In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant, wonend in Rotterdam, tegen Finovion Franchise B.V., gevestigd in Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Smith, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 30 september 2022 is gewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder de dagvaarding van 25 november 2022 en het arrest van 10 januari 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2023 hebben partijen verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure, wat is toegestaan.
Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de stukken van de eerste aanleg en de daarin betrokken stellingen. De enige grief van de appellant was dat de kantonrechter niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen partijen in eerste aanleg hebben gevorderd. Het hof heeft de overwegingen van de kantonrechter overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. Het hof heeft daarom het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 2.135 aan griffierecht en € 1.183 aan salaris advocaat.
De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2023, waarbij de rechters H.J.M. Burg, M.A.F. Tan-de Sonnaville en A.J. Swelheim aanwezig waren, samen met de griffier.