ECLI:NL:GHDHA:2022:418

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
200.279.045
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Achterstallige bijdragen en vergoeding schilderwerkzaamheden in vereniging van eigenaars

In deze zaak gaat het om de vraag of de appellant, eigenaar van een appartementsrecht, achterstallige (voorschot)bijdragen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) is verschuldigd en of de VvE een vergoeding voor schilderwerkzaamheden aan de gemeenschappelijke daklijst aan de appellant moet betalen. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis bepaald dat de appellant een bedrag van € 2.755,11 met rente aan de VvE moet voldoen, en dat er geen vergoedingsverplichting voor de schilderwerkzaamheden is. De appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de procedure en de relevante stukken bekeken, waaronder de notulen van de VvE-vergaderingen en de eerdere vonnissen. De appellant stelt dat hij voor 1 november 2018 geen bijdrage aan de VvE is verschuldigd, omdat de VvE in de notulen van 11 oktober 2018 heeft besloten om geen bijdragen te incasseren. Het hof oordeelt echter dat de besluiten van de VvE uit 2016 nog steeds van kracht zijn, en dat de appellant zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.

Wat betreft de vordering tot vergoeding van de schilderwerkzaamheden, stelt de appellant dat hij deze heeft laten uitvoeren zonder toestemming van de VvE. Het hof oordeelt dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat de VvE hierdoor is verrijkt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellant in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.279.045/01
Zaaknummer rechtbank : 7785730 RL EXPL 19-12029
arrest van 15 maart 2022
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.P. Sanchez Montoto te Amstelveen,
tegen
de Vereniging van Eigenaren [woning 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. E.R. Jonker te Amersfoort.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [appellant] achterstallige (voorschot)bijdragen aan de VvE is verschuldigd en of de VvE aan [appellant] een vergoeding voor schilderwerkzaamheden aan de gemeenschappelijke daklijst moet betalen. De kantonrechter in de rechtbank heeft bepaald dat [appellant] een bedrag van € 2.755,11 met rente aan de VvE moet voldoen en dat er geen vergoedingsverplichting voor de schilderwerkzaamheden is. Het hof bekrachtigt in dit arrest het vonnis van de kantonrechter.

2.Het procesverloop

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het dossier van de procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Den Haag;
  • het tussen partijen gewezen vonnis van 12 maart 2020;
  • de dagvaarding in hoger beroep van 28 mei 2020 van [appellant];
  • de memorie van grieven van [appellant], met bijlagen;
  • de memorie van antwoord van de VvE;
  • de akte uitlating productie van [appellant], waarbij een mailbericht van 1 december 2020 in het geding is gebracht;
  • de akte uitlating productie van de zijde van de VvE, met productie.
2.2.
Daarna hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest bepaald.

3.Feitelijke achtergrond

3.1.
Tussen partijen staat onder meer het volgende vast:
3.2.
[appellant] is eigenaar van het appartementsrecht aan de [woning 2 + 3]
en lid van de VvE. De overige leden zijn de eigenaren van de appartementsrechten in de [woning 2 + 3].
3.3.
In de notulen van de vergadering van de VvE van 22 april 2016 staat voor zover relevant vermeld:

7. Financiën
-openen van het reservehoudsfonds
De vergadering machtigt de bestuurder om namens de VvE de rekening te beheren en de inschrijving bij de VvE te wijzigen. (…)
-vaststellen van de maandelijkse voorschot bijdrage en de extra bijdrage
De vergadering besluit per 1juni 2016 de maandelijkse voorschotbijdrage vast te stellen naar breukdeel op minimaal 50,00. De bestuurder zal de leden een rekening sturen voor welk bedrag zij op basis van hun breukdeel dienen over te maken.
Daarnaast heeft de vergadering besloten om per 1 mei 2016 een eenmalig extrabijdrage van € 500,00 naar breukdeel vastgesteld. Dit bedrag dient op 1 mei overgemaakt worden naar de rekening van de VvE.
3.4.
In de notulen van 11 oktober 2018 staat onder meer het volgende:

(…)De vereniging is niet actief. (…)

7.Financiën

-openen van rekeningnummer en het reservehoudsfonds

De vergadering besluit dat de bestuurder een bankrekening mag openen bij een bank en het reservefonds te openen voor het onderhoud en tevens zal de inschrijving van de huidige bestuurder bij de Kamer van Koophandel worden gewijzigd.

