ECLI:NL:GHDHA:2022:575

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
200.268.198/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over het recht op een leaseauto binnen de CAO FNV na functiewijzigingen en fusies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], werkzaam bij de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), tegen een uitspraak van de kantonrechter. [appellante] heeft sinds 1990 een leaseauto van FNV, maar FNV stelt dat zij geen recht meer heeft op deze auto omdat zij niet voldoet aan de toewijzingscriteria van de nieuwe Autoregeling 2016. De zaak draait om de vraag of de wijziging van de autoregeling en de functiewijzigingen van [appellante] rechtmatig zijn en of zij nog aanspraak kan maken op de leaseauto. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep. Het hof heeft de feiten en het procesverloop in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de aanspraken van [appellante] afhankelijk zijn van de Autoregeling 2016 en dat zij niet kan terugvallen op eerdere regelingen. De vraag of de Autoregeling 2016 onderdeel uitmaakt van een cao is ook aan de orde, waarbij het hof concludeert dat [appellante] niet gebonden is aan deze regeling. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.268.198/01
Zaaknummer rechtbank : 6817887 CV EXPL 18-12951

arrest van 19 april 2022

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. N.W. Ruiter te Amsterdam,
tegen

Federatie Nederlandse Vakbeweging,

gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: FNV,
advocaat: mr. W.M. Engelsman te Amsterdam.

Waar deze zaak over gaat

Aan [appellante] was als werknemer van FNV een leaseauto verstrekt. FNV stelt dat [appellante] geen recht meer heeft op een leaseauto omdat zij niet (langer) voldoet aan de toewijzingscriteria.

