In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete zijn opgelegd. Belanghebbende had het kwarttarief MRB voor een kampeerauto aangevraagd, maar bij controle bleek dat het voertuig niet voldeed aan de inrichtingseisen. De Inspecteur legde daarop een naheffingsaanslag op van € 1.291 en een verzuimboete van 100%. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar in hoger beroep werd de verzuimboete gematigd tot € 1.000. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende niet had voldaan aan de voorwaarden voor het kwarttarief. Het Hof benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de aanvraag bij belanghebbende ligt en dat de Inspecteur niet verplicht was om voorafgaand aan de goedkeuring van het kwarttarief het voertuig te controleren. De verzuimboete werd gematigd vanwege de wanverhouding tussen de ernst van het verzuim en de hoogte van de boete, waarbij het Hof de goede trouw van belanghebbende in aanmerking nam.