In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren, verwerven en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 weken, waarvan 24 weken voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte opzettelijk kinderpornografisch materiaal heeft verworven of in bezit heeft gehad. De aangetroffen thumbnails op de laptop van de verdachte waren zeer waarschijnlijk automatisch door de Skype-applicatie opgeslagen, zonder dat de verdachte daar enige actieve handeling voor heeft verricht. Het hof concludeert dat de verdachte niet kan worden verweten dat hij opzettelijk deze afbeeldingen heeft opgeslagen of bekeken, aangezien de thumbnails zonder enige handeling van zijn kant zijn aangemaakt.
Daarnaast zijn er geen visuele bestanden aangetroffen, alleen bestandsnamen die in de ICSE-database voorkomen. Het hof heeft vastgesteld dat het enkel aantreffen van bestandsnamen zonder bijbehorende bestanden onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte is derhalve vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De in beslag genomen laptop wordt onttrokken aan het verkeer, terwijl de overige in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen in het belang van de rechtsgang.