ECLI:NL:GHDHA:2022:469

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
200.299.214
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van uitvoerbaarverklaring bij voorraad in civiele zaak tussen Arjani B.V. en [verweerder]

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een vonnis van de rechtbank Rotterdam. Arjani B.V., de appellante en eiseres in het incident, heeft in november 2019 een woning verkocht aan [verweerder]. Deze laatste heeft Arjani gedagvaard wegens gebreken aan de woning, die volgens hem leiden tot ernstige lekkages. De rechtbank heeft Arjani veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, maar Arjani is in hoger beroep gegaan en heeft in het incident verzocht om schorsing van de uitvoerbaarverklaring van het vonnis.

Het hof heeft de vordering van Arjani afgewezen. Het hof overweegt dat de uitvoerbaarheid van een veroordeling in hoger beroep uitgangspunt is, en dat de kans van slagen van het hoger beroep niet in deze beslissing kan worden meegenomen. Arjani heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van de rechtbank. De door Arjani aangevoerde feiten over herstelwerkzaamheden zijn door [verweerder] gemotiveerd betwist, en het hof kan daar pas in de hoofdzaak over oordelen. Ook het argument van Arjani dat tenuitvoerlegging van het vonnis een noodtoestand zal veroorzaken, is niet voldoende onderbouwd. Het hof heeft de beslissing over de proceskosten in het incident aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

De beslissing van het hof is dat de incidentele vordering van Arjani wordt afgewezen, en de zaak wordt verwezen naar de rol voor de memorie van antwoord van [verweerder].

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.299.214/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/603586 / HA ZA 20-852
Arrest in het incident ex artikel 351 Rv. van 8 maart 2022
in de zaak van
Arjani B.V.,
gevestigd in Schiedam,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: Arjani,
advocaat: mr. P.P.J. Elshof te Naaldwijk,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats],
verweerder in hoger beroep in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [verweerder],
advocaat: mr. P. Feenstra te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het dossier van de procedure bij de rechtbank Rotterdam;
  • het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2021;
  • de dagvaarding in hoger beroep van 20 augustus 2021 van Arjani;
  • het arrest van dit hof van 21 september 2021, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast (deze is niet gehouden);
  • de memorie van grieven van Arjani, tevens incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord in het incident van [verweerder], met bijlagen.

