ECLI:NL:GHDHA:2023:1129

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
200.313.507/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de gronden van ernstige verwijtbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling B.V. en [verzoeker]. De kantonrechter had eerder de arbeidsovereenkomst ontbonden op grond van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding en had [verzoeker] een transitievergoeding toegekend. In hoger beroep verzocht [verzoeker] om herstel van de arbeidsovereenkomst of, bij gebreke daarvan, om een billijke vergoeding. VORM Ontwikkeling verzocht op zijn beurt om de transitievergoeding terug te draaien. Het hof heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen.

Het hof oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met name vanwege ernstige verwijtbaarheid van [verzoeker]. Het hof concludeerde dat [verzoeker] tijdens zijn dienstverband bij VORM Kopersadvies fouten had gemaakt die niet tijdig waren gemeld aan VORM Ontwikkeling, wat het vertrouwen in hem ernstig had geschaad. De vertrouwensbreuk was zodanig dat van VORM Ontwikkeling niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees de verzoeken van [verzoeker] af, waarbij het ook oordeelde dat een billijke vergoeding niet aan de orde was.

De uitspraak benadrukt het belang van openheid en verantwoordelijkheid in de arbeidsrelatie, vooral in situaties waar fouten zijn gemaakt die invloed hebben op de organisatie en de klantrelaties. Het hof heeft de proceskosten verdeeld, waarbij [verzoeker] in de kosten van het principaal hoger beroep werd veroordeeld en VORM Ontwikkeling in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Civiel recht, Team Handel 2
Zaaknummer : 200.313.507/01
Zaaknummer rechtbank : 9743228 / VZ VERZ 22-2496
beschikking van 20 juni 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. M. IJzelenberg te Goes,
tegen
VORM Ontwikkeling B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: VORM Ontwikkeling,
advocaat: mr. D. Schuurman te Rotterdam.
De zaak in het kort
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling en [verzoeker] ontbonden vanwege een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft aan [verzoeker] een transitievergoeding toegekend. In hoger beroep verzoekt [verzoeker] herstel van de arbeidsovereenkomst, dan wel in de plaats daarvan toekenning van een billijke vergoeding. VORM Ontwikkeling verzoekt in hoger beroep de aan [verzoeker] toegekende transitievergoeding terug te draaien. Het hof wijst de verzoeken van partijen af.
Het geding in hoger beroep
Met een beroepschrift van 18 juli 2022 (met producties), op die datum bij het hof binnengekomen, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van de door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, tussen partijen gegeven beschikking van 27 mei 2022 (hierna: de bestreden beschikking). In het beroepschrift heeft [verzoeker] in het principaal hoger beroep zeven grieven aangevoerd. Bij verweerschrift in het principaal hoger beroep heeft VORM Ontwikkeling de grieven bestreden. Dit laatste stuk is tevens het beroepschrift in incidenteel hoger beroep. Daarbij heeft VORM Ontwikkeling twee grieven aangevoerd. Deze incidentele grieven zijn door [verzoeker] bestreden bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep (met producties).
De mondelinge behandeling heeft op 19 december 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn bijgestaan door hun advocaten. De advocaten hebben het woord gevoerd volgens hun pleitaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal gemaakt.
Uitspraak is bepaald op heden.
Feiten
4. Het hof gaat uit van de volgende feiten.
4.1 VORM Holding B.V. (hierna: VORM Holding) is een landelijk opererende ontwikkelaar en bouwer van woonhuizen. De activiteiten van VORM Holding zijn ondergebracht in verschillende werkmaatschappijen, waaronder VORM Bouw B.V. (hierna: VORM Bouw), VORM Kopersadvies B.V. (hierna: VORM Kopersadvies) en VORM Ontwikkeling (de vennootschappen tezamen ook wel aangeduid als VORM). De heer [directeur] (hierna: [directeur]) is directeur Bouw en Ontwikkeling van VORM Holding.
4.2 [verzoeker], geboren op 15 januari 1993, is sinds 28 september 2016 in dienst bij achtereenvolgens VORM Bouw, VORM Kopersadvies en VORM Ontwikkeling op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en voor 38,75 uur per week (fulltime).
4.3 Het laatstverdiende salaris van [verzoeker] bedroeg € 4.150,-- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag, een dertiende maand, een bonus van gemiddeld
€ 9.500,-- bruto per jaar over de laatste drie jaar en overige emolumenten.
4.4 [verzoeker] was tot 1 januari 2022 kopersadviseur en lid van het leidinggevend team (hierna: LT-lid) van VORM Kopersadvies. Een van de lopende projecten van VORM Kopersadvies waarvoor [verzoeker] werkzaam was als kopersadviseur, was het project “Essendael”. Volgens de functieomschrijving is het de taak van een kopersadviseur om kopers te begeleiden tijdens het proces voor de bouw van de door hen gekochte woning. Een kopersadviseur staat de kopers bij in hun keuze voor meer- en minderwerk, is verantwoordelijk voor het opstellen en bewaken van sluitingsdata voor kopersopties, het (prijs)technisch uitwerken van de opties, het informeren van de betrokken afdelingen inzake de gemaakte keuzes en het evalueren van die koperskeuzes. De communicatie tussen de kopers en VORM Kopersadvies hierover verloopt onder meer via de systemen
“Home DNA”en
“Focus Feedback”.
