ECLI:NL:GHDHA:2022:915

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
200.304.814/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gunningsbeslissing in een aanbestedingsprocedure voor vertaaldiensten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door SIGV Tolken en Vertalers Coöperatie U.A. tegen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) en Thebigword B.V. SIGV had ingeschreven op een Europese openbare aanbesteding voor vertaaldiensten voor het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak, maar kreeg een lage score op de gunningscriteria, waardoor de opdracht niet aan haar werd gegund. SIGV vorderde in kort geding dat de gunningsbeslissing werd ingetrokken en dat haar inschrijving opnieuw werd beoordeeld. De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag wees de vorderingen van SIGV af, waarna SIGV in hoger beroep ging.

Het Gerechtshof Den Haag heeft de zaak op 7 juni 2022 behandeld. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had vastgesteld dat SIGV niet voldeed aan de minimale score op het subgunningscriterium 'Rbtv stimulans', wat leidde tot een onvoldoende beoordeling van haar inschrijving. Het hof concludeerde dat de gunningsbeslissing van de Staat voldoende gemotiveerd was en dat SIGV niet aannemelijk had gemaakt dat er fouten waren gemaakt in de beoordeling van haar inschrijving. De grieven van SIGV werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij SIGV werd veroordeeld in de proceskosten.

De zaak benadrukt de strikte eisen die aan inschrijvingen in aanbestedingsprocedures worden gesteld, evenals de beperkte toetsingsruimte die rechters hebben bij de beoordeling van kwalitatieve criteria in aanbestedingen. Het hof bevestigde dat de beoordeling van inschrijvingen moet plaatsvinden binnen het kader van de vooraf vastgestelde beoordelingscriteria en dat inschrijvers zich moeten richten op de specifieke behoeften van de aanbestedende dienst.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.304.814/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/619926 / KG ZA 21-1029 (ECLI:NL:RBDHA:2021:13970)

arrest van 7 juni 2022

inzake

SIGV Tolken en Vertalers Coöperatie U.A.,

gevestigd in Zeist,
appellante,
hierna te noemen: SIGV,
advocaat: mr. A.J. van Heeswijck te Heerenveen,
tegen

de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid),

zetelend in Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. J.E. Palm te Den Haag,
in welk geding is tussengekomen:

Thebigword B.V.,

gevestigd in Amsterdam,
tussenkomende partij,
hierna te noemen: Thebigword,
advocaat mr. Ph.W.M. ter Burg te Den Haag.

De zaak in het kort

1. Deze zaak gaat over een aanbesteding voor vertaalopdrachten voor het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak. SIGV heeft op de aanbesteding ingeschreven, maar de opdracht is niet aan haar gegund. Zij is het daar niet mee eens omdat zij vindt dat aan haar ten onrechte een lage score is toegekend. Zij vordert daarom dat de gunningsbeslissing wordt ingetrokken en dat haar inschrijving opnieuw wordt beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van SIGV afgewezen. Het hof wijst de vorderingen in hoger beroep ook af.

Het procesverloop

2.1
Het hof heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de stukken van de procedure bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag;
- het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 13 december 2021;
- de appeldagvaarding van 3 januari 2022, met daarin de grieven tegen het vonnis;
- de incidentele memorie tot tussenkomst, subsidiair voeging van Thebigword van 8 februari 2022, met één productie;
- de memorie van antwoord van de Staat in de hoofdzaak van 21 februari 2022;
- de memorie van antwoord in het incident van de Staat, van 22 februari 2022;
- de memorie van antwoord in het incident van SIGV, van 22 februari 2022;
- het arrest van 15 maart 2022 in het incident tot tussenkomst, althans voeging van Thebigword, waarin Thebigword is toegelaten als tussenkomende partij;
- de memorie na tussenkomst van Thebigword van 12 april 2022;
- de akte van SIGV van 26 april 2022, met één productie;
- de antwoordakte van Thebigword van 10 mei 2022;
- de antwoordakte van de Staat van 10 mei 2022.
2.2
Ten slotte is arrest bepaald.

