ECLI:NL:GHDHA:2023:1127

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
200.302.224/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vordering tot terugbetaling van factuurbedrag wegens ontbinding en wanprestatie in installatiewerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen PDK Installatietechniek B.V. over de terugbetaling van een factuurbedrag van € 5.000. [appellant] stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen hem en PDK, of dat hij deze overeenkomst heeft ontbonden. PDK heeft installatiewerkzaamheden verricht in de woning van [appellant], waarvoor een factuur is gestuurd. [appellant] heeft een deel van de factuur voldaan, maar vordert nu restitutie van het bedrag, omdat hij van mening is dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, en het hof bekrachtigt dit vonnis. Het hof oordeelt dat de stelling van [appellant] dat er geen overeenkomst is, niet kan worden aangenomen, en dat hij geen grondslag heeft voor zijn vordering. Het hof concludeert dat PDK zich bereid heeft getoond om de werkzaamheden af te ronden en dat er geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst is. De vordering van [appellant] wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.302.224/01
Zaaknummer rechtbank : 8673450 \ CV EXPL 20-26159
Arrest van 20 juni 2023
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. Z.B. Gyömörei, kantoorhoudend in Den Haag,
tegen
PDK Installatietechniek B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat: mr. N.S. Heessels, kantoorhoudend in Naaldwijk.
Het hof zal partijen hierna [appellant] en PDK noemen.

1.De zaak in het kort

PDK heeft installatiewerkzaamheden verricht in de woning van [appellant] . Voor deze en nog te verrichten werkzaamheden heeft PDK [appellant] een factuur gestuurd. Onder verwijzing naar die factuur heeft [appellant] € 5.000 aan PDK voldaan.
In deze procedure vordert [appellant] restitutie van dit bedrag. Hij stelt dat tussen hem en PDK geen overeenkomst tot stand is gekomen, dan wel – als hierover anders zou moeten worden geoordeeld – dat hij deze overeenkomst heeft ontbonden dan wel zijn verplichtingen onder deze overeenkomst mocht opschorten.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 3 augustus 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 mei 2021;
  • het arrest van dit hof van 21 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 februari 2022;
  • de memorie van grieven van [appellant] ;
  • de memorie van antwoord van PDK;
  • de bijlage 6 die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 14 april 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor de meervoudige kamer. De advocaten hebben de zaak toegelicht; die van PDK mede aan de hand van pleitaantekeningen die hij heeft overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Op 14 augustus 2019 heeft PDK een offerte uitgebracht voor het uitvoeren van werkzaamheden ter beveiliging van het woonhuis van [appellant] . In de offerte zijn drie betalingstermijnen opgenomen:
- 40% bij opdracht;
- 40% tijdens werkzaamheden; en
- 20% na oplevering.
3.2
De offerte is gericht aan [betrokkene 1] , een voormalig cliënt van [appellant] , die destijds met instemming van [appellant] bemoeienis had met de verbouwing van diens woning.
3.3
PDK heeft een deel van de werkzaamheden uitgevoerd en op 21 januari 2020 aan [appellant] een factuur ter hoogte van € 9.649,65 uitgebracht voor de eerste twee betalingstermijnen. Op 30 januari 2020 heeft [appellant] een bedrag van € 5.000 aan PDK voldaan onder vermelding van het factuurnummer van die factuur (202080008).