2.De vordering in het incident en de beoordeling daarvan

2.1
Arjani heeft in november 2019 de woning aan [adres] aan [verweerder] verkocht. Volgens [verweerder] heeft deze woning gebreken die leiden tot ernstige lekkages op diverse plaatsen in de woning. Hij heeft Arjani gedagvaard met een vordering tot vergoeding van de schade.
2.2
De rechtbank heeft in het vonnis van 20 augustus 2021 als volgt geoordeeld. Er is sprake van gebreken aan het dak, de gevel(constructie) en de kozijnen, waardoor de woning niet waterdicht is. Hierdoor is de woning niet geschikt voor normaal gebruik en voldoet de woning ook niet aan de verwachtingen die [verweerder] daarvan mocht hebben op basis van mededelingen van Arjani. Arjani is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst en is aansprakelijk voor de schade die [verweerder] daardoor lijdt. De rechtbank heeft Arjani veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 60.000,-- aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, een bedrag van € 2.975,20 aan buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 3.271,57 aan proceskosten. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad is niet nader gemotiveerd.
2.3
Arjani is in hoger beroep gekomen. In de hoofdzaak vordert zij dat het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt en de vorderingen van [verweerder] alsnog afwijst.
2.4
In dit incident vordert Arjani dat het hof de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis schorst voor de duur van de procedure in hoger beroep. Arjani voert aan dat zij er groot belang bij heeft om haar argumenten eerst aan het hof voor te leggen voordat zij betaalt waartoe zij in het vonnis is veroordeeld. Volgens Arjani berust de veroordeling tot betaling van een schadevergoeding van € 60.000,-- op een juridische misslag, want de rechtbank gaat uit van een onjuist en onvolledig feitencomplex, blote stellingen en aannames van [verweerder], legt een onjuiste maatstaf aan, miskent het bewijsrecht en passeert ten onrechte het gespecificeerde bewijsaanbod van Arjani. Daarbij komt dat er na de mondelinge behandeling bij de rechtbank nog herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht en voor rekening van de aannemer van Arjani. Ook is de [dakdekker] na die mondelinge behandeling nog in de woning van [verweerder] geweest en toen is geen lekkage vastgesteld: de gezamenlijke analyse was dat het tikkend geluid werd veroorzaakt door de regen in de zinken dakgoot. Het hof begrijpt dat Arjani hiermee bedoelt te betogen dat zich aanvullende relevante feiten hebben voorgedaan waarmee de rechtbank geen rekening heeft kunnen houden. Arjani heeft daarnaast ter onderbouwing van haar incidentele vordering aangevoerd dat tenuitvoerlegging van het vonnis bij haar een noodtoestand zal doen ontstaan, mede gelet op het restitutierisico.
2.5
Het hof overweegt als volgt. Het toetsingskader dat moet worden aangelegd bij de beoordeling van een incidentele vordering tot schorsing van een uitvoerbaarverklaring bij voorraad is als volgt [1] :
  • a) Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
  • b) Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
  • c) Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
2.6
Het hof is van oordeel dat de incidentele vordering van Arjani, met toepassing van deze maatstaf, moet worden afgewezen en licht dat als volgt toe.
2.7
Het argument van Arjani dat zij haar bezwaren tegen het vonnis eerst aan het hof wil kunnen voorleggen voordat zij betaalt waartoe zij in het vonnis is veroordeeld, is op zich onvoldoende voor opschorting van de uitvoerbaarheid van de veroordeling. Uitgangspunt is immers dat de uitgesproken veroordeling, terwijl het hoger beroep loopt, uitvoerbaar dient te zijn, en dat de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing blijft.
2.8
Dit is slechts anders als er sprake is van omstandigheden die maken dat het belang van Arjani bij opschorting van de uitvoerbaarheid zwaarder moet wegen dan het belang van [verweerder] bij tenuitvoerlegging. Wat Arjani daartoe heeft aangevoerd slaagt echter niet:
  • Het is het hof niet gebleken dat het vonnis van de rechtbank berust op een kennelijke misslag als bedoeld onder (b).
  • Het beroep van Arjani op de door haar aangevoerde feiten waarmee de rechtbank geen rekening heeft kunnen houden, slaagt ook niet. [verweerder] heeft namelijk gemotiveerd betwist dat de gebreken inmiddels in opdracht van de aannemer van Arjani hersteld zouden zijn en dat zich geen lekkages meer voordoen. Er zijn weliswaar werkzaamheden aan de kozijnen uitgevoerd, maar van deugdelijk herstel is volgens [verweerder] geen sprake en volgens hem vinden er tot op heden nog steeds zeer ernstige lekkages plaats. [verweerder] betoogt verder dat [dakdekker] al meer dan tien keer langs is geweest om het dak ‘op te lappen’, maar zonder effect en resultaat. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door [verweerder], zijn de door Arjani gestelde feiten (nog) niet komen vast te staan. Over de over en weer aangevoerde feiten en argumenten kan het hof pas in de hoofdzaak (en na de memorie van antwoord in de hoofdzaak) oordelen. De kans van slagen van wat partijen nu hierover aanvoeren blijft buiten beschouwing in deze beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
  • Dat door de tenuitvoerlegging een noodtoestand bij Arjani zal ontstaan, mede door het restitutierisico, heeft Arjani onvoldoende onderbouwd. [verweerder] heeft gemotiveerd weersproken dat sprake is van een restitutierisico. Waar de noodtoestand bij Arjani (verder) precies uit zou bestaan wordt door Arjani niet nader toegelicht; zij noemt alleen het woord noodtoestand.
2.9
De slotsom is dat de incidentele vordering van Arjani wordt afgewezen. Het hof zal de beslissing over de proceskosten in het incident aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. In de hoofdzaak zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een memorie van antwoord door [verweerder]. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
Het hof:
in het incident:
- wijst de vordering af;
- houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
- verwijst de zaak naar de rol van 19 april 2022 voor de memorie van antwoord van [verweerder];
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J.M. Burg, G. Dulek-Schermers en A.J. Swelheim, en is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 8 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, rechtsoverweging 5.8.