Feitelijke achtergrond

3. Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. De Staat heeft een Europese openbare aanbesteding georganiseerd voor vertaaldienstverlening ten behoeve van het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak (hierna: de aanbesteding). Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteit verhouding. De aanbesteding is onderverdeeld in vier percelen.
In bijlage 8 van het Beschrijvend Document (BD) staan de subgunningscriteria kwaliteit vermeld, te weten “(bij)scholing vertalers”, “Rbtv stimulans” en “kwaliteitsborging”. Het daarbij te behalen maximaal aantal punten/de weging is respectievelijk: 300, 150 en 150 punten. De scoretoekenning staat in een tabel met als scores A tot en met F, met als omschrijving zeer goed/uitstekend (A) tot en met slecht (F) en met een percentage van de maximaal te behalen score van 100% (A) tot en met 0% (F).
Score D is voldoende, het daarbij te behalen percentage van de maximaal te behalen score is 55% en de daarbij behorende omschrijving luidt:
“uit de beschrijving volgt dat de (bij het betreffende (sub)gunningcriterium geformuleerde) doelstellingen van de deelnemers worden gehaald, maar de beschrijving nauwelijks of geen meerwaarde (neutraal) voor de deelnemers biedt boven het gestelde in het programma van eisen.”
Score E is matig, het daarbij te behalen percentage van de maximaal te behalen score is 25% en de bijbehorende omschrijving luidt:
“uit de beschrijving volgt dat de (bij het betreffende (sub)gunningscriterium geformuleerde) doelstellingen van de deelnemers niet in voldoende mate worden gehaald.”
In het BD is bepaald dat er ondergrenzen gelden, te weten voor alle subgunningscriteria een minimale score van een voldoende oftewel een minimale score van 55% van de punten. Indien de inschrijving op een of meerdere van de subgunningscriteria lager scoort dan dat gestelde minimum, komt de inschrijving niet voor gunning in aanmerking en wordt deze terzijde gelegd.
Ten aanzien van subgunningscriterium 2 “Rbtv stimulans” vermeldt bijlage 8 bij het BD (paragraaf 2.2.2) als doelstelling: “
Het OM/ de Rechtspraak wenst uitbreiding van het Rbtv (Register beëdigde tolken en vertalers) in het aantal in het Rbtv opgenomen talen en vertalers per taal zodat er te allen tijde voldoende aanbod is van gekwalificeerde vertalers om te voldoen aan de wettelijke verplichting van het OM/ de Rechtspraak hieromtrent.”
De vraagstelling op dit subgunningscriterium luidt: “
Welke bijdrage gaat inschrijver leveren aan de uitbreiding van het Rbtv in aantal talen waarvoor in het Rbtv vertalers zijn opgenomen en in het aantal vertalers in het Rbtv onderscheiden naar taal gelet op de behoefte? Besteed daarbij minimaal aandacht aan de volgende aspecten:

Aantallen talen;

Aantallen vertalers.”
Als toevoeging is daarbij opgenomen:
“Uit uw beschrijving, die zoveel als mogelijk SMART is geformuleerd, moet blijken tot welke concrete resultaten de inrichting van uw dienstverlening leidt en hoe u deze resultaten gedurende de looptijd van de overeenkomst blijft garanderen.

Tevens is uw beschrijving voorzien van een logische onderbouwing, resultaten die met soortgelijke projecten zijn bereikt in vergelijkbare situaties en / of andere relevante (praktijk)ervaringen en verifieerbare onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.”

i. SIGV heeft op de aanbesteding ingeschreven. Op 11 oktober 2021 heeft de Staat schriftelijk aan SIGV meegedeeld dat hij voornemens is om de raamovereenkomsten voor de vier percelen niet aan SIGV te gunnen, met de vermelding aan wie hij voornemens is de percelen wel te gunnen (hierna: de gunningsbeslissing). De Staat heeft daarbij toegelicht dat bij de beoordeling van de inschrijving van SIGV op het subgunningscriterium kwaliteit voor alle percelen is vastgesteld dat de inschrijving niet een minimale score van een voldoende (55% van het totaal aantal te behalen punten) heeft behaald op subgunningscriterium 2, wat betekent dat de inschrijving voor alle percelen niet in de verdere beoordeling wordt betrokken en niet in aanmerking komt voor gunning. De motivering hiervan, die in een bijlage bij de brief is neergelegd, luidt, voor zover thans relevant:
“Op basis van de beoordelingsmatrix is het beoordelingsteam tot de volgende score gekomen: 55,50 punten (37%) […]
Het beoordelingsteam heeft onderstaand punt positief beoordeeld:

Er is sprake van een plan om Rbtv vertalers te werven door middel van het aanbieden van een leer-werkplek.
Aandachtspunten zijn:

Een concreet plan waarin beschreven wordt hoe en welke bijdrage geleverd gaat worden aan de uitbreiding van het Rbtv in het aantal in het Rbtv opgenomen talen en vertalers per taal, mist.