4.5 [verzoeker] is per 1 januari 2022 bij VORM Ontwikkeling in dienst getreden in de functie van junior projectontwikkelaar. In verband daarmee is op
29 november 2021 een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten tussen VORM Ontwikkeling en [verzoeker]. Vanwege zijn functiewijziging moest [verzoeker] voor 1 januari 2022 zijn lopende werkzaamheden als kopersadviseur en LT-lid bij VORM Kopersadvies overdragen aan zijn directe collega, de heer [collega] (hierna: [collega]).
Bij e-mail van 19 december 2021 om 17:23 uur heeft [verzoeker] aan [collega] het volgende bericht:

Aangezien komende week het vaderschapsverlof in gaat en ik merk dat ik deze ook echt moet gebruiken heb ik alles opgezocht om alvast over te dragen. Ik denk niet dat alles relevant is voor dit jaar. Ik heb wel gezien dat ik zeker fouten heb gemaakt bij bepaalde bouwnummers waar ik echt van baal en merk dat dit niet voor de rust zorg die nodig is, lig er best van wakker (met name Essenlaen). Vandaar goed denk ik dat het echt overgedragen wordt om te zorgen dat het uiteindelijk zo netjes mogelijk opgelost wordt met de klanten, mocht het nodig zijn kan er gewezen worden naar mij (aangezien dit vaak toch is wat er gebeurt)
Ik heb hieronder per project de punten benoemd waarvan ik denk dat nog niet overgedragen was. […]
Ik zal met bovenstaande geen vrienden gemaakt hebben, mocht het verdere consequenties hebben voor mij heb ik hier wel contact over met de directie. Ik stuur de afdeling nog wel een bericht dat het einde niet ideaal was maar dat ik iedereen het beste wens voor volgend jaar met de nieuwe organisatie vorm. […]
Belangrijk is dat je als leidinggevende in ieder geval geen of nauwelijks bouwnummers erbij doet want ik zie echt dat ik te veel fouten heb gemaakt in de projecten waar ik niet trots op ben…
4.6 In reactie hierop heeft [collega] bij e-mail van 21 december 2021 het volgende aan [verzoeker] bericht:

Ik ben echt geschrokken van de inhoud hiervan. Momenteel zijn we aan het uitzoeken wat we hier nu mee kunnen doen. Het blijkt behoorlijk ernstig te zijn. Onze kopers zijn in eerste instantie de gedupeerde, de naam van 6D wonen en kopersadvies wordt hiermee schade aangedaan. Om de problematiek op te lossen gaat het om veel geld en worden collega’s en onderaannemers opgezadeld met veel extra werk en frustratie. Ik moet dit in de organisatie breder oppakken om tot oplossingen te komen. Gezien de ernst van de situatie verzoek ik je dringend om per omgaande hierover zelf contact op te nemen met [naam] [hof: [directeur]]
4.7 [verzoeker] heeft vervolgens bij e-mail van 22 december 2021 het volgende aan [directeur] bericht:

Het blijkt dat ik afgelopen jaar in bepaalde periodes toch te veel hooi op mijn vork heb genomen. Naast mijn leidinggevende taken had ik ongeveer 150 bouwnummers onder mijn hoede. Bij het project Essendael is gebleken dat ik de nodige steken heb laten vallen. Hiervoor is er extra aandacht besteed om net voor mijn afwezigheid een kijkmoment plaats te laten vinden zodat alles ook door ons gecontroleerd kon worden. Hier kwamen de punten naar voren die ik niet goed heb aangepakt (naast de normale kijkmiddag puntjes). Afgelopen weekend heb ik alles wat speelt overgedragen aan [collega]. (Zie bijgevoegde mail). Voornaamste gevoel is dat ik baal hoe ik zaken heb aangepakt waardoor nu een aantal klanten en collega’s er last van hebben.
[collega] pakt samen met de collega’s de belangrijkste punten op maar omdat het niet niks is stuur ik deze mail naar jou. Anders zou je het ook via via horen. Wat [collega] nodig heeft is denk ik een soort go of back up dat de neuzen dezelfde kant op staan (binnen en buiten) zodat zoveel mogelijk zaken in goed overleg opgelost worden zonder dat hij elke keer iedereen moet overhalen. Wat de mogelijke consequenties van deze missers zijn voor mij laat ik aan jou over.
Ik ben er zelf behoorlijk ziek van en terugkijkende had ik veel eerder nee tegen dingen moeten zeggen. Nu hebben bepaalde punten ook nog wel enige context maar daar schiet nu verder niemand wat mee op. Ik heb [collega] aangegeven dat ik het zou delen met jou. Drie weken geleden heb ik zelf wel een dag buiten geholpen (zelf aangeboden) om uitvoering ook te laten zien dat ik bewust ben van wat er mis was gegaan. Ik hoop begin volgend jaar zo fris mogelijk te mogen beginnen zodat ik mijzelf opnieuw kan gaan bewijzen binnen VORM want afgelopen jaar merk ik dat ik minder gemotiveerd en zeker niet het beste uit mijzelf gehaald heb. Momenteel is het voor mij in huis veel helpen aangezien de vrouw herstellende is van een keizersnee en de zwangerschapsvergiftiging dus mijn bereikbaarheid is iets minder. Laat maar even weten hoe verder en wat dit mogelijk voor consequenties heeft voor mij.
