Parketnummers: 09-103018-20
09-145252-21 (gev. ttz ea)
Datum uitspraak: 6 juli 2023
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 juli 2021 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te 's-Gravenhage op [geboortedatum]1990,
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in zaak met parketnummer 09-145252-21 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest en is ten aanzien van hem de terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met verpleging van overheidswege gelast. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-103018-20:
1.
hij op of omstreeks 13 april 2020 te 's-Gravenhage een blikje Red Bull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan benzinestation [slachtoffer][adres] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- opzettelijk dreigend te zeggen "ik ga de tent kapot slaan" en/of "ik sla je kapot" en/of "kom dan, kom dan, haal de politie erbij, je gaat zien wat ik met je ga doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een (life)hamer/ramentikker tegen het (veiligheids)glas van de ramen/deur van een balie (waarachter die [slachtoffer]zich bevond) te slaan;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2020 te ’s-Gravenhage[slachtoffer]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- opzettelijk dreigend te zeggen "ik ga de tent kapot slaan" en/of "ik sla je kapot" en/of "kom dan, kom dan, haal de politie erbij, je gaat zien wat ik met je ga doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een (life)hamer/ramentikker tegen het (veiligheids)glas van de ramen/deur van een balie (waarachter die[slachtoffer]zich bevond) te slaan;
3.
hij op of omstreeks 13 april 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een blikje Cola, een blikje Red Bull, een verpakking Doritos, een pinautomaat en/of veiligheidsglas (van de deur en/of het raam van de balie), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan benzinestation [slachtoffer][adres] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 10 april 2020 te ’s-Gravenhage[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- met een (klauw)hamer op een raam en/of een balie (waarachter die[slachtoffer] zich bevond)te slaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen "Ik pak je nog wel, ik krijg je nog wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer] aan te kijken en/of met twee vingers naar zijn, verdachte's ogen te wijzen en vervolgens die [slachtoffer] aan te wijzen;
5.
hij op of omstreeks 10 april 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een balie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan benzinestation [slachtoffer][adres]toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Zaak met parketnummer 09-145252-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 28 mei 2021 te 's-Gravenhage, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (onverhoeds) aanraken van en/of betasten de (rechter)bil(len) van die [slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van de aan hem tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest en dat de maatregel van TBS met voorwaarden zal worden gelast. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard en dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 09-145252-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-103018-20:
1.
hij op
of omstreeks13 april 2020 te 's-Gravenhage een blikje Red Bull,
in elk geval enig goed,dat
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan benzinestation [slachtoffer][adres] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/ofgevolgd van
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken, en/ofom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- opzettelijk dreigend te zeggen "ik ga de tent kapot slaan" en
/of"ik sla je kapot" en
/of"kom dan, kom dan, haal de politie erbij, je gaat zien wat ik met je ga doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
/of
- met een (life)hamer/ramentikker tegen het (veiligheids)glas van de ramen/deur van een balie
(waarachter die [slachtoffer] zich bevond)te slaan;
2.
hij op
of omstreeks13 april 2020 te ’s-Gravenhage [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door
- opzettelijk dreigend te zeggen
"ik ga de tent kapot slaan" en/of"ik sla je kapot" en
/of"kom dan, kom dan, haal de politie erbij, je gaat zien wat ik met je ga doen"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- met een (life)hamer/ramentikker tegen het (veiligheids)glas van de ramen/deur van een balie
(waarachter die [slachtoffer] zich bevond)te slaan;
3.
hij op
of omstreeks13 april 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een blikje Cola, een blikje Red Bull, een verpakking Doritos, een pinautomaat en
/ofveiligheidsglas
(van de deur en/of het raamvan de balie
), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan benzinestation [slachtoffer] [adres]toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd,en/ofonbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt;
4.
hij op
of omstreeks10 april 2020 te ’s-Gravenhage [slachtoffer]heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door
- met een (klauw)hamer op een raam en
/ofeen balie (waarachter die [slachtoffer] zich bevond) te slaan en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer]opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen "Ik pak je nog wel, ik krijg je nog wel"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/of
- die [slachtoffer] aan te kijken en
/ofmet twee vingers naar zijn, verdachte
's ogen te wijzen en vervolgens die [slachtoffer] aan te wijzen;
5.