De talen waarop u zich focust (Arabisch, Farsi en Tigrinya) zijn, gezien de concrete behoefte van het OM/ de Rechtspraak, niet de juiste talen om op te focussen.

De voorgenomen aanpak focust op opleiding van kandidaat-vertalers. Dat biedt echter geen zekerheid dat deze vertalers ook tot het Rbtv worden toegelaten. Het niet benoemen van deze stap heeft het beoordelingsteam als ontoereikend beoordeeld.

Werving van Rbtv vertalers vindt slechts plaats vanuit één kanaal middels een leer-werkplek. Het beoordelingsteam heeft er onvoldoende vertrouwen in dat dit leidt tot voldoende uitbreiding van het aantal in het Rbtv opgenomen talen en vertalers per taal.”

Vorderingen en beslissing van de voorzieningenrechter

4.1
SIGV heeft de Staat in kort geding gedagvaard. SIGV vorderde, zakelijk weergegeven, de Staat te gebieden de gunningsbeslissing in te trekken, de inschrijvingen opnieuw te beoordelen door een nieuw samen te stellen beoordelingscommissie en een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, met inachtneming van de geldende opschortende termijn, voor wat betreft deze laatste twee onderdelen voor zover de Staat de opdracht nog wenst te gunnen, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
4.2
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen.

Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis

5.1
SIGV is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij vordert in hoger beroep dat het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd en dat haar in eerste aanleg geformuleerde vorderingen alsnog worden toegewezen. Voor het geval de Staat inmiddels op grond van de gunningsbeslissing overeenkomsten heeft gesloten, vordert SIGV dat de Staat wordt bevolen de uitvoering van die overeenkomsten te staken tot een nieuw voornemen tot gunning bekend is gemaakt en de in artikel 2.127 van de Aanbestedingswet (Aw) 2012 bedoelde opschortende termijn is verstreken of de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening heeft geweigerd.
SIGV vordert daarbij dat een dwangsom wordt uitgesproken en dat de Staat wordt veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties en tot terugbetaling van de kostenveroordeling die zij op grond van het vonnis van de voorzieningenrechter heeft voldaan.
5.2
De bezwaren van SIGV richten zich zowel tegen het toetsingskader dat de voorzieningenrechter heeft gehanteerd als tegen de door de voorzieningenrechter uitgevoerde toets van de aan SIGV toegekende score. Het hof zal de bezwaren in het navolgende bespreken.
5.3
Thebigword heeft in haar memorie na tussenkomst gevorderd dat SIGV niet-ontvankelijk wordt verklaard, althans dat haar vorderingen worden afgewezen en dat de Staat wordt veroordeeld uitvoering te geven aan de met Thebigword gesloten overeenkomst. Zij heeft in haar memorie na tussenkomst het standpunt van de Staat onderschreven.

