Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 22 februari 2022
[appellant],
Stichting Administratiekantoor Aandelen [appellant],
MER Beheer B.V.,
Waar de zaak over gaat
Procesverloop in hoger beroep
- het tussen partijen gewezen eindvonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 januari 2020 en de daarin genoemde processtukken;
- het exploot van 14 april 2020 waarbij [appellanten] tegen dit vonnis in hoger beroep zijn gekomen;
- de memorie van grieven, tevens eiswijziging, met producties;
Feiten
‘Hierbij stel ik je van het volgende op hoogte. Afgelopen week heeft [betrokkene] richting ons zijn grote zorg geuit op jouw bemoeienis met het management van Vada, wat een negatief effect heeft op de interne organisatie en de commercie.
bullet pointsmogelijke uitgangspunten van de onderlinge afspraken gestuurd, met de volgende (getypte) tekst (productie 1 bij inleidende dagvaarding):
‘Onderlinge afspraken (niet voor bank)
‘(…)
Even een paar puntjes op de i m.b.t. de bevestiging van de onderlinge afspraken (jullie bericht met de 11 bullets):
De MER-overeenkomst bepaalt:
‘Graag nog even jullie bevestiging op het onderstaande, dan kan ik dit weer afsluiten.’
Dit betekent dat de opschorting van de opzegging van 13 januari 2015 is komen te vervallen. Daarmee is thans ook sprake van een Opeisingsgrond zoals bedoeld in de akte verpanding van aandelen, die ons in staat stelt het stemrecht op de aandelen uit te gaan oefenen. ABN AMRO beraadt zich of zij het stemrecht wenst te gaan uitoefenen.’
(iii) concept opdrachtbevestiging aan Maasdael en
Betreft: Kredietrelatie VADA Dordrecht B.V. - laatste termijn afronding verkoopproces of alternatieve wijze aflossing, aankondiging executie
share sale and purchase agreementvan 19 februari 2018 tussen HKS en de heer [appellant] (hierna: SPA) zal HKS - mits tijdig en volledig aan alle voorwaarden en verplichtingen die voortvloeien uit de SPA is voldaan – de volgende bedragen verschuldigd zijn aan de heer [appellant]:
Purchase Price) zoals vast te stellen conform de SPA en bijlagen daarbij, zijnde kort gezegd:
minuseen pro memorie bedrag als zogenaamd
Leakage Amountdat tevens moet worden vastgesteld conform de SPA. Het werkelijke beloop van de uiteindelijk verschuldigde koopprijs is zodoende thans nog onzeker.
Procedure bij de rechtbank
in de hoofdzaakprimair
in het incident ex artikel 843a Rv4. [appellanten] te bevelen aan MER afschrift te verschaffen van de SPA tussen HKS en [appellant] met eventuele bijlagen en sideletters en documentatie van de mogelijk overeengekomen putoptie voor de Dagenham-werf, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
a. de ten laste van hen gelegde conservatoire derdenbeslagen onder HKS en Euro-Scrap Alliance B.V. op te heffen en te bepalen dat alle gelden op de rekening van de notaris aan [appellant] zullen worden vrijgegeven;
b. MER te veroordelen tot vergoeding van schade, op te maken bij staat;
c. MER te veroordelen tot betaling van een voorschot op die schadevergoeding van € 25.000;
d. MER te veroordelen in de proceskosten, met wettelijke rente en nakosten.
Beoordeling in hoger beroepVorderingen en eiswijzigingen
a)
primair
subsidiair
- MER veroordeelt tot betaling aan [appellant] binnen twee dagen na het in dezen te wijzen arrest van alle door MER van VADA ontvangen management-fees en reis- en onkosten, te
meer subsidiair
nog meer subsidiair
voorts
primair
subsidiair
primair en subsidiair
MER veroordeelt tot terugbetaling aan [appellant] van al hetgeen [appellant] op grond van het eindvonnis aan MER heeft betaald dan wel MER in het kader van de tenuitvoerlegging van dat vonnis op hem heeft verhaald, met wettelijke rente;
MER veroordeelt in de proceskosten van beide instanties, met wettelijke rente en nakosten.