-vaststellen van de maandelijkse voorschot bijdrage en extra bijdrage
De vergadering besluit om de financiële administratie van voorgaande jaren te onderzoeken en over te gaan tot eventuele invordering indien er achterstanden zijn. Indien nodig overdracht deurwaarder of incassobureau.
De vergadering besluit met algemene stemmen per 1 november 2018 de maandelijkse voorschotbijdrage per appartement vast te stellen naar breukdeel 1/4 is € 50,- en een eenmalige bijdrage van € 300,- naar breukdeel.
- nr. 10 – 2/4 x € 50,- = € 100, en eenmalige bijdrage 2/4 x € 300,- = € 600,-
- nr. 12 – ¼ x € 50,-=€ 50,- en ¼ x € 300,- = € 300,-
- nr. 12A – ¼ x € 50,- € 50,- en ¼ x € 300,- = € 300.-.
3.5.
Bij brief van 29 april 2019 heeft (de incassogemachtigde van) de VvE [appellant] gesommeerd het bedrag van € 2.550,00 binnen veertien dagen te betalen. Uit de op de sommatie opgenomen omschrijving volgt dat dit bedrag ziet op de voorschotbijdragen ten bedrage van € 50,00 over de periode van 1 juni 2016 tot en met 1 april 2019 (35 maanden), de extra bijdrage van € 500,00 (vastgesteld in de vergadering van 22 april 2016) en de extra bijdrage van € 300,00 (vastgesteld in de vergadering van 11 oktober 2018).

4.Vorderingen en beslissing van de kantonrechter

4.1.
De VvE heeft [appellant] gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, hij aan de VvE een bedrag betaalt van € 3.177,41 (achterstallige bijdragen, rente tot en met 24 mei 2019 en incassokosten), vermeerderd met de rente vanaf 25 mei 2019 alsmede de proceskosten en nakosten.
4.2.
[appellant] heeft op zijn beurt gevorderd (in reconventie) dat de VvE aan hem een bedrag van € 1.500,- betaalt in verband met schilderwerkzaamheden aan de gemeenschappelijke daklijst, naar rato van de verdeelsleutel van de verschillende eigenaren of dit bedrag te verrekenen met een eventuele toegewezen vordering van de VvE, met veroordeling van de VvE in de kosten en de nakosten van de procedure in conventie en in reconventie.
4.3.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de VvE toegewezen, met uitzondering van (een bedrag van) een extra bijdrage van € 300,- omdat de besluiten in de vergadering van 11 oktober 2018 volgens de kantonrechter nietig zijn vanwege het niet in acht nemen van de in het splitsingsreglement voorgeschreven termijn voor het houden van de vergadering. De vordering van [appellant] is afgewezen omdat hij niet heeft onderbouwd op welke grondslag hij zijn vordering baseert. [appellant] is (zowel in conventie als in reconventie) in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.Vordering in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis

5.1.
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij heeft gevorderd het bestreden vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van de VvE voor zover deze zien op de betaling van bijdragen in de periode voor 1 november 2018, alsnog af te wijzen. Daarnaast vordert [appellant] om de onderhoudskosten aan de daklijsten ad € 1.500,- aan hem te vergoeden naar rato van de verdeelsleutel en de VvE te veroordelen in de proceskosten in beide instanties alsmede de nakosten.
5.2.
[appellant] heeft daartoe twee grieven tegen het vonnis aangevoerd: hij is van mening dat 1) hij voor 1 november 2018 geen bijdrage aan de VvE is verschuldigd en dat 2) de kantonrechter ten onrechte zijn tegenvordering heeft afgewezen.
5.3.
De VvE heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep.

