Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
13. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 36.000 aangegeven als ROW. Dit bedrag bestaat uit het persoonsgebonden budget (pgb) dat eiseres voor de zorg van de dochter ontvangt. In haar aangifte heeft eiseres een bedrag van € 1.684 als kosten op de ROW in mindering gebracht. In haar herziene aangifte heeft eiseres een bedrag van € 9.684 als kosten opgenomen. Eiseres heeft gesteld dat deze verhoging van € 8.000 betrekking heeft op de extra begeleidingskosten van haar dochter. Volgens eiseres komen deze kosten voor aftrek in aanmerking. Eiseres heeft in dat kader verwezen naar de hiervóór onder 11 aangehaalde uitspraak van het Gerechtshof Den Haag betreffende de aanslag IB/PVV 2013 waarin een bedrag van € 4.000 als kosten in mindering op het ROW is toegestaan.
14. Met betrekking tot de door eiseres verzochte kostenaftrek van € 9.684 ten laste van het ROW overweegt de rechtbank het volgende. In de aandoening van de dochter en hetgeen eiseres in de stukken en ter zitting heeft verklaard over de aandoeningen, de intensieve zorgbehoefte en het ontbreken van elke vorm van zelfredzaamheid van de dochter, ziet de rechtbank aanleiding om, in navolging van hetgeen het Gerechtshof Den Haag in de onder 11 genoemde uitspraak heeft bepaald, € 4.000 als kosten in mindering op het ROW toe te staan.
Dieetkosten en extra uitgaven voor kleding en beddengoed
15. Met betrekking tot de dieetkosten (€ 900) en de extra uitgaven voor kleding en beddengoed (€ 750) bestaat tussen partijen geen geschil meer.
16. Eiseres heeft in de aangifte een bedrag van € 560 aan kosten voor hulpmiddelen in aftrek gebracht. Dit bedrag heeft verweerder bij het opleggen van de aanslag in aftrek toegestaan. Tussen partijen is niet in geschil dat slechts een bedrag van € 405, dat ziet op de kosten van incontinentiemateriaal, voor aftrek in aanmerking komt. In beroep heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat voor het resterende bedrag van € 155, dat geen betrekking heeft op incontinentiemateriaal maar op billendoekjes, ten onrechte aftrek is verleend. De rechtbank sluit zich bij dit oordeel aan en verweerder beroept zich ten aanzien van dit bedrag dan ook met succes op interne compensatie.
17. Eiseres heeft een bedrag van € 349 aan kosten van medicijnen in haar aangifte in aftrek gebracht. Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag dit bedrag niet in aftrek toegestaan. Eiseres heeft na de eerste zitting op 25 juni 2021 stukken overgelegd op grond waarvan verweerder aanleiding heeft gezien om alsnog een bedrag van € 214 aan kosten voor medicijnen over het jaar 2016 in aftrek toe te laten, te weten een bedrag van € 180 voor het medicijn Orfiril en eenmalig een bedrag van € 34 voor Tebofortin forte. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank geen stukken overlegd dan wel op andere wijze aannemelijk gemaakt dat ook het meerdere (€ 135 (€ 349 -/- € 214)) voor aftrek in aanmerking komt. Verweerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat slechts een bedrag van € 214 als kosten voor medicijnen voor aftrek in aanmerking komt.
Genees- en heelkundige hulp
18. Verweerder heeft de kosten van de paardrijlessen (€ 798) in aftrek toegelaten, maar heeft zich in het verweerschrift op het nader standpunt gesteld dat deze aftrek ten onrechte is verleend. De rechtbank is echter van oordeel dat de kosten voor de paardrijlessen terecht in aftrek zijn gebracht gelet op diverse aandoeningen waaraan de dochter lijdt, de medische verklaring van de revalidatiearts, de overgelegde stukken - waaruit volgt dat bij de paardrijlessen een arts aanwezig is - en de verklaring van eiseres ter zitting.