hij op
of omstreeks10 april 2020 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een balie,
in elk geval enig goed, datdiegeheel
of ten dele aan een ander, te wetenaan benzinestation [slachtoffer][adres] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Zaak met parketnummer 09-145252-21 (gevoegd):
hij op
of omstreeks28 mei 2021 te 's-Gravenhage, door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
en,
immers heeft hij, verdachte, die Duivenvoorden gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,te weten het
(onverhoeds
) aanraken van en/ofbetasten
vande
(rechter)bil
(len)van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of onbruikbaar maken.
Het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 09-145252-21 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 10 april 2020 schuldig gemaakt aan de bedreiging van een medewerkster van een benzinestation en daarbij de balie van dat benzinestation beschadigd. Voorts heeft de verdachte zich drie dagen later, te weten op 13 april 2020 schuldig gemaakt aan de eendaadse samenloop van een diefstal bij hetzelfde benzinestation gevolgd van bedreiging met geweld en de bedreiging van een winkelmedewerkster van datzelfde benzinestation, waarbij hij verschillende goederen heeft beschadigd. Deze feiten zijn door de slachtoffers als heel bedreigend ervaren. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten schade aan de betrokken bedrijven en ergernis en overlast bij hun personeel.
Voorts heeft de verdachte zich op 28 mei 2021 op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan aanranding van zijn begeleidster bij het Leger des Heils. Door zo te handelen heeft de verdachte zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de seksuele integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer moet haar werk kunnen uitvoeren zonder dat zij bang hoeft te zijn dat zij onzedelijk wordt betast.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Zo is de verdachte onder andere op 6 mei 2013 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en op 23 december 2009 tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Dat alles heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft omtrent de persoon van de verdachte acht geslagen op de volgende rapportages:
- een rapportage pro Justitia van het Pieter Baan Centrum (rapportnummer 12694) d.d. 11 mei 2021, opgemaakt en ondertekend door P.E. Geurkink, GZ-psycholoog, en T. den Boer, psychiater;
- een pro Justitia rapportage ambulant aanvullend onderzoek Pieter Baan Centrum (als aanvulling op onderzoek 12694) d.d. 7 maart 2023, opgemaakt en ondertekend door P.E. Geurkink, GZ-psycholoog, en
- een reclasseringsadvies (Fivoor) TBS met voorwaarden d.d. 13 april 2023.
Gedragsdeskundigen Geurkink en Den Boer hebben gerapporteerd met betrekking tot alle tenlastegelegde feiten.
Zij hebben in hun rapportage van 11 mei 2021 geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ernstige stemmingsstoornis: een bipolaire-I-stoornis (voorheen manisch depressieve stoornis), waarbij zowel
depressieve episodes als manische episodes met geagiteerd en ontremd gedrag voorkomen. Of er, buiten de psychiatrische problematiek (de bipolaire-I-stoornis) ook
sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, kunnen zij op basis van dit onderzoek niet vaststellen, mede wegens de op de voorgrond staande psychiatrische aandoening. Voorts concluderen zij dat er sprake is van misbruik van cannabis. Het cannabisgebruik kan gezien worden als mogelijk risicovol, samenhangend met het kwetsbare psychische evenwicht van de verdachte. De omvang en de gevolgen van dit gebruik zijn onvoldoende bekend. Om die reden wordt dit gebruik door de deskundigen geclassificeerd als stoornis in cannabisgebruik, ernst onbekend. Voorts is sprake van somatisering, met andere woorden: het in lichamelijke termen en klachten vertalen van psychisch lijden. Manische ontremming (als onderdeel van de bipolaire stoornis) uit zich bij de verdachte in een verhoogd energieniveau, nachten zonder slaap, decorumverlies, reactief dreigend of agressief gedrag, verhoogde associativiteit en versneld denken. Daarnaast zijn er volgens de deskundigen geen aanwijzingen voor een eigenstandige agressieregulatie- of impulscontrolestoornis. De impulscontrole en agressieregulatie komen onder druk bij maniforme ontregeling.
