1. Het valselijk opmaken van het proces-verbaal van de regiezitting;
2. Het door de rechter aan de advocaat-generaal voorstellen, om te vinden dat de onderzoekswensen onvoldoende helder zijn en dat ze de noodzaak er niet van inziet, en dat dat haar standpunt moet zijn;
3. In de tussenuitspraak nog openstaande verzoeken afwijzen en conclusies trekken over zaken die ter zitting helemaal niet aan de orde zijn geweest;
4. In de tussenuitspraak opnemen dat hij wil weten wat er onderzocht en gevonden is. Terwijl [verzoeker] en/of zijn Thaise en Braziliaanse partners wordt verweten dat zij hun geld hebben verdiend met illegale prostitutie, terwijl [verzoeker] juist opgedrongen wordt om bij stap 3 op te geven wat hij met zijn vermogen verdiend heeft, terwijl hij zijn vermogen in box 3 bij de belastingdienst al opgegeven heeft;
5. Het bewust overslaan uit de onderzoekswensen dat uit het (systeem van het) Wetboek van Strafvordering volgt, dat alle onderzoekshandelingen en de bevindingen daarvan op de terechtzitting aldaar de zaak wordt behandeld, waarna de rechter uitspraak kan doen niet benoemen, casu quo overslaan;
6. Het bewust niet noemen van alle te nemen stappen met betrekking tot het 6 stappen-arrest;
7. Meegaan in de door officier van justitie Lucas van Delft bedachte list, terwijl rechters weten of behoren te weten dat Lucas niet van onbesproken gedrag is;
8. De onderzoekwensen afwijzen om te voorkomen dat [verzoeker] de concrete verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring kan geven, dat het voorwerp of geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
9. Het afwijzen van onderzoekswensen met de summiere onderbouwing, dat deze niet in het belang zijn van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing zouden zijn, terwijl alle onderzoekswensen naar de mening van de voorzitter helder waren;
10. Overtreding van onschuldpresumptie door de voorzitter. Door ervan uit te gaan dat het gat wat [verzoeker] legaal aan inkomsten zou hebben uit beschikbare bonnen, dat dat illegale inkomsten zouden zijn;
11. Het kennelijk nakeuvelen van de voorzitter (hij wil weten) met de advocaat-generaal (waarom hij dat wil) over de onderzoekswensen, nadat de zitting gesloten was.