Feiten en procesverloop in eerste aanleg

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het hof uit van de door de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam in het vonnis van 24 mei 2019 (hierna: het bestreden vonnis) weergegeven feiten.
Het gaat om de volgende feiten.
2.1.
[appellante] is sinds 1 november 1990 bij (de rechtsvoorgangers van) FNV in dienst. Per die datum is aan haar een leaseauto ter beschikking gesteld waarvan zij onafgebroken gebruik heeft gemaakt.
2.2.
[appellante] heeft sinds haar indiensttreding meerdere functies vervuld. Op 1 juni 2004 is zij de functie van [functienaam 1] bij FNV Bondgenoten gaan vervullen. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst van 24 juni 2004 is in art. 7 het volgende opgenomen:
“Tevens wordt een lease-auto toegekend conform de Dienstautoregeling van FNV Ledenservice.”
en in art. 10:
“De werkgever is voornemens en bevoegd de inhoud van FNV Ledenservice regelingen na verkregen toestemming van de Ondernemingsraad of de sector vakbonden aan te passen aan de regelingen van FNV Bondgenoten. Na deze aanpassingen gelden voor de werknemer de cao FNV organisatie en de bij Bondgenoten geldende regelingen.”
2.3.
Op 8 februari 2006 heeft FNV aan [appellante] een brief gestuurd over harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden en regelingen bij FNV Bondgenoten in verband met de overkomst van medewerkers van FNV Ledenservice. In de brief heeft FNV geschreven:
“Voor jou persoonlijk betekent dit dat je met ingang van 1 januari 2005 (of per datum indiensttreding op een later tijdstip in 2005) als [functienaam 2] wordt ingeschaald […]
De lease-auto wordt toegekend conform de Dienstautoregeling van FNV Ledenservice gedurende de looptijd van het huidige leasecontract; bij vervanging van de auto geldt de regeling van FNV Bondgenoten.”
2.4.
FNV Bondgenoten is per 1 januari 2015 gefuseerd met FNV Bouw, Abvakabo FNV, FNV Sport en FNV Vakcentrale waarna de huidige Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) tot stand is gekomen.
2.5.
Vanaf 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2016 gold bij FNV de
“collectieve arbeidsovereenkomst FNV-Organisaties”(hierna: de Cao 2015-2016). Deze cao is tot stand gekomen tussen de Werkgeversvereniging FNV-Organisaties enerzijds en FNV Personeel anderzijds.
2.6.
Per 1 mei 2015 vervult [appellante] bij FNV de functie van [functienaam 3] met standplaats Rotterdam. Op 1 mei 2015 heeft FNV daarover schriftelijk aan [appellante] het volgende medegedeeld:
“(…) Zoals u bekend is, vindt momenteel de uitvoering van het plaatsingsproces van medewerkers in de nieuwe organisatie plaats. In deze brief informeer ik u wat dit voor u persoonlijk betekent.
(…)
Hiermee bevestig ik u dat u met ingang van 1 mei 2015 wordt geplaatst in de nieuwe werkorganisatie FNV in de volgende positie:
Organisatieonderdeel IBB regiokantoor Rotterdam
Afdeling/sector IBB Zuidwest
Functie [functienaam 3]
Omvang dienstverband in % 100,00%
Standplaats Rotterdam
Functiewaardering Schaal 15
De plaatsing met ingang van 1 mei 2015 geschiedt met behoud van uw huidige arbeidsvoorwaarden en onder toepassing van de huidige arbeidsvoorwaardelijke regelingen. Met de sector Personeel vindt overleg plaats over de harmonisatie van de cao’s en arbeidsvoorwaardenregelingen. Dit overleg is nog niet afgerond. Ik kom daar te zijner tijd uiteraard nog op terug. (…)”
2.7.
Op 19 september 2016 is het
“Onderhandelaarsresultaat Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden FNV”(hierna: het Onderhandelaarsresultaat) bereikt en getekend door de directie van FNV en FNV Personeel. Doel hiervan is het samenvoegen van de diversiteit in arbeidsvoorwaarden en regelingen zoals deze binnen de onderscheiden organisaties van toepassing zijn geweest.
2.8.
In het Onderhandelaarsresultaat is een hardheidsclausule opgenomen, die luidt:
“Op deze harmonisatieafspraken inclusief de financiële regelingen en de leaseregeling is voor onvoorziene gevallen waarin de toepassing leidt tot een (individueel) onredelijke situatie, een hardheidsclausule van toepassing. In die gevallen zal in overleg met de desbetreffende medewerker een oplossing worden gezocht die past binnen de letter en geest van de afspraken.”
2.9.
In de slotbepaling van het Onderhandelaarsresultaat is opgenomen dat de harmonisatieafspraken zullen worden vastgelegd in een afzonderlijke overeenkomst tussen de directie van FNV en FNV Personeel en als een bijlage worden toegevoegd aan de Cao FNV-Organisaties.
2.10.
Op 19 september 2016 is eveneens de definitieve versie van de
“Autoregeling FNV 2016”(hierna: Autoregeling 2016), die volgens de preambule van het Onderhandelaarsresultaat daarvan deel uitmaakt, tot stand gekomen.
2.11.
In art. 6.4 van de Autoregeling 2016 is bepaald:
“Indien een medewerker op basis van een bij de fusiebonden bestaande autoregeling een leaseauto toegekend heeft gekregen waarvan het leasecontact nog niet is geëxpireerd, dan heeft de medewerker het recht om in de leaseauto te blijven rijden tot aan het einde van het leasecontract. Daarna zal op basis van de toekenningsvoorwaarden uit deze regeling worden vastgesteld of de medewerker opnieuw in aanmerking komt voor een leaseauto.
In het geval dat de medewerker op basis van de invoering van deze regeling geen recht meer heeft op een leaseauto dan is zijn/haar recht op een leaseauto tot maximaal één jaar na ingangsdatum van deze regeling gegarandeerd. Indien binnen deze termijn het huidige leasecontract expireert, dan zal deze medewerker ter overbrugging een tijdelijke auto toegewezen krijgen. Indien het huidige leasecontract buiten deze termijn expireert dan heeft de medewerker het recht om in de leaseauto te blijven rijden tot aan het einde van het leasecontract.”
2.12.
In de Binnensbonds (Nieuwsbrief van FNV Personeel) van 21 september 2016 is meegedeeld dat een onderhandelaarsresultaat is bereikt. Verder is vermeld dat informatiebijeenkomsten in het land zullen worden georganiseerd, dat tijdens de bijeenkomsten het resultaat wordt toegelicht en dat daarna iedereen een stem kan uitbrengen. Ten slotte is meegedeeld:
“Uiteraard moeten meerderheden instemmen over een onderhandelaars-resultaat voordat deze in kan gaan.”
2.13.
Op 21 september 2017 heeft FNV [appellante] bij brief geïnformeerd over de leaseregeling van FNV. Daarin staat:
“Ingevolge de leaseregeling kun je in aanmerking komen voor een leaseauto indien dit noodzakelijk is voor de functie die je bekleedt, dan wel indien het aantal zakelijke kilometers dat je jaarlijks aflegt meer bedraagt dan 15.000, waarbij woon-werkverkeer niet als zakelijke kilometers worden beschouwd.
Op basis van jouw functie kom je niet in aanmerking voor een leaseauto. Binnen de FNV is evenwel een overgangsregeling van kracht, die inhoudt dat je tot het einde van het huidige leasecontract gebruik kunt blijven maken van de leaseauto. Jouw huidige leasecontract loopt af na het bereiken van de eindkilometrage, dan wel de maximale looptijd (verder te noemen: de einddatum). De toekenning van een nieuwe leaseauto kan in jouw situatie dan uitsluitend het geval nog zijn op basis van jouw zakelijke kilometrage.
Het is echter nog niet bekend of het aantal zakelijke kilometers dat je rijdt, de toekenning van een nieuwe leaseauto rechtvaardigt. (…)
Mocht blijken dat je onvoldoende zakelijke kilometers rijdt om in aanmerking te komen voor een leaseauto, dan eindigt jouw aanspraak op een leaseauto met het inleveren van jouw huidige auto per de einddatum. Er wordt dan derhalve geen nieuwe overgangstermijn in acht genomen, noch andere voorzieningen getroffen. (…)”

