ECLI:NL:GHDHA:2023:1525

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
2200491918
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake witwassen en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2018. De verdachte, geboren in Suriname in 1950, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor meerdere feiten van witwassen en gewoontewitwassen. In hoger beroep zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de verdachte heeft ingestemd met de gemaakte afspraken en zijn grieven tegen de eerdere veroordeling niet heeft gehandhaafd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om tot een weloverwogen beslissing te komen en dat er geen slachtoffers of benadeelde partijen zijn. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure in aanmerking genomen en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 525 dagen, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 6 maanden. Het hof heeft de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn meegewogen in de strafmotivering. De verdachte heeft aangegeven tot inkeer te zijn gekomen en heeft fiscale verplichtingen nagekomen. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van de rechtszekerheid en de integriteit van het financiële verkeer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004919-18
Parketnummer: 10-996507-17
Datum uitspraak: 2 mei 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1950,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Voorts is omtrent de op de beslaglijst onder 2, 9 en 11 tot en met 18 genoemde goederen de verbeurdverklaring en ten aanzien van de onder 1, 3 tot en met 8, 10 en 19 tot en met 22 genoemde goederen de teruggave aan de verdachte gelast. Tevens is de gevangenneming van de verdachte bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2013 tot en met 8 januari 2018 te Rotterdam en/of Barendrecht en/of elders in Nederland en/of Zwitserland tezamen en tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 5.057.097 euro, althans (een) daarmee overeenkomstige geldbedrag(en) in Zwitserse Franken, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag (en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) is en/of dit/deze voorwerp (en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit/ deze voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
immers heeft/ hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders toen en daar (telkens) dit/deze geldbedrag(en), bewaard/ aangehouden en/of doen bewaren/aanhouden bij één of meer buitenlandse bank(en) op één of meer rekeningnummer(s) op naam van (een) ander(en) dan de verdachte, althans de rechthebbende en/of eerste begunstigde, (te weten bankrekening [bankrekeningnummer] t.n.v. [naam] en/of bankrekening [bankrekeningnummer] t.n.v. [naam])
en/of
zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit/die misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft/hebben gemaakt
2.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 12 april 2016 tot en met 8 januari 2018 te Rotterdam en/of Barendrecht en/of elders in Nederland tezamen en tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 466.478,38 euro, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of verhuld wie de rechthebbende op dit/deze voorwerp(en) is en/of dit/deze voorwerp (en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit/ deze voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
Immers heeft/ hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders toen en daar (telkens) dit/deze geldbedragen aangehouden en/of doen aanhouden op een bankrekeningen op naam van (een) ander(en) dan de verdachte, althans de rechthebbende, (bankrekening [bankrekeningnummer] en/of (hieraan gekoppelde) spaarrekening [nummer] t.n.v. [naam])
en/of
Zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit/die misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft/hebben gemaakt
3.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 23 maart 2012 tot en met 8 januari 2018 te Rotterdam en/of Barendrecht en/of elders in Nederland tezamen en tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van één of meer voorwerp(en) te weten, en/of één of meer geldbedrag(en), tot een totaal van 150.933,17 euro, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit/ deze voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
immers heeft/ hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders toen en daar (telkens)
-Een voertuig (VW Transporter) met kenteken [kenteken] gekocht
en/of
zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit/die misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft/hebben gemaakt
4.
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 juli 2017 tot en met 8 januari 2018 te Rotterdam en/of Barendrecht en/of elders in Nederland tezamen en tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
van een voorwerp, te weten een horloge, merk Rolex (met voorwerpnummer 6060415_83602), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit/ deze voorwerp(en) geheel en/of gedeeltelijk - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
immers heeft/ hebben hij, verdachte, en/of zijn mededaders toen en daar (telkens), dit horloge geschonken of verkocht of verstrekt aan of in bewaring gegeven van, althans ondergebracht bij zijn zoon, [zoon verdachte]
en/of
zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit/die misdrijf/misdrijven een gewoonte heeft/hebben gemaakt
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 525 dagen, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 6 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal verbeurdverklaring gevorderd van de geldbedragen en voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder 2, 9, 11 tot en met 18 en teruggave aan de verdachte van de geldbedragen genoemd op de beslaglijst onder 1, 3 tot en met 8, 10 en 19 tot en met 22, een en ander conform de beslissingen van de rechtbank.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist en het hof verenigt zich daarmee. De bewezenverklaring wordt gedekt door de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof stelt vast dat de verdachte, in het geval het hof navolging geeft aan de in verband met de in hoger beroep tussen het Openbaar Ministerie en de namens de verdachte gemaakte procesafspraken, zijn grieven tegen de bewezenverklaring in eerste aanleg niet handhaaft
en dat de in eerste aanleg namens hem gevoerde verweren om die reden bewust niet worden herhaald. Zoals uit het hiernavolgende zal blijken, is deze situatie hier van toepassing.