Beoordeling door het hof

Inleiding
6.1
In zijn memorie van antwoord heeft de Staat naar voren gebracht dat hij na het vonnis van de voorzieningenrechter de raamovereenkomsten met onder andere Thebigword heeft gesloten. SIGV heeft op die feitelijke stelling niet kunnen reageren, maar in haar vordering heeft zij daarop wel geanticipeerd. Omdat uit het navolgende zal blijken dat de grieven van SIGV niet kunnen slagen, kan in het midden blijven wat de gevolgen zijn van het sluiten van de raamovereenkomsten. Hoe dan ook dient het hof, omdat SIGV in eerste aanleg in de kosten van het geding is veroordeeld, de inhoudelijke stellingen van SIGV te toetsen om de juistheid van de kostenveroordeling te controleren.
6.2
Thebigword heeft in haar memorie na tussenkomst naar voren gebracht dat aan haar door SIGV processtukken zijn verstrekt waarin SIGV bepaalde passages onleesbaar heeft gemaakt. In haar akte van 26 april 2022 heeft SIGV aangevoerd dat zij citaten uit haar inschrijving onleesbaar heeft gemaakt en dat zij productie 6 en de bijlage die onderdeel is van productie 7, niet heeft verstrekt. Het hof zal in het midden laten of deze handelwijze gerechtvaardigd is omdat uit het navolgende zal blijken dat de grieven van SIGV falen. Nu deze procedure als spoedappel is aangemerkt, en de voortgang al is vertraagd door de tussenkomst en de aktes die partijen daarna nog hebben genomen, dient het hof te waken voor verdere vertraging. In de stellingen van Thebigword is bovendien geen nadrukkelijk bezwaar te lezen, noch een verzoek aan het hof. Evenmin heeft Thebigword, anders dan zij in haar akte suggereert, een mondelinge behandeling verzocht. Omdat het hof de (kennelijk, partijen hebben het hof geen afschrift verstrekt van de onleesbaar gemaakte processtukken) onleesbaar gemaakte passages niet ten nadele van Thebigword aan zijn beslissing ten grondslag legt, zal het hof thans overgaan tot het wijzen van arrest. Het hof zal in dit arrest ook ingaan op de kennelijk door SIGV niet aan Thebigword verstrekte bijlage bij de brief van 11 oktober 2021. Het hof is van oordeel dat die bijlage geen vertrouwelijke informatie bevat, ook al niet omdat daaruit is geciteerd in het vonnis van de voorzieningenrechter en dat vonnis op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd en aangenomen moet worden dat Thebigword daarvan kennis heeft genomen.
6.3
De voorzieningenrechter heeft in 4.2 van het vonnis overwogen dat, wanneer de bezwaren van SIGV tegen subgunningscriterium 2 (Rbtv-stimulans) niet opgaan, de overige bezwaren onbesproken kunnen blijven. Aan dat oordeel ligt ten grondslag dat voor alle subgunningscriteria een minimale score is vereist van 55%, terwijl SIGV een score van 37% heeft behaald op subgunningscriterium 2. Met grief 2 komt SIGV hier tegen op. Zij stelt dat er bij de beoordeling van de (hele) inschrijving van SIGV grove fouten zijn gemaakt en dat die fouten “afstralen” op het hele beoordelingsproces. Het hof volgt SIGV daarin niet. SIGV maakt namelijk niet aannemelijk dat en hoe de door haar gestelde fouten in het beoordelingsproces van andere subgunningscriteria van invloed zijn geweest op de beoordeling van subgunningscriterium 2. Dat betekent dat grief 2 niet kan slagen.
De beoordelingssystematiek – grieven 1 en 3
6.4
De voorzieningenrechter heeft terecht vastgesteld dat het in dit geding gaat om de beoordeling van een kwalitatief criterium. Eveneens terecht heeft hij daarbij voorop gesteld dat de rechter bij dergelijke kwalitatieve criteria slechts een beperkte toetsingsruimte toekomt. SIGV voert op zichzelf terecht aan dat de naleving van de procedurele verplichtingen vol moet worden getoetst, net als de vraag of de aanbestedende dienst binnen het beoordelingskader is gebleven. Nu SIGV niet aanvoert in welke opzichten de voorzieningenrechter de procedurele verplichtingen niet vol heeft getoetst waar hij dat wel had moeten doen, kan grief 3 in zoverre onbesproken blijven. Ten aanzien van het toegepaste beoordelingskader geldt het volgende.
6.5
SIGV heeft in grief 1 aangevoerd dat de motivering van de afwijzing door de Staat niet aansluit bij de beoordelingssystematiek. De voorzieningenrechter heeft dat betoog in r.o. 4.1 van het vonnis verworpen. Het eerste bezwaar van SIGV tegen dat oordeel is dat de voorzieningenrechter daarmee buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden omdat de Staat tegen dit onderdeel geen verweer had gevoerd. Dat betoog kan reeds hierom niet slagen omdat de Staat in hoger beroep in ieder geval het oordeel van de voorzieningenrechter heeft onderschreven en aan zijn stellingen ten grondslag heeft gelegd.