De procedure in eerste aanleg

3. [appellante] heeft in de procedure bij de kantonrechter (samengevat) gevorderd:
 te verklaren voor recht dat FNV door het eenzijdig van toepassing verklaren van de nieuwe autoregeling, onder intrekking van het voor [appellante] bedongen recht op gebruik van een leaseauto op basis van een individuele dan wel collectieve arbeidsvoorwaarde, onrechtmatig jegens [appellante] handelt;
 FNV te veroordelen om over te gaan tot het onverminderd van toepassing verklaren van de overeengekomen arbeidsvoorwaarde tot gebruik van de leaseauto, onder verbeurte van een dwangsom;
 FNV te veroordelen tot betaling aan [appellante] van schade nader op te maken bij staat, te vermeerderen met wettelijke rente;
 FNV te veroordelen tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
 FNV te veroordelen in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
4. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Procesverloop in hoger beroep

5. Bij exploot van 16 augustus 2019 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis. Bij memorie van grieven heeft [appellante] vijf grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft FNV de grieven bestreden en tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
6. Vervolgens hebben partijen op de rol van 13 oktober 20202 de zaak schriftelijk doen bepleiten, [appellante] door mr. N.W. Ruiter, advocaat te Amsterdam, en FNV door
mr. W.M. Engelsman, advocaat te Amsterdam. Beide advocaten hebben hun pleitnotities overgelegd.
7. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Vorderingen in hoger beroep

8. In
principaal hoger beroepvordert [appellante] dat het bestreden vonnis wordt vernietigd en (in de kern) dat haar vorderingen in de eerste aanleg alsnog worden toegewezen, met veroordeling van FNV in de kosten van beide instanties. FNV vordert bekrachtiging van dit vonnis, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het principaal hoger beroep.
9. Onder de voorwaarde, dat een of meerdere grieven [appellante] in het principaal hoger beroep zouden leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis, vordert FNV in het
voorwaardelijk incidenteel hoger beroepdat de vorderingen van [appellante] onder aanvulling of verbetering van gronden worden afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

Beoordeling van het hoger beroep

10. Het processuele debat gaat in deze zaak om de vraag of juist is dat [appellante] niet langer recht heeft op een leaseauto omdat zij niet voldoet aan de eisen die de Autoregeling 2016 voor toekenning stelt.
11. Met de
principale grievenbetoogt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat FNV de voor [appellante] geldende collectieve autoregeling mocht wijzigen, zoals dat met de Autoregeling 2016 is gebeurd (art. 6:248 lid 2 BW). Met de
voorwaardelijk incidentele grievenbetoogt FNV dat de Autoregeling 2016 kracht van cao heeft, dat [appellante] op grond van art. 9 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (WCAO) daaraan gebonden is en dat [appellante] op grond van die regeling geen recht meer heeft op een leaseauto.
12. De principale en incidentele grieven hebben hetzelfde onderwerp, namelijk: of de aanspraken van [appellante] op een leaseauto gegrond zijn. Om die reden lenen deze grieven zich voor gezamenlijke behandeling.

Individuele arbeidsvoorwaarde of verworven recht?

13. In eerste aanleg heeft [appellante] zich op het standpunt gesteld dat de auto verkapt loon is, dat zij dit loon al 27 jaar lang geniet en dat zij er op mocht vertrouwen dat zij (blijvend) recht had op een auto, ongeacht de criteria die daarvoor op enig moment door FNV op papier zijn gezet. Zo heeft [appellante] er op gewezen dat de Dienstautoregelingen 1995 en 1996 expliciet bepalen dat de daarin opgenomen toewijzingscriteria niet gelden voor degenen die voor 1 juli 1992 al over een leaseauto beschikten, zoals zij. Bij akte van 29 januari 2019 sub 5 heeft [appellante] gesteld dat FNV voorbij gaat aan het door haar gestelde verworven recht.
14. De kantonrechter heeft dit standpunt verworpen en geoordeeld dat de aanspraken van [appellante] afhankelijk zijn van de
“verschillende autoregelingen of verschillende versies” daarvan”(r.o. 4.3 tot en met 4.4). Tegen deze oordelen is niet tijdig gegriefd. Eerst bij pleidooi in hoger beroep stelt [appellante] zich op het standpunt dat er – kort gezegd – sprake was van een verworven recht (pleitnotities sub 40, 44 en 45). Voor zover deze stellingen als een grief dienen te worden beschouwd is deze vanwege de tweeconclusie-regel te laat aangevoerd. Deze grief had uiterlijk bij memorie van grieven moeten worden aangevoerd. Er zijn geen omstandigheden gebleken die een uitzondering op deze in beginsel strakke regel rechtvaardigen.
15. Het hof neemt daarom de oordelen van de kantonrechter tot uitgangspunt, dat er van een individuele arbeidsvoorwaarde/verworven recht geen sprake was en dat de aanspraken van [appellante] afhankelijk zijn van de
“verschillende autoregelingen of verschillende versies daarvan”.