4.8 In reactie hierop heeft [directeur] bij e-mail van 22 december 2021 het volgende aan [verzoeker] bericht:

Dank voor je (helaas te late) bericht. Zoals je zult begrijpen ben ik ook erg geschrokken van de ontstane situatie.
Ik heb op dit moment geen beeld van de impact die dit heeft en ben blij dat [collega] [hof: [collega]] dit (ondanks zijn situatie) samen met het team oppakt. Vooralsnog moet de focus liggen op het oplossen van de ontstane problemen. Ik ga ervan uit dat ook jij hier je verantwoordelijkheid neemt en waar nodig [collega] helpt erger te voorkomen.
Natuurlijk heb ik begrip voor je thuissituatie en de gezondheid van je vrouw en kind gaan voor. Maar nogmaals aan jou het dringende verzoek [collega] waar nodig te ondersteunen.
4.9 Op 1 januari 2022 is [verzoeker] gestart in zijn nieuwe functie van junior projectontwikkelaar bij VORM Ontwikkeling.
4.10 Op 17 januari 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [verzoeker] en anderzijds [directeur] en mevrouw [HR-businesspartner] (HR Business Partner). Naar aanleiding van dit gesprek heeft VORM Ontwikkeling bij brief van 18 januari 2022 het volgende aan [verzoeker] bericht:

Op 17 januari 2022 had jij een gesprek met [directeur] (directeur Bouw & Ontwikkeling) en [HR-businesspartner] (HR-businesspartner).
Aanleiding van het gesprek was dat in december 2021 bleek dat er grove nalatigheid is geconstateerd in jouw werk als kopersadviseur en LT-lid. In jouw overdracht aan [collega] (d.d. 19 december 2021) blijkt dat met name op het project Essendael verschillende kopersopties niet of onjuist verwerkt zijn. Daarnaast hebben we signalen ontvangen dat je voor klanten slecht bereikbaar was, wat niet bij heeft gedragen aan de klantbeleving die wij als VORM zo hoog in het vaandel hebben staan.
Tijdens het gesprek gaf je aan dat je je er bewust van was dat deze fouten waren gemaakt en je ze te lang hebt laten liggen. Dat kwam enerzijds doordat je het overzicht voor jezelf niet meer compleet had en anderzijds omdat je de sfeer als niet voldoende ervaarde om de zaken tijdig aanhankelijk te maken.
De resultaten van deze nalatigheid zijn:
- grote ontevredenheid bij klanten;
- collega’s die nu veel herstelwerkzaamheden moeten verrichten en met een zeer negatieve sfeer te maken hebben;
- je directe LT-lid collega die in zijn vertrouwen is geschaad;
- een onvoorziene kostenpost voor de herstelwerkzaamheden;
- en wellicht imago-schade voor VORM als bedrijf.
Juist door jouw werkervaring bij VORM en expliciet jouw rol als leidinggevende had je kunnen weten dat zaken tijdig aanhankelijk gemaakt hadden moeten worden. Zoals aangegeven snappen wij dat iedereen een fout kan maken. Het vertrouwen is dan ook juist geschaad door het niet tijdig pakken van jouw verantwoording en te communiceren met je directe collega’s of zelfs te escaleren naar [directeur] op het moment dat je wist dat het fout was gegaan. Wanneer dit namelijk wel tijdig was gebeurd, hadden we gezamenlijk naar een juiste oplossing kunnen zoeken.
Om deze reden is aangegeven dat we het dienstverband met elkaar willen beëindigen. Je ontvangt samen met deze brief de vaststellingsovereenkomst. We vragen je deze zorgvuldig door te nemen en uiterlijk volgende week woensdag 26 januari 2022 aan ons getekend te retourneren.
4.11 In reactie hierop heeft de gemachtigde van [verzoeker] bij brief van
25 januari 2022 het volgende aan VORM Ontwikkeling bericht:

Algemeen
Alvorens cliënt inhoudelijk zal reageren op de beëindigingsovereenkomst, wenst hij op te merken dat hij op 17 januari jl. met grote verbazing deel heeft genomen aan het gesprek met dhr. [directeur] en mw. [HR-businesspartner]. Cliënt heeft immers naar zijn mening altijd goed gefunctioneerd, hetgeen ook wordt bevestigd door de salarisverhogingen en de bonussen die hij (vrijwel) ieder jaar heeft ontvangen. Naast het goede functioneren werkt cliënt ook reeds langer dan vijf jaren met veel plezier bij VORM en heeft hij - op de gewaardeerde projecten - een gemiddelde klantwaardering van 7,55. Dat u de arbeidsovereenkomst met cliënt wenst te beëindigen is voor hem dan ook een schok. Dit betekent overigens niet dat cliënt van mening is dat hij nimmer een steek heeft laten vallen. Naar zijn mening is hij echter niet dermate ernstig tekortgeschoten dat de arbeidsovereenkomst dadelijk zou moeten eindigen. […]
U geeft te kennen dat cliënt uw vertrouwen zou hebben beschaamd, omdat hij zaken niet tijdig (genoeg) zou hebben gemeld. Cliënt heeft nimmer bewust zaken achtergehouden en er alles aan gedaan om eventuele fouten op te lossen. Dat bij de overdracht bleek dat er zaken niet goed zouden zijn gegaan en/of niet tijdig zijn gemeld wordt door cliënt niet betwist, maar dat heeft hij niet met opzet gedaan. Hij is namelijk zaken vergeten te melden en hij heeft getracht om die zaken zelf op te lossen. Van die laatste categorie was er ook geen aanleiding en noodzaak om dat vooraf te communiceren. Ook heeft cliënt aan u te kennen gegeven - en al eerder aan diverse HR-medewerkers - waarom hij bepaalde zaken niet durfde te melden. Met de kennis achteraf had hij wellicht beter bepaalde zaken eerder kunnen melden, doch hij kan de tijd niet terugdraaien.
