ECLI:NL:GHDHA:2022:344

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
200.284.310-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing conservatoire beslagen en afweging van wederzijdse belangen in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een vordering tot opheffing van conservatoire beslagen die door AEL zijn gelegd op de activa van Best Berry. Best Berry, een Chileense onderneming die zich bezighoudt met de export van vers fruit, heeft in kort geding gevorderd dat de beslagen worden opgeheven, omdat de vorderingen van AEL volgens haar niet sterk zijn. AEL, de tegenpartij, heeft de beslagen gelegd ter zekerheid van haar vorderingen in verschillende procedures in Chili en de Verenigde Staten. Het hof heeft de feiten van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere vonnissen en de status van de vorderingen in de buitenlandse procedures. Het hof oordeelt dat de vordering van Best Berry niet kan worden toegewezen, omdat de deugdelijkheid van de vorderingen van AEL vaststaat, met name de vordering in de Los Angeles-zaak, waar Best Berry nog niet volledig aan haar veroordeling heeft voldaan. Het hof weegt de belangen van beide partijen en komt tot de conclusie dat het belang van AEL bij handhaving van de beslagen zwaarder weegt dan het belang van Best Berry bij opheffing daarvan. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Best Berry af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.284.310/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/601498 / KG ZA 20-693
(ECLI-nummer op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBROT:2020:13090)

arrest van 15 februari 2022

in kort geding in de zaak van

EXPORTADORA BEST BERRY CHILE S.A.,

gevestigd te Los Angeles, Chili,
hierna te noemen: Best Berry,
appellante,
advocaat: mr. J.A.A. van de Ven te Amsterdam,
tegen
1. ALLFRESH EXPORTACIONES LIMITADA,
gevestigd te Santiago (Las Condes), Chili,
hierna te noemen: AEL,
2. ALLFRESH INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
hierna te noemen: Allfresh,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk te noemen: AEL c.s.,
advocaat: mr. J.J. Borsboom te Rotterdam.

Waar de zaak over gaat

Een partij heeft conservatoire beslagen laten leggen. Daarmee wil zij zeker stellen dat zij voor haar geldvorderingen op de beslagene verhaal zal kunnen nemen. De beslagene vordert in dit kort geding dat de beslagen worden opgeheven, in het bijzonder omdat de vorderingen van de beslaglegger volgens haar niet sterk zijn. Moet die vordering worden toegewezen? Daarover gaat deze zaak.

Het verdere procesverloop in hoger beroep

1.1
Voor het procesverloop tot dan toe verwijst het hof naar zijn arrest van 25 mei 2021.
1.2
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit het volgende stuk:
- de memorie van antwoord van AEL c.s., met producties.
1.3
Op 14 december 2021 is de zaak ter zitting van het hof mondeling behandeld. De advocaten hebben ieder een pleitnota overgelegd. Aan het slot van de zitting is uitspraak bepaald op 8 februari 2022.
1.4
De uitspraak is nader bepaald op heden.