subsidiair:
- te verklaren voor recht dat STAK en [appellant] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de MER-overeenkomst tegenover MER;
- te verklaren voor recht dat STAK en [appellant] hoofdelijk een bedrag verschuldigd zijn aan MER van € 6.000.000 aan vervangende schadevergoeding, met wettelijke handelsrente;
- STAK en [appellant] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan MER van € 6.000.000 aan vervangende schadevergoeding, met wettelijke handelsrente;
- STAK en [appellant] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan MER van vervangende schadevergoeding van 40% van
(i) de in de SPA overeengekomen resultaatsafhankelijke betaling op de koopprijs voor de aandelen in VADA, wanneer deze opeisbaar is, en
(ii) eventuele andere nabetalingen van HKS en/of VADA aan [appellant] of een aan Van
Dalen gelieerde entiteit of persoon, zo te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, waaronder mogelijk de waarde van de mogelijk op of rond 16 februari 2018 overeengekomen putoptie voor de Dagenhamwerf, wanneer deze uitgeoefend wordt;
- veroordeling van [appellanten] in de kosten van beide instanties, met wettelijke rente en nakosten.
1. MER heeft in de periode van 10 november 2014 tot 13 januari 2015 nagenoeg niets gedaan om te bewerkstellingen dat ABN AMRO de financiering zou willen continueren.
2. MER heeft niet voldaan aan haar verplichting uit de MER-overeenkomst om actief de directie te voeren binnen VADA. Zij heeft in strijd met het uitgangspunt in haar presentatie gekozen voor een verkooptraject van activa in plaats van een alternatief financieringstraject en heeft geen rekening gehouden met de belangen van [appellant], die naast VADA, mede contractspartij was.
3. MER heeft heimelijke verkoopgesprekken gevoerd met derden, wat zich slecht verdraagt met haar opdracht ervoor te zorgen dat ABN AMRO op voor [appellant] acceptabele voorwaarden een nieuwe financieringsovereenkomst zou aangaan, althans de bestaande financiering zou continueren. De overgelegde verklaringen van Peter Maronnier (Zorab) en B. Sleeman laten het ontluisterende beeld zien van MER die op slinkse wijze probeerde achter de rug van [appellant] om VADA over te nemen.
Deze tekortkomingen rechtvaardigen de ontbinding van de MER-overeenkomst, aldus [appellanten] Zij hebben hun eis in die zin gewijzigd dat zij (subsidiair) vorderen voor recht te verklaren dat de MER-overeenkomst is ontbonden, althans dat het hof deze alsnog (zo nodig partieel) ontbindt. MER dient de door haar (op grond van het eindvonnis dan wel als managementvergoeding) ontvangen bedragen aan [appellant] teug te betalen. De waarde van de prestatie van MER was voor [appellant] nihil, zodat aan MER geen waardevergoeding toekomt, aldus [appellanten]
voorwaardelijkrecht van vruchtgebruik. Het vruchtgebruik is ook nooit – bij notariële akte – gevestigd, zodat het bij een voorwaardelijk recht is gebleven, aldus [appellanten]
De grieven in het incidenteel appel
Uitleg MER-overeenkomst
Doorfinancieren op voor [appellant] acceptabele voorwaarden
bullets‘MER wordt mede aandeelhouder’ en ‘Vanuit aandeelhouderschap wordt de herstructurering afgerond’ ligt besloten (dat partijen voor ogen stond) dat, om dit doel te bereiken, een herstructurering van VADA moest plaatsvinden en dat MER – aanvankelijk als (beoogd) aandeelhouder, later als (beoogd) vruchtgebruiker – hiermee (mede) was belast. In het geval dat het doel – doorfinancieren door ABN AMRO – gerealiseerd zou worden, verbond [appellant] zich aan MER aanspraak te geven op het vruchtgebruik dan wel de verkoopopbrengst van 40% van de aandelen in VADA of, bij verkoop van die aandelen binnen twaalf maanden, van 20% van de aandelen in VADA. Hieruit heeft MER redelijkerwijs moeten begrijpen dat op haar de verbintenis rustte om, via een herstructureringsplan, het ertoe te leiden dat ABN AMRO, die bij e-mail van 7 november 2014 feitelijk de kredietverlening aan VADA had stopgezet, VADA zou doorfinancieren op voor [appellant] acceptabele voorwaarden voor een periode van (in ieder geval) twaalf maanden.