De deskundigen gaan er vanuit dat er ten tijde van het tenlastegelegde bij de verdachte sprake was van een maniforme ontregeling met gevolgen voor zijn gedrag, waaronder zijn impulscontrole en agressieregulatie. Uit het dossier komt volgens hen immers een beeld naar voren van een man die na aanspreken op ongewenst gedrag (wassen in de toiletruimte en het stelen van een blikje) buitenproportioneel boos reageerde, waaronder met bedreiging en vernieling. Dergelijk gedrag wordt bij de verdachte meerdere keren en gedetailleerd beschreven in de informatie van de psycho-medische dienst van de PI. Het gaat dan om ontremd, geagiteerd en buitenproportioneel (agressief) gedrag waarvan de mate onvoldoende verklaard wordt door de situatie. In de tenlastegelegde feitencomplexen wordt eenzelfde mate van ontremming gezien, passend bij het ontregelde toestandsbeeld zoals waargenomen na aanhouding, maar ook daaraan voorafgaand. Voor de deskundigen is de mate van ontregeling en daarmee de mate van grip onvoldoende duidelijk geworden, hoewel een grote mate van doorwerking van de manische ontregeling in dit functioneren wordt verondersteld. Om die reden adviseren de deskundigen beide feitencomplexen in een verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte.
De deskundigen schatten het risico op herhaling van soortgelijke feiten als tenlastegelegd in als hoog, samenhangend met de hoge mate van psychische ontregelbaarheid. De verdachte mist voldoende ziekte-inzicht om zelf adequaat om hulp te vragen. De psychiatrische aandoening waar de verdachte mee kampt, de bipolaire I stoornis, behoeft psychiatrische zorg. Het gaat dan om medicamenteuze behandeling, psycho-educatie, het opstellen van een signaleringsplan om tijdig in te grijpen bij een zich aandienende nieuwe ontregeling.
Zodra er sprake is van een zekere mate van stabiliteit, is meteen ook het hoge risico op herhaling van soortgelijke feiten als gevolg van manische ontremming afgenomen. Vervolgens is het van belang de verdachte te ondersteunen in de sociaal-maatschappelijke re-integratie, zoals het vinden van passende huisvesting en dagbesteding/werk.
In hun rapport van 11 mei 2021 adviseren de deskundigen een zorgmachtiging ex artikel 2.3 van de Wet forensische zorg af te geven. Binnen dat kader kan zowel de klinische start als het ambulante vervolg vorm krijgen. Het risico dat samenhangt met het risico op psychische ontregeling kan relatief eenvoudig op medicamenteuze wijze worden ondervangen, terwijl binnen het kader van een zorgmachtiging voldoende structuur kan worden aangebracht om het leven ambulant weer vorm te geven. De verwachting is dat binnen zes maanden voldoende stabiliteit en daarnaast een voldoende stabiele behandelrelatie is op te bouwen, om het vervolg van de behandeling buiten een strafrechtelijk kader plaats te laten vinden.
In hun rapport van 7 maart 2023 blijven de deskundigen Geurkink en Den Boer bij hun eerdere conclusies. Zij blijven bij hun advies dat de verdachte behandeld kan worden in het kader van een zorgmachtiging ex artikel 2.3 van de Wet forensische zorg. Binnen dat kader kan zowel de klinische start als het ambulante vervolg vorm krijgen. Het risico op een recidive, dat samenhangt met het risico op psychische ontregeling, kan relatief eenvoudig op medicamenteuze wijze worden ondervangen, terwijl binnen het kader van een zorgmachtiging binnen zes maanden voldoende psychische stabiliteit kan worden gerealiseerd. De deskundigen erkennen dat tenuitvoerlegging van het voorgaande in de praktijk lastig lijkt, maar zijn van oordeel dat een nieuw onderzoek naar de mogelijkheden van het opleggen van een zorgmachtiging geïndiceerd is, waarbij als onderbouwing geldt dat de verdachte primair als een psychiatrisch patiënt moet worden gezien. Mocht dit toch na nieuw onderzoek niet tot mogelijkheden behoren, dan lijkt behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden het meest passend. In dat kader kan de verdachte voor stabilisatie worden opgenomen in een forensisch psychiatrische kliniek en kunnen daarna de behandeling en begeleiding ambulant worden voortgezet. De deskundigen achten de mogelijkheid om betrokkene binnen dit kader te behandelen en te begeleiden reëel, als ook voldoende veiligheidsborging biedend, als wordt uitgegaan van een primair psychiatrisch kwetsbare man, die bij dreigende ontregeling psychiatrische zorg behoeft.