19. De dochter van eiseres is op 11 oktober 2016 geopereerd aan haar hamstrings. Na ontslag uit het ziekenhuis is zij van 13 oktober 2016 tot en met 14 november 2016 verpleegd in [naam herstelhotel] (het herstelhotel). Het herstelhotel heeft in verband met deze opname een factuur verzonden ten bedrage van € 4.768. Daarvan is een bedrag van € 1.280 door de zorgverzekering vergoed. Het resterende bedrag € 3.488 komt volgens verweerder niet voor aftrek in aanmerking. Verweerder heeft daartoe gesteld dat de zorgverzekering een bedrag van € 40 per dag heeft vergoed (32 dagen x € 40 = € 1.280) voor de verzorging van de dochter in het herstelhotel. Eiseres heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de zorgkosten van de dochter meer dan € 40 per dag hebben bedragen. Dit standpunt van verweerder deelt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat de dochter na deze operatie, waarbij haar benen 6 weken gestrekt in het gips waren gespalkt, thuis niet verpleegd/verzorgd kon worden en dat er daarom een medische noodzaak was om haar in het herstelhotel te laten opnemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met haar verklaring ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat de dochter niet thuis verzorgd kon worden. Bovendien is, gezien de meervoudige problematiek van de dochter, aannemelijk dat de zorgkosten meer dan € 40 per dag hebben bedragen. Het resterende bedrag van € 3.488 komt naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor aftrek in aanmerking.
Behandelingen Zwitserland
20. In 2015 heeft de dochter van eiseres behandelingen ondergaan bij het [naam instelling 2] (Zwitserland). Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat de behandelingen, voor zover de kosten daarvoor in 2016 op eiseres hebben gedrukt, voor aftrek in aanmerking komen. Eiseres heeft een e-mail van een medewerker van de boekhouding van het [naam instelling 2] , gedateerd 9 september 2016, overgelegd waaruit volgt dat op 2 september 2016 een bedrag van CHF 455 door eiseres is betaald. Dit bedrag is naar het oordeel van de rechtbank aftrekbaar. Omgerekend tegen de wisselkoers van medio september 2016 betreft dit een bedrag van € 416 dat voor aftrek in aanmerking komt. Dat een hoger bedrag aan kosten van de behandelingen in 2015 in 2016 op haar hebben gedrukt, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt.
21. Eiseres heeft in haar aangifte als aftrekbare kosten een bedrag van € 6.764,71 opgenomen in verband met de dolfijntherapie die de dochter van 29 mei tot en met 9 juni 2017 op Curaçao heeft gevolgd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor dolfijntherapie slechts voor aftrek in aanmerking komen voor zover ze in 2016 op eiseres hebben gedrukt. Op de door eiseres overlegde factuur, gedateerd 29 september 2016, staat vermeld dat een niet restitueerbare aanbetaling van US$ 1.000 verschuldigd is binnen 14 dagen na ontvangst van de schriftelijke e-mailbevestiging van de therapie. In de door eiseres overgelegde bevestigingsmail, gedateerd 29 september 2016, wordt eveneens melding gemaakt van de aanbetaling van US$ 1.000. Nu vaststaat dat de dochter in genoemde periode in 2017 de dolfijntherapie heeft gevolgd, is het aannemelijk dat de aanbetaling van US$ 1.000 in 2016 door eiseres is gedaan. Indien de aanbetaling immers niet tijdig zou zijn gedaan, zou de dochter de therapie niet hebben kunnen volgen. Omgerekend tegen de wisselkoers van begin oktober 2016 betreft dit een bedrag van € 898. Dit bedrag komt derhalve naar het oordeel van de rechtbank voor aftrek in aanmerking.
22. Gelet op wat is overwogen onder 18 tot en met 21 komt een bedrag van € 5.600
(€ 798 + € 3.488 + € 416 + € 898) als kosten voor genees- en heelkundige hulp voor aftrek in aanmerking.
23. Eiseres heeft een bedrag van € 8.176 als uitgaven vervoer wegens ziekte of invaliditeit in haar aangifte in aftrek gebracht. Verweerder heeft deze aftrek bij het opleggen van de aanslag volledig gecorrigeerd. In beroep heeft verweerder zich op het nader standpunt gesteld dat een bedrag van € 449 voor aftrek in aanmerking komt. Dit bedrag ziet op de vervoerskosten voor afspraken in het ziekenhuis, bij de fysiotherapeut, de huisarts en de tandarts. Hiervoor heeft eiseres 1.281 kilometer gereden. Verweerder staat aftrek toe tegen een kilometerprijs van € 0,35. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de vervoerskosten voor de paardrijlessen, de zwemlessen en de acupunctuurbehandelingen niet voor aftrek in aanmerking komen, omdat er volgens verweerder geen rechtstreeks verband is met ziekte of invaliditeit.
