Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
[de zoon],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- de tussen partijen gewezen vonnissen 19 december 2018 en 4 december 2019 van de rechtbank Rotterdam, team handel en haven, en het procesdossier van de rechtbank;
- het exploot van 28 februari 2020 waarbij ABN AMRO Schadeverzekeringen in beroep is gekomen van de vonnissen;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord (met producties).
3.Feiten
4.Vordering en beslissing van de rechtbank
5.Vordering in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
6.Oordeel van het hof
“Wij waren binnen. [de zoon] (mijn zoon) was in de achtertuin.”Op de vraag hoe de brandwonden bij zijn zoon zijn ontstaan heeft hij geantwoord:
“Door de vlam van barbecueën.”
Toen ik de benzine op de barbecue goot heb ik niet met een aansteker of op een andere manier de barbecue aangestoken, dat weet ik zeker.”Het ligt niet voor de hand dat de licht ontvlambare vloeistof in combinatie met koude kolen zonder bijgebracht vuur of vonken zou zorgen voor de steekvlam die volgens [de vader] (in combinatie met de wind) voor de verwondingen van [de zoon] heeft gezorgd.
was er wel en wij hebben toen besproken dat de barbecue zou worden aangestoken. Ik heb hem het materiaal laten zien. Ik bedoel dan de kool, de houten aanmaakblokjes en de aanmaakvloeistof. Ik kan me niet herinneren of er al kool in de barbecue lag. […] Volgens mij stak hij de barbecue aan met een sigarettenaansteker, maar daar ben ik niet zeker van. Toen hij bezig was met aansteken ben ik met zijn vrouw naar binnen gelopen.”
Nadat [de zoon] in de kamer waar ik was was komen kijken is hij naar beneden gelopen. Hij heeft niet gezegd wat hij ging doen.”
7.Beslissing
- wijst de vorderingen van [de vader] q.q. alsnog af;
- veroordeelt [de vader] q.q. in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van ABN AMRO Schadeverzekeringen tot op heden begroot op € 2.798,00;
- veroordeelt [de vader] q.q. in de kosten in hoger beroep, aan de zijde van ABN AMRO Schadeverzekeringen tot aan deze uitspraak begroot op € 1.960,80, nog te verhogen met € 163,00 aan nasalaris en nog eens met € 85,00 als niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,00 na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
- verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.