Gelet hierop zal het hof het vonnis waarvan beroep, met overneming van de gronden bevestigen, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het vonnis zal op die laatstgemelde onderdelen worden vernietigd en in zoverre zal opnieuw recht worden gedaan, met aanvulling van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmotivering
Procesverloop
Namens de verdachte is op 17 december 2018 hoger beroep ingesteld tegen bovengenoemd vonnis, waarna op 28 december 2018 een appelschriftuur houdende grieven, alsmede getuigenverzoeken en onderzoekswensen zijn ingediend. Ter terechtzitting van 13 september 2019 heeft een regiezitting plaatsgevonden en is beslist op de door de verdediging gedane verzoeken en onderzoekswensen.
Het hof heeft de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit hof voor het horen van [getuige]. Tevens is aan de advocaat-generaal de opdracht gegeven de verdachte te doen uitnodigen door de FIOD om een verklaring af te leggen. Tot op heden hebben genoemde verhoren (nog) niet plaatsgevonden aangezien de mogelijkheid is onderzocht om tot procesafspraken te komen.
Op 31 maart 2023 heeft het hof kennisgenomen van de tussen het openbaar ministerie en de namens de verdachte tot stand gekomen en op schrift gestelde procesafspraken. Deze maken thans onderdeel uit van het dossier.
De procesafspraken
De procesafspraken – die door de raadsman van de verdachte en de advocaat-generaal zijn ondertekend, luiden als volgt:
i. In deze strafzaak kan een bewezenverklaring volgen conform het vonnis van de Rechtbank, namelijk bewezenverklaring van
a. feit 1: het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 8 januari 2018;
b. feit 2: het medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 12 april 2016 tot en met 8 januari 2018;
c. feit 3: witwassen in de periode van 6 maart 2012 tot en met 23 maart 2012;
d. feit 4: witwassen in de periode van 1 juli 2017 tot en met 8 januari 2018;
ii. Het Openbaar Ministerie eist voor de tenlastegelegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, zijnde 525 dagen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van zes maanden;
iii. Er volgt verbeurdverklaring conform het vonnis van de Rechtbank, zodat de navolgende goederen worden verbeurdverklaard:
a. EUR 460.054,62 ([bankrekeningnummer]);
b. EUR 4.437.000,00 ([nummer]);
c. Bestelauto VW Transporter [kenteken], 2 autosleutels, 2 sleutels vh alarmsys (incl. sec. Const) (beslagnummer 6060415_83557);
d. Rolex (beslagnummer 6060415_83602);
e. EUR 10.000,00 (beslagnummer 6060415_83746);
f. EUR 10.000,00 (beslagnummer 6060415_83747);
g. EUR 10.000,00 (beslagnummer 6060415_83748);
h. EUR 10.000,00 (beslagnummer 6060415_83749);
i. EUR 10.000,00 (beslagnummer 6060415_83750);
j. EUR 1.000,00 (beslagnummer 6060415_83744).
iv. Teruggave paspoort en andere voorwerpen waarvan teruggave is gelast door de Rechtbank, waaronder de verpande levensverzekering aan Direktbank ter hoogte van EUR 67.023,19 (beslagnummer 20188135);
v. De verdediging doet afstand van reeds ingediende en toegewezen onderzoekswensen en zal geen nadere en/of nieuwe onderzoekswensen indienen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal conform de procesafspraken gerekwireerd. De raadsman heeft conform de procesafspraken gepleit.
Het toetsingskader van de Hoge Raad: Waarborging van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM
De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, overwogen dat de rechter alleen acht kan slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel (ook: de procesafspraak) als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
Het hof overweegt hieromtrent in de onderhavige zaak als volgt.