3.4
[appellant] heeft PDK op 24 maart 2020 – naar aanleiding van de e-mail van PDK van diezelfde dag met daarin de mededeling dat nog een deel van de factuur openstond – onder meer geschreven:
"Ik heb geen idee wat er nu wel of niet is geplaatst. Aan mij is niets opgeleverd. [...] Toen ik het huis in ging dit weekend ging er continu een alarmsignaal af dat op straat te horen was. […] Het is niet uit te sluiten dat de aansluiting verkeerd is aangebracht. Welke werkzaamheden heeft [betrokkene 2] verricht en wanneer worden deze opgeleverd? Heeft [betrokkene 2] gewerkt aan de elektra van de warmwater installatie? Die doet het namelijk niet. Van het alarm werkt niets. Volgens [betrokkene 2] zal hij de installatie nog afmaken en opleveren. […] Tot op heden is er geen moment overleg met mij geweest. Ik verzoek u uitsluitend in en rond het huis te komen en werkzaamheden te verrichten na een afspraak met mij. Op grond van het voorgaande schort ik mijn betalingsverplichtingen jegens u, voor zover daarvan sprake is, op. Blijkt u niet naar behoren te kunnen opleveren, dan zal ik een gespecialiseerd bedrijf de werkzaamheden laten afmaken en u de kosten in rekening brengen."
3.5
Op 25 maart 2020 heeft PDK aan [appellant] geschreven:
"Wij hebben de volgende werkzaamheden verricht in uw woning vanuit de offerte met nummer 20194187
- camerasysteem- inbraakinstallatie- intercom
Wij factureren de werkzaamheden altijd in 3 delen- 40% van het offerte bedrag bij opdracht- 40% van het offerte bedrag tijdens de werkzaamheden- 20% na oplevering van de installatie
U heeft een factuur ontvangen van 2 x 40% van de werkzaamheden, hiervan heeft u een gedeelte betaald. U krijgt straks nog een laatste factuur als alles is opgeleverd [...]
Tijdens het telefoongesprek heb ik aangegeven dat de systemen voor zover zijn aangelegd, we kunnen de installatie geheel opleveren als er een internet verbinding aanwezig is dat zij de installatie op u telefoon kunnen programmeren. U zou dat gaan bestellen.
Ook heb ik aangegeven dat voor het alarmsysteem nog een aantal draadloze detectors geplaatst moeten worden maar dat wij hier even mee wachten totdat de woonkamer is ingericht. Als wij nu een detector zouden plaatsen en er een kast voorkomt zou dat zonden zijn voor de gaten die wij hebben geboord.
De bekabeling op de foto zou worden weggewerkt door [werknemer] .
Ik snap dat de communicatie tussen [werknemer] niet goed verloopt maar wij gaan al onze werkzaamheden op een goeie en nette manier opleveren voor u.
Zullen we even op korte termijn een afspraak maken in de woning zodat wij alles even kunnen doornemen, ik zal u vandaag even contacten om een afspraak in te plannen."
3.6
Bij het uitblijven van een reactie heeft PDK op 7 april 2020 aan [appellant] geschreven:
"[…] Naar aanleiding van u mail op 24 maart 2020 heb wij op 25 maart jl. direct telefonisch contact met u opgenomen. [...]
U gaf aan contact met ons op te nemen om een afspraak op locatie te maken, maar tot op heden hebben wij nog niks van u vernomen. Als u geen contact op ons op neemt zien wij dit dat het project voor als nu is opgeleverd en zullen wij ook de laatste factuur van de werkzaamheden naar u sturen. [... ]"
3.7
Op 14 april 2020 heeft [appellant] als volgt gereageerd op een aanmaning tot betaling van de rest van de factuur van PDK van diezelfde dag:
"De installatie functioneert niet. Ik heb u daarvan op de hoogte gebracht. [betrokkene 3] heeft het werk verlaten en reageert niet meer. Een deel van het werk wordt nu overgedaan door andere aannemers. Zodra dit werk is opgeleverd, zal ik contact opnemen met [betrokkene 2] , om de werkzaamheden af te maken."
3.8
Op 13 mei. 2020 heeft PDK aan [appellant] geschreven:
"In ons laatste telefoongesprek medio eind april 2020, is afgesproken dat u na de verhuizing (week 19) met ons contact op zou nemen, zodat wij de laatste werkzaamheden konden inplannen voor het opleveren van de installaties. Tot op heden hebben wij helaas niks meer van u vernomen. Zou u zo vriendelijk willen zijn voor aankomende vrijdag 15 mei een reactie te kunnen geven? Dan kunnen wij dit meenemen voor onze planning van aankomende week."