Maatregelen
Het hof is van oordeel dat de bevindingen van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. Het hof onderschrijft deze bevindingen en de getrokken conclusies.
Het hof komt op basis van het voorgaande tot het oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van de bewezen feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Voorts is het hof van oordeel dat die ziekelijk stoornis de gedragskeuzes en het handelen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde zodanig hebben beïnvloed dat het feit hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de kans op herhaling van gewelddadig gedrag als hoog moet worden ingeschat.
Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op het advies van de Reclassering van 13 april 2023. Daaruit volgt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en dat het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 09-145252-21 bewezenverklaarde – misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld – en het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 2 en 4 bewezenverklaarde, alsmede hetgeen hiervoor omtrent de persoon van de verdachte is overwogen en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel tot TBS eist.
Het hof heeft bij dit oordeel acht geslagen op het nader verrichte onderzoek naar de mogelijkheid om de verdachte te behandelen in een GGZ-kliniek, zoals geadviseerd door de eerder genoemde deskundigen Geurkink en Den Boer. Geneesheer-directeur C.M.C. ten Noever de Brauw (Fivoor) en geneesheer-directeur M.F. Kruithof (Parnassia) achten een behandeling in het kader van een zorgmachtiging ex artikel 2.3 van de Wet forensische zorg niet passend. Een belangrijk aspect hierbij is het ontbreken van behandelingsmogelijkheden in een setting met het voor betrokkene benodigde beveiligingsniveau. De reclassering is blijkens het advies van 13 april 2023 van oordeel dat een behandeling in het kader van een zorgmachtiging onvoldoende borging biedt voor behandeling en dat het risico op recidive hoog zal blijven wanneer de verdachte ontregeld raakt in het kader van zijn bipolaire stoornis. Wanneer de verdachte ontregelt moet de psychiatrische zorg en de mate van beveiliging worden geïntensiveerd. Naar mening van de reclassering zal dit binnen een forensische setting beter opgepakt kunnen worden dan binnen de reguliere GGZ. Een zorgmachtiging kan betrokkene stabiliteit bieden maar om stabiel te kunnen blijven zal er ingezet moeten worden op meerdere leefgebieden waaronder huisvesting, dagbesteding en middelengebruik.
De reclassering adviseert, net als de deskundigen, positief over TBS met voorwaarden en kan hierop het toezicht uitoefenen. De verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard tot medewerking aan de geadviseerde voorwaarden.
Het hof legt de geadviseerde voorwaarden op met uitzondering van de hieronder vermelde voorwaarde:
“als de reclassering dat nodig vindt en de verdachte daarmee instemt, de verdachte voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar”, gelet op recente jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt (b.v. ECLI:NL:HR:2022:1027). Het hof voegt hier aan toe dat in een eventuele noodzakelijke tijdelijke opname in de wet is voorzien, namelijk in artikel 6:6:10a van het Wetboek van strafvordering (Sv). Blijkens een e-mailbericht van 30 mei 2023 van het Openbaar Ministerie is de verdachte geaccepteerd door de forensische kliniek [verblijfplaats]en kan er snel een overbruggingsplaats voor de verdachte worden georganiseerd.
Gelet op al het voorgaande, is het hof van oordeel dat de algemene veiligheid van personen thans niet eist dat de verdachte in het kader van de terbeschikkingstelling van overheidswege wordt verpleegd, doch dat die veiligheid voldoende kan worden beschermd met de nader in het dictum aan te geven – in het reclasseringsrapport van 13 april 2023 geadviseerde – voorwaarden.