6.Oordeel van het hof

Bijdragen voor 1 november 2018
6.1.
[appellant] stelt in zijn eerste grief dat er voor 1 november 2018 geen verplichting was om een bijdrage aan de VvE te betalen. De kantonrechter heeft miskend dat uit de notulen van 11 oktober 2018 blijkt dat de VvE heeft besloten tot een bijdrage van € 50,- terwijl diezelfde bijdrage al in het besluit van 22 april 2016 was vastgesteld. Indien de VvE het besluit van 22 april 2016 had willen naleven was het niet nodig geweest om opnieuw hetzelfde bedrag vast te stellen. Volgens [appellant] kan dit niet anders worden opgevat dan dat de VvE heeft besloten om geen bijdragen te incasseren in de periode voor 1 november 2018 en dat daarmee expliciet is teruggekomen op het besluit van 22 april 2016. Dit wordt ook bevestigd door de tekst in de notulen: er staat vermeld dat een extra bijdrage wordt gevraagd zodat de
beginkostengedekt kunnen worden. Er was ook geen sprake van een actieve VvE in de periode voor 2018. [appellant] wenst inzage in de bankafschriften van de VvE zodat hij zich ervan kan vergewissen dat de VvE in de periode voor 2018 bijdragen bij haar leden inde. Dat is tot op heden niet gebeurd omdat de VvE hiervoor een onredelijke vergoeding in rekening brengt.
6.2.
Volgens de VvE betekent de afwezigheid van een ALV of andere activiteiten van de VvE niet dat de leden de eerder door de ALV vastgestelde maandelijkse bijdrage niet behoeven te voldoen. De bijdrage zoals vastgesteld op 22 april 2016 geldt nog steeds. Inmiddels is [appellant] bij deurwaardersexploot in het bezit gesteld van de jaarrekeningen van de VvE vanaf 2016 tot en met 2019. Daaruit blijkt dat de VvE in de periode tussen 2016 en 2018 wel degelijk inkomsten had. Voorafgaand aan iedere ALV liggen alle financiële stukken, waaronder de bankafschriften, ter inzage voor alle leden. Als [appellant] op een ander tijdstip inzage in de stukken wil hebben, dan kan dat, maar dan brengt de VvE kosten in rekening omdat dit niet tot het reguliere standaardpakket van de beheerder behoort.
6.3.
Het hof overweegt dat artikel 5:124 BW zo moet worden verstaan dat een vereniging van eigenaars van rechtswege ontstaat bij de splitsing van een gebouw in appartementsrechten, mits de splitsingsakte mede de akte van oprichting en de statuten van een vereniging van eigenaars inhoudt (ECLI:NL:HR:2013:BY8733). Uit de overgelegde kopie van de splitsingsakte blijkt dat het gebouw op 1 mei 1968 is gesplitst en dat daarbij de VvE is opgericht. De VvE kon vanaf dat moment rechtsgeldige besluiten nemen. In dat opzicht maakt het niet uit of er sprake is van een actieve of inactieve vereniging van eigenaars. Tussen partijen is onbetwist dat de VvE op 22 april 2016 heeft besloten om de maandelijkse voorschotbijdrage per 1 juni 2016 op € 50,- vast te stellen en ook heeft besloten tot een eenmalige bijdrage van € 500,-. Blijkens het vonnis van de kantonrechter van 12 maart 2020 is het besluit van de VvE van 11 oktober 2018 over de bijdrage nietig. Dat betekent dat het eerdere besluit uit 2016 ten aanzien van de bijdragen zijn werking heeft behouden. Voor zover [appellant] onder verwijzing naar de tekst van de notulen heeft betoogd dat de VvE zou hebben besloten geen bijdragen voor 1 november 2018 te incasseren, overweegt het hof dat dit niet met zoveel woorden in de tekst staat vermeld. Het kan er ook niet in worden gelezen. Bovendien doet het er niet (meer) toe wat in de vergadering van 11 oktober 2018 is beslist: deze besluiten zijn nietig verklaard en hebben derhalve geen werking. Het eerdere besluit uit 2016 blijft ook daardoor van kracht.
6.4.
Voor zover [appellant] bij memorie van grieven in zijn eerste grief onder randnummer 23 heeft bedoeld om een incident ex artikel 843a Rv. op te werpen en veroordeling van de VvE te vorderen om hem inzage in bankafschriften te verschaffen, overweegt het hof als volgt. Nog los van de vraag of [appellant] in dit verzoek kan worden ontvangen en los van het feit dat [appellant] niet duidelijk heeft aangegeven om welke bankafschriften het concreet gaat, zal het hof om proceseconomische redenen afzien van een verder debat hierover aangezien [appellant] dit niet in zijn petitum (de eis) heeft gevorderd en ook de VvE dit niet zo heeft begrepen. Dit verzoek kan namelijk reeds wegens het ontbreken van voldoende belang niet tot toewijzing leiden. De VvE is immers bereid om [appellant] deze inzage te verschaffen. Van het opwerpen van oneigenlijke belemmeringen is geen sprake. Voor zover [appellant] buiten de reguliere tijdstippen inzage wil hebben heeft de VvE in redelijkheid aanspraak mogen maken van vergoeding van de daarmee gemoeide