Cliënt wenst zijn handelen en/of nalaten ook niet goed te praten, maar hij heeft zijn werkzaamheden altijd zo goed mogelijk geprobeerd uit te voeren. Naar mening van cliënt worden tekortkomingen opgeblazen om een einde van de arbeidsovereenkomst te kunnen rechtvaardigen. Van belang is ook om op te merken dat cliënt, ondanks dat hij thans een andere functie bekleedt, aangeboden heeft om te helpen bij het oplossen van bepaalde zaken. U bent echter nimmer ingegaan op dat aanbod. In dat kader is tevens van belang dat cliënt ook nog regelmatig vragen krijgt van collega’s en hij die ook beantwoordt. Cliënt is aldus moedwillig is om te helpen. Voorts wenst cliënt op te merken dat de tekortkomingen met name zien op zijn eerste project - al een lange tijd geleden - en hij werd toen niet voldoende begeleid en/of was het verkeerd geleerd. Daarnaast zien ze op een project dat gestart is in een tijd dat cliënt er met zijn hoofd niet helemaal bij was. Cliënt heeft, zoals bij u bekend, een zeer zware tijd achter de rug en hoewel hij zijn handelen en/of nalaten niet goed wenst te praten door die gebeurtenissen, heeft dat logischerwijs wel invloed op hem en zijn werk gehad. In dit kader behoeft het geen toelichting dat uw huidige wens om over te gaan tot beëindiging, net nadat zijn zoon is geboren, extra wrang is. Cliënt vindt het overigens ook stuitend dat thans enkel de nadruk wordt gelegd op zijn tekortkomingen, terwijl hij toch meer dan 5 jaar goed heeft gefunctioneerd!
Ondanks het bovenstaande ziet cliënt ook wel in dat het moeilijk zal zijn - vanuit uw zijde - om de arbeidsovereenkomst te continueren, indien u het vertrouwen in hem verloren bent. Een eventueel einde van de arbeidsovereenkomst dient echter wel recht te doen aan de situatie en cliënt meent dat de beëindigingsovereenkomst thans enkel in uw voordeel is. […]
Tegenvoorstel
Zoals eerder opgemerkt kan de arbeidsovereenkomst niet eindigen zonder toestemming van cliënt en is uw voorstel simpelweg niet redelijk om te accepteren. Cliënt is echter, mede gezien het plezier dat hij altijd heeft gehad tijdens zijn dienstverband, niet van plan om het onderste uit de kan te halen en wenst met u mee te denken. Feitelijk is cliënt het grotendeels eens met uw voorstel, zij het dat de beëindigingsovereenkomst verhoogd moet worden en er een juridische kostenvergoeding betaald moet worden. […]
Graag verneem ik - bij voorkeur per e-mail - uw akkoord op bovenstaand voorstel alsook de aangepaste beëindigingsovereenkomst.
4.12 Partijen hebben vervolgens nog nader overleg met elkaar gevoerd, maar dat heeft niet tot een minnelijke regeling geleid.
Procedure in eerste aanleg
5. In eerste aanleg heeft VORM Ontwikkeling verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van
primairverwijtbaar handelen of nalaten (de e- grond),
subsidiaireen duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (de g- grond) en
meer subsidiairde combinatiegrond (de i- grond).
6. [verzoeker] heeft
primairverzocht het ontbindingsverzoek af te wijzen en
subsidiairom VORM Ontwikkeling te veroordelen aan haar een transitievergoeding en een billijke vergoeding te betalen.
7. Partijen hebben toen over en weer proceskostenveroordelingen gevraagd.
8. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juli 2022, VORM Ontwikkeling veroordeeld een transitievergoeding van € 12.664,40 bruto, te vermeerderen met rente, aan [verzoeker] te betalen, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders verzochte afgewezen.