De feiten

2.1
De voorzieningenrechter is in het bestreden vonnis van een aantal feiten uitgegaan. Ook het hof zal bij de beoordeling van de zaak van deze feiten uitgaan, met inachtneming van wat Best Berry en AEL c.s. over de feitenvaststelling door de voorzieningenrechter hebben aangevoerd (in appeldagvaarding, nrs. 2.3-2.5, en memorie van antwoord, nr. 2) en van wat daarover ter zitting in hoger beroep verder is komen vast te staan.
2.2
Samengevat gaat het om het volgende.
( a) Best Berry is een Chileense onderneming die zich bezighoudt met de export van vers fruit, voornamelijk van blauwe bessen.
( b) Allfresh is een in Nederland gevestigde importeur van vers fruit.
( c) Medio 2014 hebben Best Berry en AEL een schriftelijke overeenkomst gesloten, op grond waarvan AEL de bessen van Best Berry over de hele wereld verkocht. AEL werkte op bemiddelingsbasis: zij legde contact met haar klanten en stelde transacties voor aan Best Berry. Voor haar diensten ontving zij een commissievergoeding.
( d) In 2014/2015 zijn Best Berry en Allfresh een mondelinge overeenkomst aangegaan, op grond waarvan Best Berry Allfresh heeft opgedragen de door haar aan AEL ter beschikking gestelde blauwe bessen in eigen naam tegen de hoogst mogelijke prijs in Europa te verkopen en de netto opbrengst aan haar af te dragen. Allfresh factureerde rechtstreeks aan de klanten en ontving de verkoopopbrengst.
( e) In mei 2018 zijn de handelsrelaties tussen Best Berry en Allfresh enerzijds en tussen Best Berry en AEL anderzijds beëindigd. Vervolgens zijn in Nederland en in Chili verschillende gerechtelijke procedures gestart.
( f) In Nederland heeft Best Berry Allfresh gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag voor een vordering wegens onbetaalde facturen. Bij vonnis van 10 december 2018 heeft de voorzieningenrechter Allfresh veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 175.000 op het door Best Berry gevorderde bedrag van € 517.174. In de daaropvolgende bodemprocedure is Allfresh bij vonnis van 31 juli 2019 van de rechtbank Den Haag veroordeeld tot betaling van € 539.174, vermeerderd met de proceskosten. Allfresh heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
( g) AEL heeft Best Berry in Chili gedagvaard in twee verschillende procedures (hierna ook: de Chileense procedures), de ene bij de rechtbank in Los Angeles en de andere bij de rechtbank in Santiago.
( h) In de procedure die AEL in Los Angeles tegen Best Berry aanhangig heeft gemaakt (hierna ook: de Los Angeles-zaak), vorderde zij betaling van (achterstallige) commissie. Bij vonnis van 3 maart 2019 heeft de rechtbank in Los Angeles de vordering van AEL toegewezen en Best Berry veroordeeld tot betaling van omgerekend € 178.472 aan AEL. In hoger beroep heeft het gerechtshof Concepción bij arrest van 18 mei 2021 het vonnis bekrachtigd. Dit arrest is in kracht van gewijsde gegaan.
( i) De procedure die AEL in Santiago tegen Best Berry aanhangig heeft gemaakt (hierna ook: de Santiago-zaak), betreft een vordering uit onrechtmatige daad, meer in het bijzonder algemene en bijzondere ‘oneerlijke concurrentie’ als bedoeld in de Chileense Wet 20.169. AEL vordert daarin schadevergoeding wegens benadeling van omgerekend € 978.222, gederfde winst van omgerekend € 3.920.081 en reputatieschade van omgerekend € 658.728. De rechtbank in Santiago heeft de vorderingen bij vonnis van 29 mei 2019 afgewezen. Bij arrest van 4 november 2021 heeft het gerechtshof Santiago dit vonnis bekrachtigd. AEL heeft tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld.
( j) AEL heeft op 5 december 2018 aan de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam verlof gevraagd om ter zekerheid van haar vorderingen in de Chileense procedures ten laste van Best Berry conservatoir beslag te mogen leggen onder Allfresh en wel op alle gelden, vorderingen, geldwaarden en/of roerende zaken die Allfresh van Best Berry onder zich heeft, zal verkrijgen of verschuldigd is uit hoofde van een ten tijde van het beslag bestaande rechtsverhouding. De voorzieningenrechter heeft op 5 december 2018 verlof verleend en de vorderingen van AEL begroot op € 6.600.000. Vervolgens heeft AEL conservatoir beslag laten leggen onder Allfresh.

De procedure bij de rechtbank

3.1
In de kortgedingprocedure bij de rechtbank in de onderhavige zaak heeft Best Berry gevorderd, voor zover in hoger beroep van belang:
primair: de conservatoire beslagen die door of namens AEL zijn gelegd op grond van het op 5 december 2018 door de rechtbank Rotterdam verleende verlof op te heffen;
Allfresh te bevelen te gehengen en te gedogen dat het onder haar gelegde conservatoire beslag wordt opgeheven;
subsidiair: AEL binnen acht dagen na betekening van dit vonnis zekerheid te laten stellen voor het onder Allfresh gelegde conservatoire beslag in de vorm van een bankgarantie afgegeven door een in Nederland gevestigde bank, bij gebreke waarvan het betreffende conservatoire beslag onmiddellijk zal zijn opgeheven;
AEL te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente indien niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de veroordeling is voldaan.
3.2
Bij vonnis van 4 september 2020 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen en Best Berry in de proceskosten veroordeeld.

Het hoger beroep

4.1
In hoger beroep vordert Best Berry de vernietiging van het vonnis van 4 september 2020 (hierna: het bestreden vonnis, of: het vonnis waarvan beroep). Daartoe voert Best Berry zeven grieven (klachten) aan. Best Berry wil, verkort en zakelijk weergegeven, dat het hof na vernietiging:
haar vorderingen in eerste aanleg alsnog toewijst, alsook hetgeen daarop in hoger beroep is aangevuld;
AEL verbiedt om nieuwe conservatoire beslagen te leggen, op straffe van een dwangsom per overtreding en per dag voor elke dag dat AEL het verbod overtreedt;
AEL veroordeelt tot terugbetaling van al hetgeen Best Berry ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente;
AEL veroordeelt in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
4.2
AEL c.s. concluderen, kort samengevat, dat het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd, met veroordeling van Best Berry in de proceskosten in hoger beroep, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.

