ECLI:NL:GHDHA:2023:1493
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Financiële afwikkeling van een informele samenwoning en de rechten van partijen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man die informeel samenwoonden. De vrouw is in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin financiële afspraken en eigendomsrechten met betrekking tot hun gezamenlijke huishouding aan de orde kwamen. De rechtbank had in haar vonnis bepaald dat de man bepaalde goederen aan de vrouw moest afgeven en een geldbedrag moest betalen, maar ook dat de vrouw een bedrag aan de man moest overmaken. De vrouw vorderde in hoger beroep onder andere compensatie voor de inboedel en een auto, alsook een deel van de nabetaling van toeslagen over 2020.
Het hof heeft de grieven van de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat de vrouw niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar aanspraken. Het hof oordeelde dat het enkele feit van samenwoning niet automatisch leidt tot gemeenschappelijk eigendom van goederen. De vrouw had niet aangetoond dat er goederen waren die nog niet verdeeld waren en dat zij recht had op een compensatie van € 2.500,- voor de inboedel. Ook de claim voor de auto werd afgewezen, omdat de vrouw niet had aangetoond dat er sprake was van een schenking. Ten slotte werd de vordering voor de nabetaling van toeslagen afgewezen, omdat er geen afspraken waren gemaakt over de verrekening daarvan.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke afspraken in informele samenlevingen en de noodzaak voor partijen om hun rechten en plichten duidelijk vast te leggen.