6.6
Uit het BD volgt dat voor de puntentoekenning in belangrijke mate wordt gekeken naar de doelstelling van het subgunningscriterium. Een voldoende wordt gescoord indien de doelstellingen worden gehaald, maar de beschrijving nauwelijks of geen meerwaarde biedt boven het gestelde in het programma van eisen. Een inschrijving wordt echter als matig beoordeeld indien de doelstellingen niet in voldoende mate worden behaald.
6.7
Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat uit (de bijlage bij) de brief van 11 oktober 2021 blijkt dat de inschrijving van SIGV is getoetst aan de doelstelling van het subgunningscriterium 2 en dat daarin een sterk punt en meerdere zwakke punten (“aandachtspunten”) ten opzichte van die doelstelling zijn benoemd. Die opsomming kan ook naar het oordeel van het hof de conclusie dragen dat de inschrijving van SIGV niet een voldoende heeft gescoord. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het in het BD beschreven beoordelingskader (waartegen SIGV zich niet heeft gekeerd) niet mathematisch tot een bepaalde uitkomst leidt. De eis van SIGV dat uit de motivering precies moet blijken dat is voldaan aan het criterium dat doelstellingen worden gehaald en dat er al dan niet meerwaarde wordt geleverd, miskent het karakter van die aan te leggen toets. Het feit dat SIGV voor andere subgunningscriteria wel een voldoende heeft gehaald, maar uit de motivering niet kan opmaken waarom dat was, acht het hof niet relevant, omdat in de eerste plaats beoordeeld moet worden of de onvoldoende voor het criterium Rbtv-stimulans voldoende is gemotiveerd. In het navolgende zal het hof motiveren waarom dit het geval is. De enkele stelling in de toelichting op grief 1 dat “de motivering de indruk wekt dat het vooraf bekendgemaakte beoordelingskader niet is toegepast” is niet voldoende voor een andere conclusie.
6.8
De grieven 1 en 3 stuiten op het voorgaande af.
De beoordeling van de inschrijving – grieven 4-9
6.9
De grieven 4-9 richten zich alle tegen het oordeel van de voorzieningenrechter over de beoordeling van de inschrijving van SIGV. Het hof onderschrijft het oordeel van de voorzieningenrechter. Daaraan ligt het volgende ten grondslag.
6.1
In de bijlage bij de brief van 11 oktober 2021 heeft de Staat voorop gesteld wat de doelstelling van het subgunningscriterium 2 was en wat de vraagstelling was. Die doelstelling en de vraagstelling volgden uit (bijlage 8 bij) het BD. Bij de toets aan de doelstelling en de vraagstelling heeft het beoordelingsteam één positief punt benoemd en enkele aandachtspunten. Het hof volgt SIGV niet in haar standpunt dat “aandachtspunten” geen negatieve punten zijn die tot een onvoldoende kunnen leiden. Naar normaal taalgebruik is een aandachtspunt een punt dat minder goed beoordeeld is en aandacht verdient. Uit de omschrijving en bewoordingen van de aandachtspunten volgt ook duidelijk dat het gaat om punten die negatief zijn beoordeeld (“mist, niet de juiste talen, ontoereikend, onvoldoende”). Grief 4 stuit daarop af.
6.11
De grieven 5 en 6 hebben betrekking op het oordeel van de beoordelingscommissie ten aanzien van de werving van Rbtv vertalers. De beoordelingscommissie heeft de inschrijving van SIGV op dat punt als onvoldoende beoordeeld omdat de werving vanuit één kanaal plaatsvindt en daarom onvoldoende vertrouwen bestaat dat dit leidt tot voldoende uitbreiding van het aantal in het Rbtv opgenomen talen en vertalers per jaar.
6.12
Met grief 5 voert SIGV aan dat het oordeel van de voorzieningenrechter dat de methode niet “beproefd” is, geen aanknopingspunt vindt in de verstrekte motivering en daarom een ontoelaatbare aanvulling van die motivering is. De grief ziet eraan voorbij dat de voorzieningenrechter niet de motivering van de gunningsbeslissing aanvult, maar de stellingen van partijen beoordeelt. In de bijlage bij de brief van 11 oktober 2021 is op dit onderdeel als bezwaar opgenomen dat de werving slechts vanuit één kanaal plaatsvindt. Dat dit als zodanig onvoldoende is beoordeeld komt het hof niet onbegrijpelijk voor en is ook niet onvoldoende gemotiveerd. Het inzetten op slechts één kanaal is immers kwetsbaar als niet ook gewaarborgd is dat dat kanaal resultaat oplevert. In zoverre is ook begrijpelijk dat de vraag of het gaat om een beproefde methode een rol heeft gespeeld bij de beoordeling. Dit is temeer begrijpelijk omdat bij het subgunningscriterium is opgenomen dat de beschrijving onder meer moet zijn voorzien “van een logische onderbouwing, resultaten die met soortgelijke projecten zijn bereikt in vergelijkbare situaties en/of andere relevante (praktijk)ervaringen en verifieerbare onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.” Uit de beoordeling blijkt daarom voldoende duidelijk dat SIGV hoger had kunnen scoren indien zij meerdere kanalen zou hebben aangeboord voor de werving van Rbtv-vertalers of had aangetoond dat haar enige kanaal een beproefde methode is. Grief 5 stuit daarop af.
