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016. Evenmin weerspreekt [appellant] voldoende dat hij op de vrijdag voor 8 februari 2016 (nog) openstond voor re-integratie in [woonplaats 1]. De arbeidsdeskundige van het UWV noteert in het arbeidsdeskundig onderzoek van 18 februari 2016 dat op 18 februari 2016 met [appellant] is gesproken over re-integratie bij T-Mobile: “
Werknemer wil graag weer het werk hervatten, maar zonder verantwoordelijkheid en zonder veel druk. Wellicht start hij over enkele weken voor 3 uur per week in aangepast werk.” Pas in 2018 noteert een andere arbeidsdeskundige van het UWV – in het kader van een nieuw deskundigenoordeel over de re-integratie-inspanningen van T-Mobile – bezwaren tegen de overplaatsing: “
Volgens cliënt[ [appellant] , hof]
is hij door de werkgever niet geïnformeerd dat hij vanaf juni 2015 was teruggeplaatst naar [woonplaats 1] waar hij zich juist onveilig voelt. Er zou ook sprake zijn van een hogere werkdruk (drukste locatie van T-Mobile Retail Nederland) In Brabant waren de re-integratiekansen aanzienlijk groter. Dit zou cliënt ook hebben gezegd als de werkgever vooraf had overlegd. Betrokkene heeft naar eigen zeggen herhaaldelijk tijdens de wachttijd, de problemen en omstandigheden die de locatie met zich meebrengt, gesignaleerd bij werkgever.” De arbeidsdeskundige heeft vervolgens op andere gronden geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van T-Mobile onvoldoende waren. Het hof acht de stelling van [appellant] dat hij al in 2015 heeft geklaagd over de overplaatsing onvoldoende onderbouwd. Ook heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat hij destijds al aan T-Mobile heeft medegedeeld dat hij door paniekaanvallen niet kon reizen naar de specifieke locaties waar hij zou re-integreren. Vast staat dat de locatie in [woonplaats 1] drukker is, maar het verweer van T-Mobile dat [appellant] in het kader van zijn re-integratie alleen beperkte back-office werkzaamheden verrichtte, zonder klant contact, is niet weersproken. Dat andere medewerkers van T-Mobile [appellant] tijdens zijn werkzaamheden zouden hebben gepest, is opnieuw alleen een blote stelling, waaraan het hof voorbijgaat. Het hof verwerpt ook als onvoldoende onderbouwd de stelling van [appellant] dat T-Mobile wist of behoorde te weten dat de winkels in [woonplaats 1] niet geschikt zouden zijn voor re-integratie van [appellant] .
De door de werkgever uitgevoerde re-integratie-inspanningen zijn over de periode september 2016 tot en met mei 2017 onvoldoende. De werkgever heeft onvoldoende vinger aan de pols gehouden en op de momenten dat re-integratie verder onderzocht had kunnen worden, is dit niet opgepakt.”
Op basis van de huidige arbeidsongeschiktheidsduur en de medische bevindingen verwacht ik geen geschiktheid voor eigen werk op afzienbare termijn.”. Maar daaruit volgt nog niet dat de verslechtering van de prognose het gevolg is van het nalaten dat T-Mobile verweten kan worden. Er geen garantie te geven dat een re-integratietraject van twee jaar bij een werkgever zelf (eerste spoor) of bij een andere werkgever (tweede spoor) succesvol zal verlopen. Dat betekent dat de omstandigheid dat T-Mobile op dit punt is tekortgeschoten alleen nog niet voldoende is om te oordelen dat [appellant] daardoor schade heeft geleden.
7.De beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats ‘s-Gravenhage van 15 april 2021;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van T-Mobile tot op heden begroot op € 2.106,00 aan verschotten en € 5.392,50 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.