kosten. Artikel 843a Rv. voorziet ook in een dergelijke kostenvergoeding. Daar komt bij, dat de VvE aan [appellant] de jaarrekeningen van de VvE over de jaren 2016 tot en met 2018 ter beschikking heeft gesteld. Deze stukken heeft de VvE ook in het geding gebracht. Uit de jaarrekeningen kan worden afgeleid dat voor alle appartementseigenaren wel degelijk een betalingsverplichting gold vanaf 2016 en dat de overige leden daaraan gevolg hebben gegeven. In dat opzicht vreest [appellant] ten onrechte, dat hij wél een bijdrage over 2016-2018 is verschuldigd terwijl de overige appartementseigenaren niet hebben betaald. Het hof overweegt dat de VvE, door de jaarrekeningen aan [appellant] te verstrekken en ook alle financiële stukken voor alle appartementseigenaren ter inzage te leggen voor de aanvang van een vergadering, voldoende tegemoet is gekomen aan de wens van [appellant] om inzage te hebben in de financiën van de VvE.
Vergoeding onderhoudskosten daklijsten
6.5.
In de tweede grief stelt [appellant] ter nadere toelichting van zijn vordering tot betaling van schilderwerk dat deze is gegrond op ongerechtvaardigde verrijking. [appellant] heeft naar zijn zeggen schilderwerkzaamheden laten uitvoeren aan eigendommen van de VvE. Daarmee is de VvE verrijkt ten koste van [appellant] terwijl hiervoor geen grond is te vinden in de wet of een overeenkomst. In 2018 is pas in de notulen opgenomen dat onderhoud zonder toestemming niet wordt vergoed door de VvE, terwijl [appellant] in mei 2017 het broodnodige onderhoud heeft laten verrichten. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [appellant] in eerste aanleg een kwitantie overgelegd en bij akte uitlating productie een mailbericht van 1 december 2020 waarin is bevestigd dat de werkzaamheden op 26 juni 2017 zijn verricht door schilderbedrijf [schilder] Onderhoud.
6.6.
De VvE heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens de VvE heeft [appellant] nog steeds niet aannemelijk gemaakt, laat staan aangetoond dat hij opdracht heeft gegeven schilderwerkzaamheden te laten uitvoeren aan de gemeenschappelijke daklijsten en dat het schilderwerk is uitgevoerd. Van de plaatsing van een steiger voor de appartementen kunnen de overige leden zich niets herinneren. Een offerte en/of factuur heeft [appellant] niet in het geding gebracht. [appellant] heeft niet eerst de VvE bijeen geroepen. De beweerdelijke verrijking is de VvE opgedrongen. Op de overgelegde kwitantie staat slechts een voor- en achternaam die verder niet is te relateren aan schilderbedrijf [schilder]. De kwitantie vermeldt geen reden van de beweerdelijke betaling en onduidelijk blijft of aan de gemeenschappelijke daklijsten onderhoud is gepleegd. Bovendien staat er ‘[naam]’ vermeld en geen [appellant]. Uit een kopie van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt bovendien dat het desbetreffende schildersbedrijf pas op 16 oktober 2017 is gestart met zijn onderneming en dat betekent dat [appellant] heeft betaald aan een nog niet bestaande onderneming.
6.7.
Ook deze grief faalt. Nog afgezien van het feit dat [appellant] de werkzaamheden niet vooraf heeft voorgelegd aan de VvE, heeft [appellant] naar het oordeel van het hof zijn stelling – mede in het licht van het door de VvE gevoerde verweer – dat de VvE voor een bedrag van €1.500,-- is verrijkt, onvoldoende onderbouwd. Niet alleen heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd, maar ook is de hoogte van het bedrag en de partij die de werkzaamheden zou hebben uitgevoerd niet tot nauwelijks onderbouwd. Het had op de weg van [appellant] gelegen om een offerte en/of een factuur te overleggen. De overgelegde kwitantie vermeldt slechts een naam die niet te koppelen is aan het schilderbedrijf Verweij die de werkzaamheden zou hebben uitgevoerd. Bovendien is de naam van [appellant] verkeerd gespeld en staat er geen omschrijving van de reden van betaling vermeld. Daarnaast blijkt uit het overgelegde uittreksel uit het handelsregister dat dit bedrijf ten tijde van de werkzaamheden nog niet bestond.
6.8.
Het hof passeert het algemene bewijsaanbod van [appellant], omdat het te vaag is. Meer in het bijzonder is niet duidelijk gemaakt van welke specifieke stellingen die voor de uitkomst van het geding relevant zijn, bewijs wordt aangeboden.
Conclusie en slot
6.9.
De conclusie is dat het hoger beroep van [appellant] niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op € 760,-- aan griffierecht en € 787,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Muilwijk-Schaaij, M.A.F. Tan-de Sonnaville en D. Aarts en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2022 in aanwezigheid van de griffier.