3.9
Op 15 mei 2020 heeft [appellant] aan PDK geschreven:
"De verhuizing is compleet, de internetverbinding heeft nog problemen. Ik zal telefonisch contact met u opnemen voor een afspraak"
3.1
PDK heeft op 18 mei 2020 gereageerd met:
“Hartelijk dank voor uw reactie. De werkzaamheden wil ik zsm afmaken, graag verneem ik morgen van u een aantal data."
3.11
Op 6 juni 2020 heeft PDK aan [appellant] geschreven:
"Graag zien wij de betaling van factuur nr.202080008uiterlijk woensdag 10 juniaanstaande bijgeschreven op onze rekening. Inweek 25zullen we de installatie komen opleveren zodat factuur nr.202080137 dan ook direct kan worden voldaan."
3.12
Op 16 juni 2020 heeft PDK [appellant] opnieuw aangemaand tot betaling van de openstaande factuur, waarop [appellant] als volgt heeft gereageerd:
"U heeft op 14 augustus een offerte uitgebracht aan [betrokkene 1] , niet aan mij. Die offerte heb ik nooit aanvaard. De offerte, de installatie en de prijs zijn nooit met mij besproken. Ik heb geen idee wat u heeft aangebracht en ik heb geen idee wat er nog moet worden aangebracht. [...]
Ik wilde overleg met u hebben. U heeft niet teruggebeld Ik vind de communicatie erg slecht. Hoe moet dat als straks het alarm het niet doet of als er is ingebroken? [...] Niets doet het. [...]
Ik zal telefonisch contact met u opnemen om een afspraak met u te maken. Het zou prettig zijn als u dan de telefoon aanneemt.
3.13
[appellant] heeft op 24 juni 2020 aan PDK geschreven:
"[...] Vanochtend heeft mijn vrouw weer gebeld. U was er niet. Daarna heeft u teruggebeld. U wilt geen afspraak maken. Eerst wilt u betaald worden. Op grond van het voorgaande verzoek en voor zover noodzakelijk sommeer ik u om uw verplichtingen jegens mij na te komen, onder andere door het in werking stellen van de installatie, dusdanig dat ik deze installatie zelfstandig en veilig kan (blijven) gebruiken, binnen acht dagen na heden, bij gebreke waarvan ik, reeds thans voor alsdan, uitsluitend voor zover rechtens vereist, de overeenkomst ontbind. […]"
3.14
Daarop heeft PDK op 25 juni 2020 gereageerd door aan te bieden de nog resterende werkzaamheden te komen afmaken en het systeem op te leveren, als het restant van de factuur binnen acht dagen zou zijn voldaan.
3.15
[appellant] heeft op 8 juli 2020 aan PDK geschreven:
“Aan mijn onderstaande sommatie heeft u niet voldaan. Ik stel vast dat de overeenkomst is ontbonden. Indien en voor zover vereist ontbind ik de overeenkomst hierbij. [...] Voor de goede orde wijs ik u er op dat ik eerder mijn verplichtingen jegens u heb opgeschort. Uw offerte en uw algemene voorwaarden heb ik niet aanvaard.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd, samengevat:
- voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen, voor zover daarvan sprake is, door de ontbindingsverklaring van [appellant] buitengerechtelijk is ontbonden;
- dan wel deze overeenkomst te ontbinden;
- met veroordeling van PDK tot ongedaanmaking, althans terugbetaling van € 5.000;
- met veroordeling van PDK in de kosten van de procedure, met wettelijke rente.
4.2
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en [appellant] in de kosten veroordeeld.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij vordert hetzelfde als bij de kantonrechter, alsook restitutie van wat hij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan PDK heeft voldaan, met veroordeling van PDK in de kosten van beide instanties.
