Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 9034573 RL EXPL 21-2939
arrest van 24 mei 2022
[appellante],
Stichting Woningstichting Haag Wonen,
De zaak in het kort
Procesverloop
De feiten
Het is vandaag 1 juli en ik heb nog steeds niet de sleutels van je ontvangen? Ik heb je een paar keer proberen te bellen maar je telefoon staat steeds uit. 4,5 maand geleden heb ik je laten weten dat Samira weer haar woning in wil en het gaat me niet langer lukken om haar op afstand te houden.”
Ik heb dit nummer meerdere keren proberen te bellen maar telefoon staat steeds uit (…). Ik geef je tot zondag 8/7/2018 om al mijn meubilair terug te zetten en mijn huis te verlaten, anders ben ik genoodzaakt maatregelen te nemen.”
Ik kom morgen in de loop van de dag/avond langs en verwacht het huis opgeleverd met al mijn meubilair terug in de berging.”
c. Haag Wonen is er na het eindigen van de huurovereenkomst eveneens mee bekend geworden dat het gehuurde – zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Haag Wonen – met ingang van 1 mei 2017 door Van der Werf is onderverhuurd aan mevrouw [appellante]. Daartoe is een onderhuurovereenkomst met mevrouw [appellante] gesloten op grond waarvan zij maandelijks € 895,- huur betaalt alsmede € 150,- voorschot (…) aan [verhuurder]. Zij heeft daardoor inkomen verworven;
De vorderingen, de beslissing van de kantonrechter en de gevolgen
Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
Beoordeling door het hof
Verhuur? Mijn woning is nooit aan jullie verhuurd, mijn moeder heeft buiten mijn medeweten om een overeenkomst met [appellante](toevoeging hof: [appellante])
afgesloten om tijdelijk mijn woning te gebruiken, tevens heeft mijn moeder nooit het recht gehad om mijn sleutels te overhandigen.” [appellante] betwist wel dat [verhuurder] niet op de hoogte was van de gebruiksovereenkomst (zij stelt dat [verhuurder] bij de ondertekening van de overeenkomst aanwezig was), maar haar stelling dat sprake is (geweest) van een door [verhuurder] aan haar moeder verstrekte last om de gebruiksovereenkomst voor [verhuurder] aan te gaan, onderbouwt zij verder niet. Zij heeft dat evenmin te bewijzen aangeboden, hetgeen gelet op de voornoemde verklaring van [verhuurder] wel op haar weg had gelegen.
terme de grâce) van artikel 7:280 BW. Het hof zal geen ontbinding uitspreken omdat tussen [appellante] en [verhuurder] of de moeder geen huurovereenkomst heeft bestaan. Een extra termijn voor die ontbinding is daarom niet aan de orde.