Verzoeken in het hoger beroep
9. In
principaal hoger beroepverzoekt [verzoeker] om VORM Ontwikkeling te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 66.755,13 bruto, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag, onder verschaffing van een deugdelijke bruto/netto- specificatie en VORM Ontwikkeling te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
10. VORM Ontwikkeling verzoekt de grieven van [verzoeker] in
principaal hoger beroepongegrond te verklaren. Zij verzoekt in
incidenteel hoger beroep(a) de bestreden beschikking te vernietigen, uitsluitend voor zover dit de toekenning van de transitievergoeding betreft en te bepalen (samengevat) dat [verzoeker] geen recht heeft op een transitievergoeding, (b) [verzoeker] te veroordelen de aan hem betaalde transitievergoeding terug te betalen en (c) [verzoeker] te veroordelen het onverschuldigd betaalde loon over de maand juni 2022 terug te betalen. In
zowel het principaal hoger beroep als in het incidenteel hoger beroepverzoekt VORM Ontwikkeling dat [verzoeker] wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

11.[verzoeker] heeft verzocht het incidenteel hoger beroepongegrond te verklaren.

De beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep

12. De
principale grief 1keert zich tegen de feitenvaststelling in r.o. 2.1, 2.2 en 2.4 van de bestreden beschikking, als volgt.
a. De feitenvaststelling in r.o. 2.1 van de beschikking is onvolledig. De concernstructuur is veel uitgebreider dan weergegeven en [verzoeker] was niet in dienst van VORM Holding, maar van VORM Bouw.
In r.o. 2.2 van de beschikking is ten onrechte weergegeven dat [verzoeker] sinds 28 september 2015 in dienst was getreden bij VORM Bouw, dat moet een jaar later zijn, namelijk 28 september 2016.
In r.o. 2.4 van de beschikking is ten onrechte weergegeven dat het informeren van bij de bouw betrokken afdelingen inzake de door kopers gemaakte keuzes en het evalueren van de koperskeuzes gebeurt via de systemen HomeDNA en Focus Feedback. Dit is onjuist, omdat er met meerdere samenwerkingsverbanden niet met HomeDNA werd gecommuniceerd en met kopers veelvuldig ook via bijvoorbeeld e-mail en/of WhatsApp werd gecommuniceerd.
13. Ten aanzien van a overweegt het hof dat het de rechter is voorbehouden in een zaak die feiten vast te stellen die hij voor de motivering van zijn beslissing relevant acht. De rechter is niet gehouden tot de door [verzoeker] gewenste volledigheid van de weergave van feiten. Het hof ziet overigens ook de relevantie niet van een uitgebreidere weergave van de concernstructuur. Het bezwaar onder a gaat niet op.
13. Bij een verdere behandeling van het bezwaar onder b en c bestaat geen belang, aangezien het hof de feiten hierboven zelf heeft vastgesteld en daarbij rekening heeft gehouden met deze bezwaren.
Ontbindingsgronden
15. In deze zaak moet worden beoordeeld of er gronden waren om de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling en [verzoeker] te ontbinden. Het debat spitst zich toe op de vraag of er sprake was van (i) verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] (e- grond), (ii) een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (de g- grond), dan wel de zogenaamde combinatiegrond (de i- grond).

16.Het gaat bij de principale grief 2om de vraag of er sprake was van deg- grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Met de incidentele grief 1wordt betoogd dat er sprake was van de e-grond.

E- grond
17. De kantonrechter heeft over de e- grond als volgt geoordeeld in r.o. 5.4 tot en met 5.6 van de bestreden beschikking:
“5.4. VORM Ontwikkeling heeft primair om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling en [verzoeker] op de zogenoemde
e-grond verzocht, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.5.
VORM Ontwikkeling maakt [verzoeker] een vijftal verwijten:
1). niet of niet juist verwerken van kopersopties en daarover geen openheid van zaken geven;
2). kopers niet voorzien van enquêtes via het Focus Feedbacksysteem;
3). niet via Home DNA met kopers communiceren, maar via verschillende andere kanalen waaronder zijn privé e-mailadres;
4). moeilijk bereikbaar zijn voor kopers en collega’s;
5). geen sluitingsdatum voor de opties opnemen, waardoor geen enquêtes aan de kopers zijn gestuurd.
5.6.
De kantonrechter constateert dat al deze verwijten betrekking hebben op de periode dat [verzoeker] bij VORM Kopersadvies in dienst was. [verzoeker] heeft hiermee wellicht verwijtbaar gehandeld of nagelaten tegenover VORM Kopersadvies, maar niet tegenover VORM Ontwikkeling, zodat dat handelen tegenover VORM Ontwikkeling ook geen reden kan opleveren om de arbeidsovereenkomst op de e-grond te ontbinden.”
18. Met haar
incidentele grief 1komt VORM Ontwikkeling op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de handelwijze van [verzoeker] tegen VORM
Kopersadviesgeen reden kan opleveren om de arbeidsovereenkomst met VORM
Ontwikkelingte ontbinden. Deze grief faalt. Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat het handelen van [verzoeker] ten tijde van zijn dienstverband bij VORM
Kopersadviesgeen reden kan opleveren om de arbeidsovereenkomst met VORM
Ontwikkelingte ontbinden op de e- grond. Deze verwijten zien (uitsluitend) op de handelwijze van [verzoeker] bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst met VORM Kopersadvies en voor zover dit handelen als verwijtbaar moet worden aangemerkt, heeft [verzoeker] uitsluitend tegenover VORM Kopersadvies verwijtbaar gehandeld. Dat alle VORM-vennootschappen in de praktijk opereren als één bedrijf maakt dat niet anders. Er is immers een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten, met een andere vennootschap. De arbeidsovereenkomst tussen VORM Kopersadvies en [verzoeker] was reeds beëindigd.