5.2
PDK concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
[appellant] heeft tegen het vonnis twee grieven aangevoerd.
Grief 1
6.2
Met zijn eerste grief betoogt [appellant] dat hij met PDK geen overeenkomst is aangegaan, en dat de kantonrechter dit heeft miskend. [appellant] heeft bij deze grief geen belang. Binnen het door hem voorgestane scenario dat hij met PDK geen overeenkomst heeft gesloten, heeft [appellant] geen grondslag voor zijn vordering aangevoerd. Van onverschuldigde betaling is, ook in dit scenario, in elk geval geen sprake geweest. Vaststaat dat binnen tien dagen na de dagtekening van de factuur van PDK, [appellant] € 5.000 aan PDK heeft betaald onder vermelding van het nummer van de factuur (hiervoor, 3.3). [appellant] stelt in zijn memorie van grieven dat hij deze betaling heeft gedaan omdat hij zag dat er beveiligingsobjecten waren aangebracht op zijn huis en dat hij probeerde in alle redelijkheid tot een gesprek te komen met PDK om te bekijken wat PDK nu had uitgevoerd en hoe en door wie het kon worden afgemaakt. Hij stelt echter niet dat hij deze doelstelling ten tijde van de betaling met PDK heeft gedeeld, of anderszins dat PDK reden had om de betaling in andere zin op te vatten dan dat deze was gedaan ter gedeeltelijke kwijting op haar factuur aan [appellant] . Hiermee vormde (de titel die ten grondslag lag aan) de factuur de rechtsgrond voor de betaling.
Grief 2
6.3
Met zijn tweede grief betoogt [appellant] dat hij een opschortings- en ontbindingsrecht had, indien en voor zover sprake was van een overeenkomst, en dat de kantonrechter dit heeft miskend. Het hof gaat er in het navolgende veronderstellenderwijs vanuit dat die overeenkomst er was. Dat moet dan wel een overeenkomst conform de offerte van PDK zijn (hiervoor, 3.1); dat een overeenkomst met andere inhoud zou zijn gesloten is gesteld noch gebleken (ook niet subsidiair). Het betoog van [appellant] strekt ertoe dat hij deze overeenkomst heeft ontbonden of dat de rechter deze ontbindt vanwege niet- of ondeugdelijke nakoming door PDK. De grondslag van de vordering is dan dat PDK de door [appellant] onder de overeenkomst aan haar geleverde prestatie ongedaan moet maken (artikel 6:271 BW), en dat is: terugbetaling van de € 5.000.
overleg
6.4
In de eerste plaats voert [appellant] aan, samengevat, dat PDK niet bereid is geweest om met hem in gesprek te gaan en toe te lichten welke werkzaamheden zij had verricht en welke zij nog zou verrichten. Dit verwijt is ongegrond. Uit de hiervoor in 3.5-3.14 aangehaalde correspondentie tussen partijen blijkt dat PDK zich bereid heeft getoond om bij [appellant] langs te komen om de werkzaamheden met hem door te nemen en de installatie op te leveren. Aanvankelijk stelde PDK daarbij niet de voorwaarde dat het nog openstaande deel van de factuur zou worden betaald. Dat PDK die eis later wel is gaan stellen, in overeenstemming met de voorwaarden uit haar offerte, levert geen tekortkoming onder de overeenkomst op.
geheimhouding/lek
6.5
In de tweede plaats voert [appellant] aan dat de beveiligingsinstallatie die PDK zou installeren, de geheimhouding die [appellant] als advocaat in relatie tot zijn cliënten diende te betrachten niet zou waarborgen. De aansturing van de installatie zou volgens PDK, naar zeggen van [appellant] , (gedeeltelijk) moeten verlopen via de mobiele telefoon van [appellant] . Dat zou volgens [appellant] een lek opleveren in zijn e-mailcorrespondentie met zijn cliënten, die volgens [appellant] ook via zijn mobiele telefoon verloopt. De klacht dat de aansturing van de installatie verplicht via de mobiele telefoon van [appellant] zou moeten verlopen is in zoverre ongegrond, dat de offerte slechts vermeldt dat onderdelen via een mobiele telefoon kunnen verlopen. Wat hiervan zij, dat de installatie conform de offerte is (inclusief (optie op) aansturing via een mobiele telefoon) kan PDK niet worden verweten.
