ECLI:NL:GHDHA:2023:1018

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
2200445818
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen van een geldbedrag zonder bewijs van misdrijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 november 2018. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De verdachte was beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 21.885,-, dat zij zou hebben verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een veroordeling tot een taakstraf van 70 uur, subsidiair 35 dagen hechtenis, heeft gevorderd. Het hof heeft echter geoordeeld dat uit het dossier niet blijkt dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. De betalingen die op de bankrekening van de verdachte zijn gedaan, waren afkomstig van een bedrijf en de advocaat-generaal heeft geen andere concrete misdrijven aangewezen die de oorsprong van het geld zouden kunnen duiden als crimineel.

Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde feit. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, en het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004458-18
Parketnummer: 09-837012-17
Datum uitspraak: 31 maart 2023
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 november 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [geboortedag],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 31 december 2012 te Nieuw-Vennep en/of Rijsenhout, in elk geval in Nederland,
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedragen (in totaal 21.885 euro), althans enig geldbedrag/voorwerp,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruikt heeft gemaakt,
terwijl zij (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en)/voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 70 uur, subsidiair 35 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat zij een geldbedrag heeft witgewassen. Van de bankrekening van de dochter van de verdachte, [naam dochter], is (in delen) een bedrag van € 21.885,- overgemaakt naar twee bankrekeningen die op naam van de verdachte stonden met als omschrijving “aflossing en rente hypotheek”.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat voornoemd geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het betreffende geld was afkomstig van betalingen van [bedrijf] ([afkorting bedrijf]) op de bankrekening van [naam]. De omstandigheid dat een of meer arbeidsovereenkomsten tussen [afkorting bedrijf] en [naam dochter] vals zouden zijn brengt nog niet met zich dat de oorsprong van het door [afkorting bedrijf] aan [naam dochter] betaalde geld een crimineel karakter draagt (zie ook HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:571). Andere concrete misdrijven zijn door de advocaat-generaal niet aangewezen. Evenmin kunnen de feiten en omstandigheden die uit het dossier of tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen de conclusie rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit misdrijf is verkregen, zoals de advocaat-generaal heeft betoogd. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven, mr. E.C. van Veen en mr. M.H. Vos, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 maart 2023.
Mr. M.H. Vos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.