19. Het handelen van [verzoeker] in zijn functie als kopersadviseur kan echter wel een rol spelen bij het beroep van VORM Ontwikkeling op de g- grond. Dat wordt hierna toegelicht.
G- grond
20. De kantonrechter heeft over de g- grond als volgt geoordeeld in r.o. 5.7 tot en met 5.9 van de bestreden beschikking:
“5.7. VORM Ontwikkeling heeft subsidiair om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen VORM Ontwikkeling en [verzoeker] op de zogenoemde
g-grond verzocht, te weten een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat door gedragingen van [verzoeker] en VORM Ontwikkeling over en weer zodanige scheuren zijn ontstaan in de vertrouwensband die noodzakelijk is voor een vruchtbare samenwerking tussen VORM Ontwikkeling en [verzoeker], dat die vertrouwensband niet meer kan worden gerepareerd. [verzoeker] heeft niet weersproken dat hij bij VORM Kopersadvies fouten heeft gemaakt en dat hij daar (achteraf gezien) eerder open kaart over had kunnen en moeten spelen. Hoewel VORM Ontwikkeling en VORM Kopersadvies strikt genomen verschillende entiteiten zijn en dus niet als onderdeel van één bedrijf kunnen worden beschouwd, kan de kantonrechter zich voorstellen dat de door [verzoeker] bij VORM Kopersadvies gemaakte fouten - door de organisatiestructuur binnen VORM Holding en de omstandigheid dat (bijna) al haar medewerkers in één gebouw werken - ertoe hebben geleid dat VORM Ontwikkeling het vertrouwen in [verzoeker] is verloren. Daarbij speelt ook mee dat VORM Ontwikkeling de gedragingen van [verzoeker] in deze procedure heeft geprobeerd “op te blazen”, terwijl [verzoeker] zijn gedragingen heeft getracht te bagatelliseren. Dat wederzijdse “steekspel” vormt geen basis om in vertrouwen verder aan een gezonde arbeidsrelatie te werken. Verder in acht nemende dat VORM Ontwikkeling er blijk van heeft gegeven geen mogelijkheden meer te zien voor een vruchtbare samenwerking en dat [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling ook te kennen heeft gegeven dat hij zich kan voorstellen dat het vertrouwen in hem bij een aantal mensen weg is, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van geen van partijen in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Vanwege de ernst van de vertrouwensbreuk is de kantonrechter ook van oordeel dat herplaatsing van [verzoeker] niet in de rede ligt.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter het subsidiaire verzoek van VORM Ontwikkeling om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond zal toewijzen.”
21. Met de
principale grieven 2 en 4betoogt [verzoeker] dat van VORM Ontwikkeling gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter heeft volgens [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, zodanig dat van VORM Ontwikkeling niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
21. Deze grieven falen. Het hof is evenals de kantonrechter van oordeel dat sprake is van de g- grond. Dat oordeel wordt als volgt toegelicht.
23. VORM Ontwikkeling heeft in het kader van haar stelling dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie het volgende naar voren gebracht. Zij heeft niet zozeer het vertrouwen in [verzoeker] verloren omdat hij fouten heeft gemaakt, maar omdat hij VORM niet uit eigen beweging over zijn fouten heeft geïnformeerd, althans, niet eerder dan bij de overdracht van zijn werkzaamheden in verband met zijn overstap naar VORM Ontwikkeling. VORM Ontwikkeling rekent het [verzoeker] daarnaast aan dat hij niet alleen heeft nagelaten om VORM te informeren, maar zelfs actief heeft geprobeerd om zijn fouten verborgen te houden door kopers zonder overleg met VORM compensatie aan te bieden waartoe hij niet bevoegd was. [verzoeker] had VORM onmiddellijk juist en volledig moeten informeren over fouten en te allen tijde moeten handelen binnen de grenzen van zijn bevoegdheden. Niet voor niets heeft VORM integriteit, openheid, vertrouwen en professionaliteit in haar gedragscode verankerd als kernwaarden van haar organisatie. Vanwege zijn voorbeeldfunctie als leidinggevende is het door VORM Ontwikkeling in hem gestelde vertrouwen dermate ernstig beschaamd dat zij alle vertrouwen in hem heeft verloren en de positie van [verzoeker] is daardoor onhoudbaar geworden, aldus steeds VORM Ontwikkeling.
