Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
advocaat: mr. E.C. Kerkhoven, kantoorhoudend in Den Haag,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het tussenarrest van 5 april 2022, waarbij het hof in het incident heeft beslist;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] ;
- de bijlagen (nrs. 4 tot en met 6) die [appellant] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
mr. [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), voor een koopsom van € 1.000.000,- een bedrijfspand te Alphen aan den Rijn, inclusief een deel van de inboedel, (hierna: het pand) verkocht aan (uiteindelijk) [geïntimeerde] .
[gemachtigde]als schriftelijk gevolmachtigde van verkoper [appellant] en
[geïntimeerde]als koper, dat (ii) van de koopprijs reeds € 450.000,- door koper aan verkoper is voldaan, waarvoor kwijting, dat (iii) het restant van de koopprijs (€ 550.000,-) door koper is voldaan door storting onder de notaris en dat (iv) de akte door de verschenen personen is ondertekend.
“(…) 100.000,= is nog niet betaald. Transport gaat door dit bedrag wordt betaald voor 25 mei 2013”(hierna: de allonge of de tekst). Onder deze tekst staat een handtekening. Volgens [appellant] is dit de handtekening van [A] en heeft [A] op de dag van de levering van het pand (25 maart 2013) de allonge getekend omdat bedoelde € 100.000,- (als onderdeel van het in de leveringsakte genoemde bedrag van € 450.000,-) nog niet was betaald.
4.Procedure bij de rechtbank
a) dat de door [appellant] in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van hemzelf buiten beschouwing kan blijven omdat hij nergens bij aanwezig is geweest;
b) dat de getuigenverklaring(en) ontoereikend is/zijn om het tegenbewijs geleverd te achten; en
c) dat geen aanleiding wordt gezien om [appellant] toe te laten tot bewijslevering door middel van een handschriftdeskundige. Immers, zelfs al zou zo’n deskundige vaststellen dat de betwiste handtekening onder de allonge door [A] zou zijn gezet, dan nog zegt dit niets over de vraag of de door [gemachtigde] handgeschreven tekst daarboven er ten tijde van het zetten van die handtekening al stond, of later is toegevoegd, aldus nog steeds de rechtbank.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
7.Beslissing
- bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2021;
- wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 772,- aan griffierecht en € 6.962,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
A.J. Swelheim en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.