Het hof zal op grond van het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Voor het geval de verdachte zich ondanks zijn bereidverklaring niet aan (één of meer van) de voorwaarden mocht houden, overweegt het hof dat de terbeschikkingstelling niet wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van de bewezen verklaarde schending van de eerbaarheid overweegt het hof expliciet dat dit feit van relatief geringe ernst is en niet een zodanig gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam oplevert dat in verband hiermee een ongemaximeerde TBS kan worden opgelegd. Dat betekent dat wanneer de verdachte zich niet aan (één of meer van) de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen, de duur van de maatregel gemaximeerd is tot vier jaar.
Nu gelet op de aard van de bij de verdachte bestaande stoornis langdurige waarborgen met het oog op toekomstige risico's ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, noodzakelijk lijken, acht het hof het geraden om naast de maatregel tot TBS met voorwaarden een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Gezien het voorgaande kan zodoende - indien dit met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is - worden bewerkstelligd dat de verdachte na afloop van de maatregel van TBS onder toezicht wordt gesteld.
Aan de wettelijke vereisten als bedoeld in artikel 38z, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde TBS plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met de te gelasten TBS met voorwaarden een passende en geboden reactie vormen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-145252-21 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 400,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 400,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 350,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente en met niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond materiële schade te hebben geleden, nu de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg heeft meegedeeld dat de broek, welke als materiële schade is opgevoerd, zal worden teruggegeven aan de benadeelde partij. De vordering zal derhalve voor dat deel van de vordering worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft door het bewezenverklaarde feit geen fysiek letsel opgelopen, zodat beoordeeld moet worden of er sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze (artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek). De benadeelde partij heeft haar vordering onderbouwd en stelt dat zij door het feit veel stress ervaart en dat het gebeuren een grote impact heeft gehad. Het hof is evenwel van oordeel dat deze onderbouwing onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat sprake is van psychische schade. Op grond van vaste jurisprudentie is immers vereist dat het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven wordt vastgesteld en een dergelijke vaststelling ontbreekt. De benadeelde partij alsnog de gelegenheid geven deze onderbouwing te leveren zou een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengen. Het hof verklaart de benadeelde partij derhalve niet ontvankelijk in dit deel van haar vordering en bepaalt dat zij die vordering alsnog bij de civiele rechter kan aanbrengen.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2018 onder parketnummer 15-198653-18 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet tenuitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf gevorderd dat die vordering wordt afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat er geen termen aanwezig zijn voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38v, 38z, 55, 57, 63, 246, 285, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 09-145252-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-103018-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 09-145252-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte, en stelt daarbij de voorwaarden dat:
1. de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. de verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat:
- de verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- de verdachte een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen;
- de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de verdachte de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- de verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
- de verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3.
de verdachte zich klinisch laat opnemen in instelling [verblijfplaats], of een soortgelijke forensische klinische instelling.De opname start direct aansluitend aan de detentie. De opname duurt voor maximaal de duur van de maatregel of zoveel korter als de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Indien er niet meteen plek is bij deze instelling of een soortgelijke forensische klinische instelling zal de verdachte meewerken aan overbruggingszorg en zal hij zich laten opnemen in een instelling geïndiceerd door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie. De verdachte zal zich houden aan de regels, afspraken en aanwijzingen van deze instelling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
4. de verdachte zich na zijn klinische behandeling laat behandelen door het Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
5. de verdachte na zijn klinische behandeling verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. de verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
7. de verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
8. de verdachte, indien geïndiceerd, meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. Indien geïndiceerd aanvaard hij ondersteuning van de Materiële Juridische Dienstverlening (MJD) op het gebied van zijn financiën.
Het hof geeft aan de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat deze opgelegde maatregel en de daarmee samenhangende voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij betreffende het verzoek tot materiële schadevergoeding af.
Verklaart de benadeelde partij betreffende het verzoek tot immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Den Haag van 16 juli 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 december 2018, parketnummer 15-198653-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het moment waarop de verdachte wordt opgenomen in een (overbruggings-)kliniek.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en
mr. H.M.D. de Jong,
in bijzijn van de griffier mr. T.A. van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 juli 2023.
mr. O.E.M. Leinarts is buiten staat dit arrest te ondertekenen.