6.13
Met grief 6 verzet SIGV zich ertegen dat de voorzieningenrechter (in de visie van SIGV) een verband legt tussen het eerste en het vierde aandachtspunt, terwijl de Staat dit verband niet zou hebben gelegd. Die grief miskent dat beoordeeld moet worden of de beoordeling van de inschrijving van SIGV als zodanig ten onrechte een onvoldoende heeft gescoord. Die onvoldoende score van de inschrijving van SIGV behoeft niet gedragen te worden door ieder individueel aandachtspunt, maar komt vanzelfsprekend voort uit het geheel van aandachtspunten.
6.14
Uit de bijlage bij de brief van 11 oktober 2021 volgt dat volgens de Staat in de inschrijving van SIGV een concreet plan wordt gemist waarin wordt beschreven hoe en welke bijdrage geleverd gaat worden aan de uitbreiding van het Rbtv in het aantal in het Rbtv opgenomen talen en vertalers. Uit de stellingen van SIGV volgt wel dat zij vindt dat de voorzieningenrechter onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij van oordeel is dat dit concrete plan ontbreekt, maar niet dat een dergelijk plan wel bestaat. SIGV wijst op het leer-werktraject, maar dat aspect heeft slechts betrekking op de werving van de Rbtv-vertalers. Daarover is hiervoor geoordeeld dat de Staat dat aspect niet hoger behoefde te waarderen. Grief 6 stuit hierop af.
6.15
Met grief 7 keert SIGV zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter over het derde aandachtspunt. In de bijlage bij de brief van 11 oktober 2021 is opgenomen dat de focus op de opleiding van kandidaat-vertalers geen zekerheid biedt dat deze vertalers ook tot het Rbtv worden toegelaten. Het beoordelingsteam heeft “het niet benoemen van deze stap” als ontoereikend beoordeeld. De voorzieningenrechter overwoog dat uit de beoordeling niet anders kan worden afgeleid dan dat de Staat meent dat SIGV onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat haar inspanningen zullen opleveren. SIGV stelt dat, hoewel geen garantie wordt gevraagd dat een vertaler uiteindelijk tot het Rbtv wordt toegelaten, zij hier toch op “wordt afgerekend.” Dit betoog miskent dat uit de beoordeling in de bijlage bij de brief van 11 oktober 2021 blijkt dat SIVG niet wordt “afgerekend” op het ontbreken van een garantie, maar op het feit dat zij niet heeft benoemd hoe de stap van de opleiding van kandidaat-vertalers naar de inschrijving in het Rbtv wordt gemaakt. Voor een dergelijke inschrijving in het Rbtv-register is, zoals SIGV in haar inleidende dagvaarding ook heeft onderkend (randnummer 35), méér nodig dan alleen het volgen van een opleiding. Dat het ontbreken van die stap als onvoldoende is beoordeeld acht het hof niet onbegrijpelijk. Grief 7 stuit daarop af.
6.16
Grief 8 is gericht tegen overweging 4.7 van het vonnis, waarin de voorzieningenrechter heeft overwogen dat er expliciete eisen zijn gesteld voor wat betreft de (SMART) formulering, de concretisering en de onderbouwing. Uit de aandachtspunten blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat SIGV ook op dat gebied tekort schiet en dat SIGV niet aannemelijk heeft weten te maken dat die beoordeling evident onjuist is. SIGV voert aan dat in de beoordeling niet is neergelegd dat haar inschrijving niet voldoende SMART is, zodat dit haar niet kan worden tegengeworpen en dat haar inschrijving bovendien wel degelijk SMART is.
6.17
Het oordeel van de voorzieningenrechter houdt niet méér in dan dat uit de aandachtspunten blijkt dat de inschrijving van SIGV niet voldoet aan de eisen die zijn gesteld aan de formulering, de concretisering en de onderbouwing van de inschrijving. Of daarbij het woord SMART kan worden gebruikt is niet doorslaggevend omdat bij het subgunningscriterium zelf nadrukkelijk is opgenomen dat moet blijken welke concrete resultaten zullen worden geboekt. Voorts is onder meer opgenomen dat een logische onderbouwing moet zijn gegeven en inzicht in de resultaten die met vergelijkbare projecten zijn geboekt. Op die aspecten is in de aandachtspunten wel degelijk ingegaan. Uit de beoordeling van de voorgaande grieven volgt al dat het hof van oordeel is dat de motivering van de afwijzing voldoende dragend is onderbouwd. Grief 8 faalt daarom.