24. Met betrekking tot de vervoerskosten voor de paardrijlessen, zwemlessen en accupunctuurbehandelingen oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft onder 18 overwogen dat de kosten voor de paardrijlessen terecht in aftrek zijn toegelaten. Dit brengt mee dat dan ook de vervoerskosten in verband met de paardrijlessen voor aftrek in aanmerking komen. Uit het door eiseres overgelegde overzicht volgt dat in 2016 2.299 kilometer gereden is voor het brengen en halen van de dochter naar de paardrijlessen. De door verweerder gehanteerde kilometervergoeding van € 0,35 per kilometer acht de rechtbank redelijk, waardoor een bedrag van € 804,65 (2.299 x € 0,35) als vervoerskosten in verband met de paardrijlessen voor aftrek in aanmerking komt.
Met betrekking tot de vervoerskosten voor de zwemlessen is de rechtbank van oordeel dat ook deze in aftrek komen aangezien het gaat om speciale zwemlessen die enkel gevolgd kunnen worden door personen die over een medische indicatie beschikken. Uit het door eiseres overgelegde overzicht volgt dat in 2016 360 kilometer gereden is voor het brengen en halen van de dochter naar de zwemlessen. Tegen een kilometervergoeding van € 0,35 per gereden kilometer komt een bedrag van € 126 als vervoerskosten voor aftrek in aanmerking.
Met betrekking tot de vervoerskosten in verband met de acupunctuurbehandelingen overweegt de rechtbank dat zij het aannemelijk acht dat de acupunctuur uit medisch oogpunt plaatsvindt. De kosten vanwege het vervoer naar de acupunctuurbehandelingen komen derhalve eveneens voor aftrek in aanmerking. Uit het door eiseres overgelegde overzicht volgt dat in 2016 588 kilometer gereden is voor het brengen en halen van de dochter naar de acupunctuurbehandelingen. Tegen een vergoeding van € 0,35 per gereden kilometer komt een bedrag van € 205,80 als vervoerskosten voor aftrek in aanmerking. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient een bedrag van in totaal afgerond € 1.586 (€ 449 + € 804,65 + € 126 + € 205,80) als vervoerskosten in aftrek te worden toegelaten.
25. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 238 in aftrek gebracht vanwege reiskosten van en naar het zorghotel gedurende de periode dat de dochter daar verbleef.
Aangezien de enkele reisafstand van de woning van eiseres naar het zorghotel minder is dan 10 kilometer komen deze kosten op grond van artikel 6.17, eerste lid, onder h van de Wet IB 2001 niet voor aftrek in aanmerking. Verweerder heeft deze aftrekpost derhalve terecht gecorrigeerd.
26. In beroep heeft eiseres naar voren gebracht dat er jaarlijks kosten zijn gemaakt in verband met extra gezinshulp. Deze kosten bedragen € 84 per maand en komen volgens eiseres tevens voor aftrek in aanmerking. Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, onder e in samenhang met artikel 6.17, derde lid van de Wet IB 2001 is een drempel van toepassing. Enkel voor zover de kosten voor gezinshulp boven deze drempel uitkomen, komen deze voor aftrek in aanmerking. Gelet op het verzamelinkomen van eiseres en haar partner komen de kosten voor extra gezinshulp niet voor aftrek in aanmerking..
28. Tegen de belastingrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Wel dient de belastingrente te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
29. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard. Gelet op wat is overwogen onder 14 komt een bedrag van € 4.000 als kosten op het ROW in mindering. Gelet op wat is overwogen onder 16 tot en met 24 dient bij de vaststelling van het belastbaar inkomen uit werk en woning met het navolgende bedrag aan specifieke zorgkosten (vóór toepassing van de drempel) rekening te worden gehouden:
Kosten medicijnen € 214
Uitgaven hulpmiddelen € 405
Uitgaven vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit € 1.586
Dieetkosten € 900
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed € 750
Genees- en heelkundige hulp
€ 5.600+
Totale uitgaven specifieke zorgkosten (vóór toepassing drempel) € 9.455
30. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.”