Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 8343423/20-3110
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 12 oktober 2020, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 10 september 2020;
- de memorie van grieven van [appellante], met bijlagen;
- het arrest van dit hof van 2 maart 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 april 2021;
- de memorie van antwoord van Staedion
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Het hoger beroep
Zij klaagt met haar vier grieven over het oordeel van de kantonrechter dat er geen sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen [appellante] en haar moeder en over de proceskostenveroordeling.
6.Beoordeling in hoger beroep
duurzame, gemeenschappelijke, huishoudingvan [appellante] met haar moeder. Het hof oordeelt, evenals de kantonrechter, dat dit niet zo was en overweegt het volgende.
elkaarte helpen en te steunen. [appellante] heeft deze gestelde wederkerigheid in hoger beroep immers niet herhaald, terwijl zij ook niet heeft uitgelegd waar die steun van de moeder (ondanks de Alzheimer) jegens haar dan uit zou bestaan. Bovendien blijkt uit productie 12 van [appellante] (in eerste aanleg) dat de gebeurtenissen waar [appellante] zich voor de kantonrechter (voor steun) op heeft beroepen, dateren van 2006 (10 jaar voordat [appellante] bij haar moeder ging wonen). Al met al is in zoverre na 2016 geen sprake (meer) geweest van wederkerigheid . Met name de moeder had hulp nodig. Er was dus sprake van een eenzijdige afhankelijkheidsrelatie met (te) weinig gemeenschappelijke kenmerken.
gezamenlijkeuitgaven en duiden niet op een financiële verwevenheid.
Conclusie en proceskosten
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Staedion tot op heden begroot op € 760,-- aan griffierecht en € 1.114,-- aan salaris advocaat.