6.6
[appellant] heeft zijn klacht dat met de aansturing van de beveiligingsinstallatie via zijn mobiele telefoon de geheimhouding van zijn cliëntgegevens in het geding is, verder niet onderbouwd. De enkele stelling van [appellant] dat [betrokkene 5] Elektrotechniek zijn stelling op dit punt onderschrijft maakt dit, tegenover de betwisting van PDK, niet anders. De klacht is daarom ongegrond. Dat geldt te meer nu PDK zich er onweersproken op beroept een gecertificeerd beveiligingsbedrijf te zijn, en bovendien als optie aanbiedt dat [appellant] het onderhoud en de opvolging aan een ander dan PDK uitbesteedt, in welk geval PDK überhaupt geen toegang meer heeft tot het beveiligingssysteem zelf.
gebreken
6.7
In de derde plaats stelt [appellant] dat de installatie van PDK verschillende gebreken vertoont, te weten:
er zijn maar drie camera’s geïnstalleerd, terwijl de offerte spreekt over vier camera’s;
er zijn geen wifi-zenders aangebracht;
de wifi-zender op de begane grond is volgens [betrokkene 4] Elektrotechniek verkeerd aangebracht;
draadloze brand/hitte/rookmelders met afstandsbediening ontbreken;
het systeem is onbekend bij [betrokkene 4] Elektrotechniek en [betrokkene 5] Elektrotechniek, [appellant] kan er niks mee;
de broncode ontbreekt;
de offerte gaat uit van een inboedel met een waarde van € 50.000-€ 100.000, maar de waarde van de inboedel van [appellant] is hoger;
er is geen overleg geweest over het hang- en sluitwerk; [appellant] heeft geen idee of de omschrijvingen in de offerte kloppen;
de repeater ontbreekt;
de garantietermijn was reeds verstreken toen [appellant] in conflict kwam met PDK.
6.8
Het hof oordeelt hierover als volgt.
Ad a-d en i (ontbrekende onderdelen/wifi bg verkeerd geïnstalleerd).Voor zover het klopt dat de door [appellant] genoemde onderdelen (nog) niet waren geïnstalleerd, terwijl dat volgens de offerte wel moest, leverde dit voor [appellant] nog geen opschortings- en/of ontbindingsrecht op. Tussen partijen is niet in geschil dat de installatie nog niet was voltooid. PDK heeft op een aantal onderdelen ook toegelicht dat en waarom bepaalde onderdelen (nog) niet geïnstalleerd waren, wanneer dat wel kon gebeuren (als de wifi zou werken), dat zij na betaling van haar factuur de installatie zou voltooien, en dat wanneer bepaalde onderdelen (definitief) niet zouden worden geïnstalleerd dit met de slotfactuur kon worden verrekend als minderwerk.
Wat er mis was met de wifi op de begane grond heeft [appellant] verder niet toegelicht, maar ook hiervoor geldt dat PDK dit in het kader van de door haar toegezegde oplevering voor zover nodig had kunnen oplossen. Dat die oplevering nog niet had plaatsgevonden betekent niet dat PDK (al) in verzuim was of dat [appellant] kon opschorten en/of ontbinden.
[appellant] heeft niet of onvoldoende onderbouwd dat de door hem gestelde tekortkomingen van zodanig gewicht en/of zodanige aard waren dat hij gegronde vrees had dat PDK, na betaling van haar factuur, uiteindelijk niet deugdelijk zou opleveren.
