Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
[appellant 2] ,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 1 juni 2021, waarmee [appellant 1] c.s. in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 4 mei 2021;
- het arrest van dit hof van 7 september 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 februari 2021;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens akte wijziging van eis van [verweerster] ;
- de memorie van antwoord in het incident (het hof begrijpt: memorie van antwoord in incidenteel appel) van [appellant 1] c.s., met bijlagen;
- de akte uitlating producties van [verweerster] ;
- de antwoordakte van [appellant 1] c.s., met een bijlage.
3.Feitelijke achtergrond
“gemeentelijke zaken, verhuren en beheer van onroerend goed gelegen aan de Newtonplein (…) Den Haag.”[appellant 1] c.s. ontving voor haar werkzaamheden een maandelijkse vergoeding van € 75,-.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
primairverwijzing naar de schadestaatprocedure en
subsidiaireen schadevergoeding van in totaal € 65.956,05 in hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke (handels)rente.
6.Beoordeling in hoger beroep
“gemeentelijke zaken, verhuren en beheer van onroerend goed gelegen aan de Newtonplein (…) Den Haag.”Deze volmacht is kennelijk bedoeld om [appellant 2] in staat te stellen om de belangen van [verweerster] te behartigen gedurende haar afwezigheid. Uit de volmacht blijkt dat het de bedoeling van partijen was dat [appellant 1] c.s. niet alleen de verhuur en het beheer van de woning zou verzorgen, maar bovendien alle gemeentelijke zaken voor [verweerster] zou afhandelen.
allewerkzaamheden die [appellant 1] c.s. voor [verweerster] verrichtte. Dat bedrag vormde dus niet alleen een vergoeding voor het verrichten van administratieve werkzaamheden, maar ook voor andere werkzaamheden. [appellant 1] c.s. heeft ook daadwerkelijk andere werkzaamheden verricht. Alleen al daarom is de vordering van [verweerster] niet toewijsbaar. Daarnaast speelt ook hier mee dat [verweerster] destijds niet bij [appellant 1] c.s. heeft geprotesteerd tegen te late huurbetalingen, en aan [appellant 1] c.s. nooit heeft verzocht herinneringen of sommaties aan [huurster] te sturen. Onder die omstandigheden kan [verweerster] niet van [appellant 1] c.s. verwachten dat zij daar zelf het initiatief toe nam.
7.Conclusie en proceskosten
8.Beslissing
opnieuw recht doende:
- veroordeelt [appellant 1] c.s., hoofdelijk, tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van € 90,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, en te vermeerderen met een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant 1] c.s. tot op 4 mei 2021 begroot op € 507,- aan verschotten en € 746,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van [appellant 1] c.s. tot op heden begroot op € (106,01 + € 772,- =) € 878,01 aan verschotten en € 2.366,- (2 punten tarief II) aan salaris advocaat;
- compenseert de proceskosten van het incidentele hoger beroep, aldus dat elke partij daarvan de eigen kosten draagt;
- verklaart de betalingsverplichting van [appellant 1] c.s. uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.