24. [verzoeker] heeft hiertegen te weinig ingebracht. Hij heeft aangevoerd dat de vermeende fouten al bekend waren toen hij in dienst trad bij VORM Ontwikkeling en dat om die reden het niet melden van die fouten niet ten grondslag kan liggen aan de ontbinding op de g- grond. Dat de fouten al bij VORM Ontwikkeling bekend waren voor het sluiten van de overeenkomst op 29 november 2021 is echter door
VORM Ontwikkeling gemotiveerd weersproken. VORM Ontwikkeling heeft toegelicht dat op 2 november 2021 inderdaad enkele fouten van [verzoeker] aan het licht waren gekomen, maar volgens VORM ging zij er op dat moment van uit dat dit slechts incidenten betrof. VORM voert aan dat pas naar aanleiding van de e-mail van 19 december 2021 de omvang van de fouten van [verzoeker] duidelijk is geworden en het haar bleek dat geen sprake was van op zichzelf staande incidenten, maar van een patroon. Volgens VORM heeft naar aanleiding daarvan onderzoek op de bouwplaatsen plaatsgevonden en is met kopers gesproken, waarna haar duidelijk werd hoe groot het probleem werd. [verzoeker] heeft dit betoog van VORM Ontwikkeling niet gemotiveerd weersproken.
25. Het hof leidt uit de in 4.5 e.v. weergegeven e-mailcorrespondentie af dat [verzoeker], louter vanwege zijn komende overstap van VORM Kopersadvies naar
VORM Ontwikkeling de door hem gemaakte fouten aan de orde heeft gesteld. Uit die e-mailwisseling blijkt ook dat [verzoeker] die fouten toen zelf ook ernstig vond. Hij schrijft immers: “
Ik heb wel gezien dat ik zeker fouten heb gemaakt bij bepaalde bouwnummers waar ik echt van baal en merk dat dit niet voor de rust zorg die nodig is, lig er best van wakker” en “
Ik zal met bovenstaande geen vrienden gemaakt hebben, mocht het verdere consequenties hebben voor mij heb ik hier wel contact over met de directie. […] Belangrijk is dat je als leidinggevende in ieder geval geen of nauwelijks bouwnummers erbij doet want ik zie echt dat ik te veel fouten heb gemaakt in de projecten waar ik niet trots op ben…
.
26. Uit de e-mailwisseling blijkt dat ook Wichers de ontstane situatie als ernstig beoordeelt. Hij schrijft in zijn reactie van 21 december 2021 dat hij echt geschrokken is, dat het behoorlijk ernstig blijkt te zijn, dat het oplossen van de problemen veel geld kost en dat collega’s en onderaannemers worden opgezadeld met veel extra werk en frustratie en dat Wichers hem verzoekt om zelf contact op te nemen met [directeur].
27. Vervolgens heeft [verzoeker] ook [directeur] op 22 december 2021 geïnformeerd over zijn fouten en ook uit dat e-mailbericht volgt dat [verzoeker] zijn fouten als ernstig inschat (zie r.o. 4.7). Het later door [verzoeker] ingenomen standpunt, dat er kort gezegd op neerkomt dat het allemaal niet zo ernstig is, acht het hof niet geloofwaardig. Dat standpunt is niet goed verenigbaar met het hiervoor in r.o. 25 weergegeven standpunt dat [verzoeker] blijkens de e-mailwisseling eerder heeft ingenomen.
28. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat het gaat om een groot aantal serieuze fouten, met mogelijk aanzienlijke schade als gevolg. Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat het niet uit eigen beweging melden van die fouten, het vertrouwen in [verzoeker] ernstig heeft geschaad en daarmee de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig heeft verstoord, zodanig dat van VORM Ontwikkeling niet gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] voortzet (de g- grond).
29. Anders dan [verzoeker] betoogt, betekent het feit dat dit alles zich heeft afgespeeld binnen VORM Kopersadvies, niet dat VORM Ontwikkeling geen beroep toekomt op de g-grond. Niet in geschil is dat de verschillende werkmaatschappijen van VORM gelieerd zijn aan elkaar. VORM Ontwikkeling heeft gesteld dat de vennootschappen heel nauw samenwerken. Zij heeft toegelicht dat haar activiteiten aanvankelijk onder één en dezelfde vennootschap werden verricht, maar dat VORM enkele jaren geleden ervoor heeft gekozen om haar activiteiten in verschillende vennootschappen onder te brengen, om risico’s te spreiden. VORM Ontwikkeling heeft verder onvoldoende weersproken aangevoerd dat de activiteiten van de verschillende werkmaatschappijen complementair zijn aan elkaar en dat tussen de werkmaatschappijen regelmatig uitwisseling van personeel plaatsvindt. Zij heeft er in dit verband op gewezen dat ook [verzoeker] voor de verschillende vennootschappen van VORM heeft gewerkt.
30. [verzoeker] heeft op zijn beurt weliswaar aangevoerd dat deze vennootschappen los van elkaar functioneren zonder – samengevat – een operationele samenhang, maar dit betoog heeft hij tegenover de toelichting van Vorm Ontwikkeling onvoldoende onderbouwd en het strookt ook niet met het feit dat [verzoeker] met [directeur] – directeur Bouw en Ontwikkeling van VORM Holding – vlak voor zijn overstap naar VORM Ontwikkeling rechtstreeks is gaan communiceren over de fouten die hij bij VORM Kopersadvies had gemaakt. Dit onderstreept juist de door VORM Ontwikkeling geschetste nauwe samenhang tussen de verschillende vennootschappen.