Ad e (systeem onbekend).[appellant] stelt niet dat het systeem als zodanig niet conform offerte was; de levering ervan was daarom ook niet in strijd met de overeenkomst. Los hiervan geldt dat de enkele omstandigheid dat het door PDK geleverde systeem onbekend was bij [betrokkene 4] Elektrotechniek en [betrokkene 5] Elektrotechniek, niet maakt dat het systeem niet deugdelijk is.
Ad f (broncode).[appellant] licht niet toe dat de overeenkomst PDK verplichtte tot het leveren van een broncode (en waarvan) en/of dat het (voor [appellant] ) niet beschikbaar zijn van een broncode het systeem ondeugdelijk maakte, of dat dit anderszins een toerekenbare tekortkoming van PDK onder de overeenkomst opleverde.
Ad g (inboedelwaarde).[appellant] licht niet toe dat (en onderbouwt evenmin dat) en in welke mate zijn inboedel meer waard is dan € 100.000 en dat en waarom dit het door PDK geoffreerde systeem ontoereikend maakt.
Ad h (hang- en sluitwerk).[appellant] stelt niet concreet dat zijn hang- en sluitwerk niet conform de in de offerte genoemde normen is; de offerte vermeldt in elk geval dat bouwkundige werkzaamheden geen deel uitmaken van de offerte.
Ad j (garantietermijn).[appellant] concretiseert niet waar zijn stelling vandaan komt dat de garantietermijn reeds was verstreken toen hij met PDK in conflict kwam; het komt het hof in elk geval onaannemelijk voor dat een garantietermijn reeds vóór oplevering verstrijkt. De offerte vermeldt op p. 17 “Garantie. 12 maanden op materialen en montage”. Dat deze garantie de door [appellant] bedoelde strekking had (te weten dat deze eerder inging dan bij oplevering) vindt geen grondslag in de tekst ervan, en blijkt ook nergens anders uit.
6.9
De stelling van [appellant] dat sprake zou zijn van schending van informatieverplichtingen wordt (ook voor het overige) als onvoldoende toegelicht en onderbouwd verworpen.
bedreiging, conflict met [betrokkene 1] en andere aannemers
6.1
[appellant] stelt dat PDK deel uitmaakte van een groep waartoe ook [betrokkene 1] behoorde, en andere aannemers met wie [appellant] in conflict is gekomen, en dat [betrokkene 1] hem fysiek heeft bedreigd. Wat die groepsvorming precies inhoudt maakt [appellant] niet duidelijk; de enkele omstandigheid dat PDK zich in haar geschil met [appellant] laat vertegenwoordigen door hetzelfde advocatenkantoor of dezelfde advocaat als door wie [betrokkene 1] en andere aannemers zich laten vertegenwoordigen in hun geschillen met [appellant] , maakt niet dat PDK tekortschiet onder haar overeenkomst met [appellant] . De enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] het restant van de factuur van PDK aan [appellant] heeft voldaan, leidt evenmin tot die conclusie. [appellant] stelt nog dat PDK ook opdrachtnemer is van [betrokkene 1] en dat hij daarom moet vrezen dat zijn gegevens via PDK bij [betrokkene 1] terechtkomen, maar voor die vrees bestaat geen (kenbare) grond. En, zoals PDK ook heeft toegelicht: als [appellant] het toch niet vertrouwt, dan staat het hem vrij om het onderhoud en de opvolging van zijn systeem te laten verzorgen door een ander dan PDK, en dat in dat geval PDK helemaal geen toegang meer heeft tot zijn gegevens.
Conclusie en proceskosten
6.11
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. [appellant] heeft geen specifieke feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 mei 2021;
  • wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep; aan de zijde van PDK tot op heden begroot op € 772 voor verschotten (griffierecht) en € 2.508 voor het salaris van de advocaat (3 punten volgens tarief I, Liquidatietarief 2023);
  • verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. Frieling, mr. P.M. Verbeek en mr. P. Kuipers, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.