In deze zaak heeft Milano Infra B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Den Haag, waarin de vorderingen van Milano tot terugbetaling van studiekosten, leningen en een gokschuld door [verweerder] zijn afgewezen. Milano en [verweerder] zijn familie van elkaar en hebben een arbeidsovereenkomst en een overeenkomst van opdracht gesloten. Na beëindiging van de relatie vorderde Milano terugbetaling van studiekosten en leningen, terwijl [verweerder] stelde dat hij nog geld van Milano tegoed had. Het hof oordeelde dat de studiekosten die Milano had gemaakt voor opleidingen die [verweerder] had gevolgd, terugbetaald moesten worden, omdat deze kosten niet buitensporig waren en door Milano waren voorgeschoten. De vordering van Milano tot terugbetaling van leningen en een gokschuld werd echter afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze bedragen daadwerkelijk als leningen waren verstrekt. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter deels vernietigd en Milano in het gelijk gesteld voor wat betreft de studiekosten, maar de overige vorderingen afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.