31. [verzoeker] heeft nog aangevoerd dat hij bij zijn werkzaamheden bij
VORM Ontwikkeling niet met [directeur] hoeft om te gaan, maar (alleen) met de directeur van VORM Ontwikkeling, kennelijk om te betogen dat de relatie met [directeur] niet relevant is voor de arbeidsverhouding tussen [verzoeker] en VORM Ontwikkeling. Dit argument gaat niet op. Tegen de achtergrond dat er een nauwe samenhang tussen de vennootschappen van VORM bestaat, valt goed te begrijpen dat ook VORM Ontwikkeling het [verzoeker] aanrekent dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven over de fouten die hij bij de uitvoering van zijn werkzaamheden als kopersadviseur heeft gemaakt en dat dit het vertrouwen van VORM Ontwikkeling in [verzoeker] onherstelbaar heeft geschaad.
31. Er is ook anderszins geen basis om – zoals de kantonrechter terecht heeft geoordeeld – “in vertrouwen verder aan een gezonde arbeidsrelatie te werken”. Op dit laatste punt is van belang dat [verzoeker] in deze procedure VORM Ontwikkeling er van beschuldigt dat deze “
bewust een verstoorde arbeidsverhouding […] veroorzaakt”, terwijl niet is onderbouwd waarom VORM Ontwikkeling dit zou willen doen zonder de gestelde vertrouwensbreuk. Daar komt nog bij dat een dergelijke beschuldiging het ernstige gebrek aan vertrouwen tussen partijen onderstreept.
33. Kortom, er is sprake van de g- grond zodat moet worden geoordeeld dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht op deze grond heeft ontbonden. Een billijke vergoeding op grond van art. 7:683 lid 3 BW is dan ook niet aan de orde. Bij deze stand van zaken behoeft de i- grond niet te worden beoordeeld.
Herplaatsing
34. Met de
principale grief 3betoogt [verzoeker] dat VORM Ontwikkeling niet aan haar herplaatsingsverplichting heeft voldaan, terwijl herplaatsing wel in de rede ligt. [verzoeker] had bij een andere vennootschap kunnen worden herplaatst. De arbeidsovereenkomst had dus niet ontbonden mogen worden.
34. Deze grief faalt. Aangezien hiervoor is vastgesteld dat de VORM-vennootschappen nauw met elkaar verweven zijn, staat de ernstige en duurzame vertrouwensbreuk aan herplaatsing in de groep in de weg.
Ernstig verwijtbaar handelen, transitievergoeding, billijke vergoeding
36. Met de
principale grief 5betoogt [verzoeker] dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van VORM Ontwikkeling, zodat [verzoeker] recht heeft op een billijke vergoeding. De tegenpool van deze grief is de
incidentele grief 2waarmee VORM Ontwikkeling betoogt dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] zodat er geen opzegtermijn in acht had moeten worden genomen bij het bepalen van de ontbindingsdatum, er geen loon over de maand juni 2022 was verschuldigd en ten onrechte aan [verzoeker] een transitievergoeding is toegekend.
36. De principale grief 5 faalt. Er is als gezegd sprake van een ernstige en duurzame vertrouwensbreuk. Niet is in te zien waarom VORM Ontwikkeling ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten door onder de genoemde omstandigheden beëindiging van de arbeidsovereenkomst na te streven. Het toekennen van een billijke vergoeding op deze grondslag is dan ook niet aan de orde.
36. Ook de incidentele grief 2 faalt. Alleen in uitzonderlijk zwaarwegende gevallen is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Zodanig geval doet zich hier niet voor. De door VORM Ontwikkeling aan [verzoeker] gemaakte verwijten – als deze zouden opgaan en zouden meetellen in de arbeidsovereenkomst die zij had met [verzoeker] – voldoen niet aan deze strenge maatstaf. Er is dan ook geen reden aan [verzoeker] een transitievergoeding te ontzeggen, noch om de datum van de ontbinding te verkorten en te oordelen dat het loon over de maand juni 2022 niet verschuldigd was.
Bewijsaanbiedingen
39. Het hof gaat voorbij aan het in algemene termen gestelde bewijsaanbod van [verzoeker], omdat het niet voldoende concreet is.
39. Het hof gaat ook voorbij aan het bewijsaanbod van VORM Ontwikkeling omdat het verder niet ter zake dienend is.
Slotsom
41. Uit het voorgaande volgt dat het zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep faalt. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
Proceskosten
42. Met de
principale grief 6betoogt [verzoeker] dat de kantonrechter ten onrechte de proceskosten heeft gecompenseerd. Met de
principale grief 7betoogt [verzoeker] dat VORM Ontwikkeling moet worden veroordeeld in de proceskosten van het principaal hoger beroep. Deze grieven falen. De uitkomst van het principaal hoger beroep brengt mee dat [verzoeker] in de kosten daarvan moet worden veroordeeld.
42. Omdat ook het incidenteel hoger beroep faalt zal VORM Ontwikkeling worden veroordeeld in de proceskosten ter zake.
Beslissing
  • bekrachtigt de door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam, tussen partijen gegeven beschikking van 27 mei 2022;
  • veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van VORM Ontwikkeling tot op heden begroot op € 2.135,-- aan griffierecht en
  • veroordeelt VORM Ontwikkeling in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 1.183,-- aan salaris advocaat (2 punten, tarief II x 0,5);
  • verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.S. van Coevorden, R.J.F. Thiessen en J.S. Honée en in het openbaar uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.