De autoregelingen

16. De kantonrechter heeft geoordeeld dat ten tijde van de laatste functiewijziging van [appellante] in 2015 de
“Financiële regeling FNV Bondgenoten versie januari 2014”(hierna: de FR 2014) gold en dat [appellante] daaraan was gebonden (r.o. 4.4). Tegen dit oordeel is niet tijdig gegriefd, zodat het hof van de juistheid van dit oordeel uit dient te gaan. Door FNV is dit oordeel evenmin bestreden.
16. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat [appellante] toen niet voldeed aan de criteria van de FR 2014 voor toekenning van een leaseauto, maar dat in art. 5 lid 11 van deze regeling is bepaald dat werknemers als [appellante] recht zouden blijven houden op een leaseauto zolang zij de functie die zij op 1 januari 2005 vervulden zouden blijven vervullen. Het hof verenigt zich met dit oordeel en maakt het tot het zijne. Daaraan voegt het hof nog toe dat in dat artikel in de slotzin is bepaald:
“Wordt die functie gewijzigd en wordt dan niet voldaan aan de toewijzingscriteria, dan vervalt de beschikbaarstelling van een leaseauto[…]
.
16. Niet in geschil is dat de functie van [appellante] na 1 januari 2005
in naamis gewijzigd, namelijk op 1 mei 2015 van [functienaam 2] in die van [functienaam 3]. De kantonrechter heeft onder verwijzing naar de brief van FNV van 1 mei 2015
(zie r.o. 2.6 van dit arrest) geoordeeld dat die wijziging niet zozeer een
inhoudelijkandere functie betrof, maar niet meer dan een wijziging van de arbeidsovereenkomst is in verband met de fusie bij FNV (r.o. 4.4). Het hof verenigt zich met dit oordeel. Voor zover FNV stelt dat er wel sprake is van een inhoudelijke functiewijziging in de zin van art. 5 lid 11 van de FR 2014 is dat onvoldoende onderbouwd.
16. Te beoordelen is dan of [appellante] is gebonden aan de Autoregeling 2016 en de toepasselijkheid van deze regeling ertoe leidt dat [appellante] geen recht meer heeft op een leaseauto.
Autoregeling 2016
20. Tussen partijen is in geschil of de Autoregeling 2016 onderdeel is geworden van een voor FNV geldende cao, in welk geval [appellante] als lid van FNV als contractsluitende vakorganisatie, op grond van art. 9 WCAO aan deze regeling is gebonden. In debat is onder meer of de Autoregeling 2016 als deel van een cao is aangemeld in de zin van art. 4 Wet op de Loonvorming (WLV).
20. Het hof verwerpt de stelling van FNV dat de Autoregeling 2016 als bijlage van de CAO 2015-2016 op de arbeidsovereenkomst tussen partijen van toepassing is geworden. Deze cao had een looptijd van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2016 en is aangemeld in de zin van art. 4 WLV. [appellante] heeft gesteld dat de Autoregeling 2016 pas na afloop van de looptijd van deze cao, in september 2016, tot stand is gekomen. Dit heeft FNV niet gemotiveerd weersproken. FNV heeft ook niet gesteld dat de Autoregeling 2016 toen alsnog is aangemeld in de zin als hiervoor bedoeld. Dat betekent dat [appellante] niet op grond van art. 9 WCAO is gebonden aan de Autoregeling 2016 als zelfstandige cao of als onderdeel van de CAO 2015-2016.
20. FNV heeft voor het eerst bij pleidooi in hoger beroep aangevoerd (pleitnotities sub 24 en 25) dat de Autoregeling 2016 ook deel uitmaakt van de zogenaamde
CAO FNV 2017-2019 en de CAO FNV 2019-2021 en dat deze cao’s zijn aangemeld in de zin van art. 4 WLV. Op dit specifieke argument heeft [appellante] nog niet kunnen reageren. Zij zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld als hierna bepaald.
20. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden over de onderwerpen die met de grieven aan de orde zijn gesteld.

Beslissing

Het hof:
  • verwijst de zaak naar de rol van vier weken na heden voor het nemen van akte aan de zijde van [appellante] met het doel zoals vermeld in rechtsoverweging 21 van dit arrest;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, R.J.F. Thiessen en M.T. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2022 in aanwezigheid van de griffier.