Ter terechtzitting heeft het hof de procesafspraken met de aanwezige verdachte en zijn raadsman besproken en er zich van vergewist dat partijen elkaar over en weer voldoende en duidelijke informatie hebben verstrekt en ten aanzien van hetgeen daarmee is beoogd. De verdachte heeft voldoende gelegenheid gehad om weloverwogen tot een ondubbelzinnige beslissing te komen en heeft, bijgestaan door zijn raadsman, zich rekenschap kunnen geven van de inhoud, de strekking en de rechtsgevolgen van de procesafspraken. De verdachte heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd aangegeven zich te kunnen vinden in de gemaakte procesafspraken. In deze zaak zijn er geen slachtoffers of benadeelde partijen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het acht kan slaan op het voorliggende afdoeningsvoorstel (de procesafspraken).
De strafmotivering in de onderhavige zaak
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele jaren schuldig gemaakt aan het meermalen witwassen en het meermalen medeplegen van gewoontewitwassen van onder meer grote geldbedragen.
Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt bovendien onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en het schaadt de integriteit van het financiële handelsverkeer en het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld.
Gelet op het beslissingsmodel van de artikelen 348-350 van het Wetboek van Strafvordering is de door het hof vervolgens te beantwoorden vraag of het afdoeningsvoorstel (de procesafspraak) voor wat betreft de op te leggen straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die is gebleken uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof houdt in de eerste plaats rekening met de ouderdom van de bewezen verklaarde feiten, zijnde feiten gepleegd in een periode tussen 2013 en 2018, en de omstandigheid dat de verdachte een flink aantal jaren in onzekerheid heeft verkeerd over de uiteindelijke afdoening van deze strafzaak.
Reeds in 2013 startte het boekenonderzoek door de Belastingdienst. In 2017 volgde de onderhavige strafzaak, waarvoor de verdachte ruim 18 maanden in voorlopige hechtenis heeft verbleven.
Tevens betrekt het hof bij zijn oordeel, hetgeen de verdachte ter terechtzitting omtrent zijn persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht.
De verdachte is inmiddels 72 jaar oud en dus op leeftijd. Hoewel verdachte niet lijdt aan aanzienlijke gezondheidsproblemen, heeft hij wel diverse kwalen die hem belemmeren in zijn dagelijks leven.
Ten gunste van de verdachte weegt het hof bij het bepalen van de straf de gewijzigde proceshouding van de verdachte in hoger beroep mee. De verdachte heeft er blijk van gegeven rekenschap voor zijn daden af te willen leggen en is tot inkeer gekomen. Hij heeft verklaard te hebben geleerd van zijn misstappen. Hij wenst schoon schip te maken en de laatste jaren van zijn leven in rust door te brengen in zijn winkel en in samenzijn met zijn
(klein-)kinderen.
In strafmatigende zin weegt het hof daarnaast mee dat ook buiten de strekking van deze strafzaak de verdachte heeft laten zien, tot inkeer te zijn gekomen. Zo heeft hij voldaan aan fiscale verplichtingen aan de Belastingdienst.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld terzake van strafbare feiten.
Het hof heeft verder geconstateerd dat in de appelfase sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM.
Sinds het instellen van het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank op 17 december 2018 zijn er ruim vier jaren en vier maanden verlopen, zodat de redelijke termijn daarmee met ruim twee jaren is overschreden.
Het hof komt tot de volgende slotsom. Het hof is van oordeel dat gelet op de hoogte van de witgewassen geldbedragen en (de waarde van) de goederen en het structurele karakter van het bewezenverklaarde(feiten 1 en 2), afgezet tegen de hierboven genoemde strafmatigende factoren, gelegen onder meer in de persoon van de verdachte alsmede in zijn gewijzigde proceshouding, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is.
Gelet voorts op de forse overschrijding van de redelijke termijn is het hof echter van oordeel dat in dit geval thans een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest zoals door de advocaat-generaal is gevorderd en is vastgelegd in de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, een passende en geboden straf vormt. Om de ernst van het bewezenverklaarde te benadrukken zal het hof daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 6 maanden, zoals eveneens is vastgelegd in de procesafspraken.
Tenuitvoerlegging van de (voorwaardelijk) opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 47, 57, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, behoudens de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
525 (vijfhonderdvijfentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
6 (zes) maandenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. M.C. Bruining en mr. J.A.W. van 't Westeinde, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 mei 2023.
Mr. H.C. Plugge is buiten staat dit arrest te ondertekenen.