6.18
Grief 9 is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het standpunt van de Staat te begrijpen is dat SIGV zich niet op de juiste talen heeft gefocust. De voorzieningenrechter overwoog daartoe dat voor de bepaling van de behoefte niet alleen de aanbodzijde van belang is, maar dat het ook gaat om de verhouding tussen vraag en aanbod.
6.19
In de vraagstelling die bij subgunningscriterium Rbtv-stimulans is geformuleerd, is opgenomen dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke bijdrage de inschrijver gaat leveren aan de uitbreiding van het Rbtv in aantal talen waarvoor in het Rbtv vertalers zijn opgenomen en in het aantal vertalers in het Rbtv onderscheiden naar taal gelet op de behoefte. In zijn conclusie van antwoord in eerste aanleg heeft de Staat al naar voren gebracht dat uit bijlage 12 bij het BD volgt dat bijvoorbeeld behoefte bestaat aan Engels, Duits en Pools. Uit de stellingen van SIGV is niet af te leiden dat zij dit heeft weersproken. Het enkele feit dat er geen vertaler Tigrinya voorhanden is, betekent niet dat daaraan wel behoefte zou moeten bestaan. Als er niet of nauwelijks vraag is naar een dergelijke vertaler, onderscheidt SIGV zich dus niet in positieve zin door daar wel aandacht aan te besteden. Het betoog van SIGV dat het subgunningscriterium ruim is geformuleerd en dat de Staat duidelijk had moeten aangeven als hij had gewild dat inschrijvers zich op bepaalde talen zouden richten, miskent dat SIGV niet voldoende heeft weersproken dat uit bijlage 12 de behoefte van de Staat aan bepaalde vertalers is af te leiden. Het ligt dus voor de hand dat een inschrijver punten kon verdienen door zich op die behoefte te richten. Grief 9 stuit daarop af.
Conclusie
6.2
De conclusie is dat de grieven falen. Dat geldt ook voor grief 10, die geen zelfstandige betekenis heeft. De in hoger beroep gewijzigde eis kan niet worden toegewezen. Het bewijsaanbod van SIGV voldoet niet aan de eisen die daaraan in hoger beroep worden gesteld en heeft niet kenbaar betrekking op feiten die tot een andere uitkomst kunnen leiden, dit nog daargelaten dat in een spoedappel slechts beperkte ruimte voor bewijslevering bestaat.
6.21
Thebigword heeft bij haar vordering die ertoe strekt dat de Staat zal worden veroordeeld de gesloten overeenkomst na te komen, geen belang. Zij heeft immers niet gesteld dat de Staat in die nakoming tekort zou schieten.
6.22
SIGV heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Daarbij heeft het volgende te gelden. In het arrest in het incident tot tussenkomst heeft het hof nog niet beslist over de kosten van het incident, maar de beslissing daarover aangehouden. Die kosten in het incident komen ten laste van SIGV als in het ongelijk gestelde partij. Met betrekking tot de hoofdzaak stelt het hof vast dat Thebigword slechts heeft gevorderd dat SIGV wordt veroordeeld in de kosten van het incident, zodat het hof zich daartoe zal beperken. De proceskostenveroordeling ten gunste van de Staat zal, zoals door de Staat is gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente.
6.23
De vordering die Thebigword tegen de Staat heeft geformuleerd wordt afgewezen, zodat Thebigword ten opzichte van de Staat heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij. Het hof zal geen proceskostenveroordeling uitspreken ten gunste van de Staat en ten laste van Thebigword, omdat niet is gebleken dat de Staat kosten heeft moeten maken om zich te verweren tegen de vordering van Thebigword.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 13 december 2021;
  • veroordeelt SIGV in de kosten van het geding in hoger beroep, het incident daaronder begrepen, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 783,- aan verschotten en € 2.228,- aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt SIGV in de kosten van het geding in het incident aan de zijde van Thebigword tot op heden begroot op € 783,- aan verschotten en € 1.114,- aan salaris advocaat;
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. van der Helm, A.E.A.M. van Waesberghe en J.N. de Blécourt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.