Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 3 augustus 2021, waarmee [appellant] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 mei 2021;
- het arrest van dit hof van 21 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 februari 2022;
- de memorie van grieven van [appellant] ;
- de memorie van antwoord van PDK;
- de bijlage 6 die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
- 40% bij opdracht;
- 40% tijdens werkzaamheden; en
- 20% na oplevering.
4.Procedure bij de rechtbank
- voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen, voor zover daarvan sprake is, door de ontbindingsverklaring van [appellant] buitengerechtelijk is ontbonden;
- dan wel deze overeenkomst te ontbinden;
- met veroordeling van PDK tot ongedaanmaking, althans terugbetaling van € 5.000;
- met veroordeling van PDK in de kosten van de procedure, met wettelijke rente.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Ad a-d en i (ontbrekende onderdelen/wifi bg verkeerd geïnstalleerd).Voor zover het klopt dat de door [appellant] genoemde onderdelen (nog) niet waren geïnstalleerd, terwijl dat volgens de offerte wel moest, leverde dit voor [appellant] nog geen opschortings- en/of ontbindingsrecht op. Tussen partijen is niet in geschil dat de installatie nog niet was voltooid. PDK heeft op een aantal onderdelen ook toegelicht dat en waarom bepaalde onderdelen (nog) niet geïnstalleerd waren, wanneer dat wel kon gebeuren (als de wifi zou werken), dat zij na betaling van haar factuur de installatie zou voltooien, en dat wanneer bepaalde onderdelen (definitief) niet zouden worden geïnstalleerd dit met de slotfactuur kon worden verrekend als minderwerk.
Wat er mis was met de wifi op de begane grond heeft [appellant] verder niet toegelicht, maar ook hiervoor geldt dat PDK dit in het kader van de door haar toegezegde oplevering voor zover nodig had kunnen oplossen. Dat die oplevering nog niet had plaatsgevonden betekent niet dat PDK (al) in verzuim was of dat [appellant] kon opschorten en/of ontbinden.
[appellant] heeft niet of onvoldoende onderbouwd dat de door hem gestelde tekortkomingen van zodanig gewicht en/of zodanige aard waren dat hij gegronde vrees had dat PDK, na betaling van haar factuur, uiteindelijk niet deugdelijk zou opleveren.
Ad e (systeem onbekend).[appellant] stelt niet dat het systeem als zodanig niet conform offerte was; de levering ervan was daarom ook niet in strijd met de overeenkomst. Los hiervan geldt dat de enkele omstandigheid dat het door PDK geleverde systeem onbekend was bij [betrokkene 4] Elektrotechniek en [betrokkene 5] Elektrotechniek, niet maakt dat het systeem niet deugdelijk is.
Ad f (broncode).[appellant] licht niet toe dat de overeenkomst PDK verplichtte tot het leveren van een broncode (en waarvan) en/of dat het (voor [appellant] ) niet beschikbaar zijn van een broncode het systeem ondeugdelijk maakte, of dat dit anderszins een toerekenbare tekortkoming van PDK onder de overeenkomst opleverde.
Ad g (inboedelwaarde).[appellant] licht niet toe dat (en onderbouwt evenmin dat) en in welke mate zijn inboedel meer waard is dan € 100.000 en dat en waarom dit het door PDK geoffreerde systeem ontoereikend maakt.
Ad h (hang- en sluitwerk).[appellant] stelt niet concreet dat zijn hang- en sluitwerk niet conform de in de offerte genoemde normen is; de offerte vermeldt in elk geval dat bouwkundige werkzaamheden geen deel uitmaken van de offerte.
Ad j (garantietermijn).[appellant] concretiseert niet waar zijn stelling vandaan komt dat de garantietermijn reeds was verstreken toen hij met PDK in conflict kwam; het komt het hof in elk geval onaannemelijk voor dat een garantietermijn reeds vóór oplevering verstrijkt. De offerte vermeldt op p. 17 “Garantie. 12 maanden op materialen en montage”. Dat deze garantie de door [appellant] bedoelde strekking had (te weten dat deze eerder inging dan bij oplevering) vindt geen grondslag in de tekst ervan, en blijkt ook nergens anders uit.
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 mei 2021;
- wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep; aan de zijde van PDK tot op heden begroot op € 772 voor verschotten (griffierecht) en € 2.508 voor het salaris van de advocaat (3 punten volgens tarief I, Liquidatietarief 2023);
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.