Uitspraak
1.Het verloop van het geding tot en met de beschikking van de Hoge Raad
2.Het geding na verwijzing
3.De beoordeling
€ 3.860,- netto per maand in 2017 bedraagt. Na het uiteengaan van partijen heeft de man gedurende vier jaar vrijwillig maandelijkse bijdragen aan de vrouw voldaan van tussen de
€ 2.000,- en € 2.660,- netto per maand. Gedurende deze periode had de vrouw zeer geringe woonlasten. Uitgaande van € 2.660,- en een in de Randstad te betalen huur van € 1.350,- per maand, plus de kosten van gas, water, licht, komt de vrouw uit op een behoefte van ruim
€ 3.800,- netto per maand. Gezien de welstand van partijen gedurende het huwelijk, waarbij zij sinds 2009 woonachtig waren in een zeer luxe villa in Italië, die bij het uiteengaan van partijen in 2014 een waarde had van € 1,8 miljoen, en een dubbel benedenhuis in [plaats] bezaten, is deze behoefte alleszins redelijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven vastgesteld.
€ 2.132,- netto per maand. Het is dan ook onbegrijpelijk hoe het hof Amsterdam tot een partneralimentatie van € 7.015,- bruto per maand heeft geconcludeerd. De man betwist dat er sprake van zwart geld was. Sinds het faillissement van [BV 1] heeft de man eigenlijk niet meer kunnen deelnemen aan de handel in onroerend goed. Bovendien is de man sinds 2014 werkzaam op [woning] , zodat hij nog nauwelijks in [plaats] is. De huren worden geïnd via makelaarskantoor [makelaar] , die ook voor de panden zorgdraagt, waarvoor de man de kosten draagt. De man kan niet vrij over zijn vermogen beschikken, omdat dit vast zit in stenen en bovendien mede-eigendom van de heer [naam] is. Daarnaast rusten er hypothecaire geldleningen op de panden en worden deze verhuurd. Nu de man deze panden niet zo maar kan verkopen, kan hij niet interen op zijn vermogen. De man heeft geen box 1 inkomen zodat de partneralimentatie een nettobedrag dient te zijn.