De beoordeling van het hoger beroep

wijziging van eis

5.1
Grief I houdt een eiswijziging in. Best Berry vordert dat in hoger beroep alle door AEL ten laste van haar gelegde beslagen in de beoordeling worden betrokken. Naast het op grond van het verlof van 5 december 2018 gelegde beslag, is ten laste van Best Berry conservatoir beslag gelegd onder Coöperatieve Rabobank U.A. en [naam] B.V. op grond van een beslagverlof van 11 december 2018 van de rechtbank Amsterdam en onder Logistic Business Partners (Rotterdam) B.V. op grond van een beslagverlof van 11 januari 2019 van de rechtbank Den Haag. Ook deze beslagen hebben betrekking op de rechten die AEL ten grondslag heeft gelegd aan haar op € 6.600.000 begrote vorderingen in de Chileense procedures. Naar het oordeel van het hof is deze eisvermeerdering, waarover AEL c.s. ter zitting in hoger beroep hebben verklaard daartegen geen bezwaar te hebben, niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het hof zal daarom recht doen op de gewijzigde eis.
5.2
Het in rov. 2.2 onder (f) bedoelde hoger beroep is bij het hof bekend onder zaaknummer 200.271.752/01. Gelet op de hoedanigheid van de wederpartij van Best Berry (te weten: alleen Allfresh International B.V.) en de vordering in die procedure (te weten: onbetaald gebleven facturen) – waarin uitspraak (nader) is bepaald op 3 mei 2022 – kan zij ten opzichte van het onderhavige kort geding niet worden aangemerkt als de bodemprocedure in de hoofdzaak. Reeds daarom bestaat er geen aanleiding om uitspraak in dit kort geding aan te houden met het oog op het afstemmen van dit arrest op het oordeel van het hof in die andere procedure.
opheffing van de gelegde beslagen?
5.3
Bij de beoordeling van de grieven II tot en met V stelt het hof voorop dat ingevolge art. 705 lid 2 Rv de beslagen kunnen worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van de door AEL ingeroepen rechten blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg van Best Berry ligt om met inachtneming van de beperkingen van de kort geding procedure aannemelijk te maken dat de door AEL gepretendeerde vorderingen ondeugdelijk zijn. Het hof zal echter hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van een afweging van de wederzijdse belangen. In dit verband verdient opmerking dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl AEL bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken.
5.4
Tussen partijen staat vast dat het vonnis in de Los Angeles-zaak – waarbij de door AEL ingestelde vordering ter zake van (achterstallige) commissie is toegewezen – in hoger beroep bij arrest van 18 mei 2021 is bekrachtigd en dat dit arrest in kracht van gewijsde is gegaan. Uit de eigen stellingen van Best Berry ter zitting in hoger beroep volgt dat zij aan haar veroordeling tot betaling van € 178.472 nog niet volledig heeft voldaan; zij kan niet (met documenten) onderbouwen dat zij een nog resterend bedrag van (omgerekend) € 2.535,12 aan AEL heeft betaald (pleitnota, nr. 2 en voetnoot 1). Daarnaast heeft AEL gesteld dat in de Los Angeles-zaak nog zal worden beslist over de door Best Berry verschuldigde rente en kosten, dat daarmee een bedrag van ongeveer € 100.000 zal zijn gemoeid en dat AEL voor de betaling daarvan alleen zekerheid heeft in de vorm van de gelegde beslagen. Best Berry heeft uitsluitend de hoogte van dit bedrag weersproken. Daarmee staat de deugdelijkheid van de vordering in de Los Angeles-zaak vast.
5.5
Dat de door AEL in de Santiago-zaak ingestelde vordering is afgewezen en dat het afwijzende vonnis in hoger beroep is bekrachtigd, betekent niet zonder meer dat summierlijk van de ondeugdelijkheid van deze vordering is gebleken. AEL heeft in die zaak immers cassatieberoep ingesteld. Partijen hebben ter zitting in hoger beroep verschillende verwachtingen geuit over de termijn waarop het Chileense hooggerechtshof over de toelaatbaarheid van het beroep zal oordelen. Best Berry heeft ervoor gepleit dat oordeel niet af te wachten en verzocht dat het hof zo spoedig mogelijk uitspraak zal doen.
5.6
