Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het procesverloop
- het dossier van de procedure bij de rechtbank Rotterdam;
- het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 juli 2021;
- de dagvaarding in hoger beroep van 20 augustus 2021 van Arjani;
- het arrest van dit hof van 21 september 2021, waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast (deze is niet gehouden);
- de memorie van grieven van Arjani, tevens incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in het incident van [verweerder], met bijlagen.
2.De vordering in het incident en de beoordeling daarvan
- a) Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
- b) Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
- c) Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
- Het is het hof niet gebleken dat het vonnis van de rechtbank berust op een kennelijke misslag als bedoeld onder (b).
- Het beroep van Arjani op de door haar aangevoerde feiten waarmee de rechtbank geen rekening heeft kunnen houden, slaagt ook niet. [verweerder] heeft namelijk gemotiveerd betwist dat de gebreken inmiddels in opdracht van de aannemer van Arjani hersteld zouden zijn en dat zich geen lekkages meer voordoen. Er zijn weliswaar werkzaamheden aan de kozijnen uitgevoerd, maar van deugdelijk herstel is volgens [verweerder] geen sprake en volgens hem vinden er tot op heden nog steeds zeer ernstige lekkages plaats. [verweerder] betoogt verder dat [dakdekker] al meer dan tien keer langs is geweest om het dak ‘op te lappen’, maar zonder effect en resultaat. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door [verweerder], zijn de door Arjani gestelde feiten (nog) niet komen vast te staan. Over de over en weer aangevoerde feiten en argumenten kan het hof pas in de hoofdzaak (en na de memorie van antwoord in de hoofdzaak) oordelen. De kans van slagen van wat partijen nu hierover aanvoeren blijft buiten beschouwing in deze beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
- Dat door de tenuitvoerlegging een noodtoestand bij Arjani zal ontstaan, mede door het restitutierisico, heeft Arjani onvoldoende onderbouwd. [verweerder] heeft gemotiveerd weersproken dat sprake is van een restitutierisico. Waar de noodtoestand bij Arjani (verder) precies uit zou bestaan wordt door Arjani niet nader toegelicht; zij noemt alleen het woord noodtoestand.