Gelet op het vaststaan van de vordering in de Los Angeles-zaak, waarin Best Berry nog niet volledig aan haar veroordeling (inclusief verschuldigde rente en kosten) heeft voldaan, en gelet op de fase waarin de Santiago-zaak verkeert en van de ondeugdelijkheid van deze vordering niet summierlijk is gebleken, brengt naar het voorlopig oordeel van het hof een afweging van de wederzijdse belangen mee dat het belang van AEL bij handhaving van de beslagen zwaarder weegt dan het belang van Best Berry bij opheffing daarvan. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de gelegde beslagen naar hun aard ertoe strekken om te waarborgen dat, zo de vooralsnog niet vaststaande vordering in de Santiago-zaak zal worden toegewezen en/of Best Berry niet (volledig) zal voldoen aan de in de Los Angeles-zaak gegeven veroordeling (en de nog te verwachten veroordeling in rente en kosten), verhaal mogelijk zal zijn, terwijl AEL bij het niet toelaten of het verwerpen van haar cassatieberoep in de Santiago-zaak voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken. Weliswaar heeft Best Berry aangevoerd dat (de dreiging van) beslag op vers fruit dat in Nederland in overslag is, haar commerciële proces en reputatie schaadt, maar daarmee verliest zij uit het oog dat de door AEL gelegde beslagen niet op vers fruit rusten en dat zij de dreiging van een dergelijk beslag onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Bovendien heeft Best Berry in wezen onweersproken gelaten de stelling van AEL c.s. dat Best Berry nog steeds volop zaken doet in Nederland en elders in Europa via de Chileense vennootschap Volcan Fruits die door dezelfde personen wordt bestuurd als Best Berry. De door Best Berry gestelde schending van de waarheidsplicht en misleiding door AEL – voor zover al van de aannemelijkheid daarvan kan worden uitgegaan – leggen onvoldoende gewicht in de schaal om de belangenafweging in het voordeel van Best Berry te laten uitvallen.
5.7
Grieven II tot en met V stuiten hierop af.
5.8
Grief VI faalt omdat het hof zich verenigt met het oordeel van de voorzieningenrechter dat de afwijzing van de gevorderde opheffing van het onder Allfresh beslag meebrengt dat ook het (niet subsidiair maar onder ii) gevorderde bevel dat Allfresh zal gedogen dat het onder haar gelegde beslag wordt opgeheven, moet worden afgewezen omdat er geen opheffing te gedogen valt. De afwijzing van de vordering tot opheffing brengt mee dat Best Berry geen belang heeft bij haar vordering tot gedogen. Dit geldt ook voor zover de gedoogvordering zich uitstrekt tot de beslagen die zijn gelegd onder Coöperatieve Rabobank U.A. en [naam] B.V. en onder Logistic Business Partners (Rotterdam) B.V.
5.9
Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Best Berry onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er aanleiding bestaat om AEL (op grond van het bepaalde in art. 701 Rv) zekerheid te laten stellen voor het onder Allfresh gelegde beslag. Ook dit geldt voor zover deze vordering zich mede uitstrekt tot de beslagen die zijn gelegd onder Coöperatieve Rabobank U.A. en [naam] B.V. en onder Logistic Business Partners (Rotterdam) B.V. Grief VII faalt daarom.
5.1
In het licht wat hiervoor is overwogen, kan naar het voorlopig oordeel van het hof niet worden gezegd dat AEL zich schuldig maakt aan misbruik van recht indien zij in verband met de Chileense procedures opnieuw conservatoir beslag zou leggen. Wat Best Berry verder in haar appeldagvaarding (onder 4) heeft aangevoerd ter onderbouwing van het in hoger beroep gevorderde verbod om nieuwe conservatoire beslagen te leggen – een eisvermeerdering die evenmin in strijd is met de eisen van een goede procesorde –, kan een dergelijk verbod ook niet rechtvaardigen. Deze vordering is daarom niet toewijsbaar.
slotsom
5.11
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep doel mist. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Dit brengt mee dat er geen reden is AEL c.s. in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het bedrag aan rente en kosten in de Los Angeles-zaak en/of over de vraag naar de al dan niet inhoudelijke behandeling van het cassatieberoep in de Santiago-zaak, zoals zij het hof in overweging hebben gegeven. De bekrachtiging brengt verder mee dat de door Best Berry gevorderde terugbetaling zal worden afgewezen. Best Berry zal worden veroordeeld in de kosten van het incident (2 punten, liquidatietarief II (€ 1.114 per punt)) en als de in het ongelijk te stellen partij tevens in de verdere kosten van de procedure in hoger beroep (3 punten, liquidatietarief II (€ 1.114 per punt)).

De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het in kort geding tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 september 2020;
wijst af het (in hoger beroep) meer of anders gevorderde;
veroordeelt Best Berry in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van AEL c.s. begroot op € 2.228 aan salaris voor de advocaat;
veroordeelt Best Berry als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van AEL c.s. begroot op € 760 aan verschotten (griffierecht), € 3.342 aan salaris voor de advocaat en op € 163 aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van veertien dagen;
verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J. van Kooten, M.J. van Cleef-Metsaars en R.F. Groos, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2022 in aanwezigheid van de griffier.