nieuwefinanciering (in plaats van doorfinancieren). In zijn e-mail van 26 mei 2015 heeft mr. Hagendoorn MER bericht dat 20% van kracht blijft zolang geen sprake is van een herfinanciering en dat het [appellant] daarbij gaat om een ‘nieuwe financiering’, ofwel bij ABN AMRO, ofwel bij een andere bank, waaraan hij toevoegt: ‘dus niet het ‘voortmodderen’ met de huidige financiering’. Dat het de bedoeling van [appellant] was dat er een nieuwe kredietovereenkomst zou worden gesloten heeft mr. Hagendoorn bevestigd in zijn e-mail van 1 juni 2015 van 12.32 uur; dat MER dat ook zo heeft begrepen volgt uit haar reactie bij e-mail van 1 juni 2015 van 13.01 uur waarin ook zij spreekt van een ‘nieuwe kredietovereenkomst’. [appellant] mocht er dan ook redelijkerwijs op vertrouwen dat MER instemde met deze (nieuwe) eis. Wat daarvan zij, mr. Hagendoorn heeft in zijn laatstgenoemde e-mail deze eis in die zin bijgesteld dat als op 31 december 2015 geen sprake zou zijn van een nieuwe kredietovereenkomst, maar VADA door zou gaan op basis van de
bestaandekredietovereenkomst, dit geacht wordt een herfinanciering te zijn. In die e-mail van 1 juni 2015 van 14.42 uur heeft mr. Hagendoorn voorgesteld dat bij een (vrijwillige of onvrijwillige) verkoop van de aandelen in VADA vóór 1 februari 2016 20% geldt. Bij e-mail van 23 juni 2015 is MER (uiteindelijk) met dit voorstel akkoord gegaan. Daarom kan in het midden blijven of op grond van de MER-overeenkomst voldoende was dat ABN AMRO de bestaande financiering(sovereenkomst) zou continueren of dat er een nieuwe financieringsovereenkomst tussen ABN AMRO en VADA tot stand diende te komen. Tussen partijen is niet in geschil is dat ABN AMRO VADA feitelijk is blijven doorfinancieren totdat de aandelen in VADA waren overgedragen aan HKS.
bestaandekredietovereenkomst. Het hof oordeelt hierover als volgt.
Dit geldt temeer nu op het moment dat de MER-overeenkomst werd gesloten, de wens van [appellant] dat VADA ‘uit de greep van Bijzonder Beheer zou raken’, en wel binnen twaalf maanden, niet van enige realiteitszin getuigde, gezien de financiële situatie van VADA toentertijd en de omstandigheden waaronder die was ontstaan. MER heeft in dit verband (onweersproken) aangevoerd dat VADA er in 2013/2014 zeer slecht voor stond, dat zij enorme operationele verliezen leed en dat haar eigen vermogen volledig was uitgehold, mede als gevolg van onverantwoorde privé-onttrekkingen van [appellant], dat VADA mede als gevolg hiervan niet meer aan haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst kon voldoen en in 2013 door ABN AMRO onder Bijzonder Beheer is gebracht (memorie van antwoord onder 15 en 16). [appellant] mocht er onder de gegeven omstandigheden dan ook niet van uitgaan dat MER de zinsnede ‘voor [appellant] acceptabele voorwaarden’ ook zo had opgevat.
bestaandekredietovereenkomst. Vast staat dat ABN AMRO VADA feitelijk heeft doorgefinancierd totdat de aandelen in VADA aan HKS zijn overgedragen.
MER-overeenkomst na 14 november 2017 uitgewerkt?
Is sprake van een tekortkoming van MER?
‘ABN AMRO heeft VADA (STAK en [appellant]) sinds 2014 in de gelegenheid gesteld een vorm van herfinanciering te realiseren. Dat dit niet tot een voor ABN AMRO aanvaardbaar plan heeft geleid, ligt niet aan MER (…).’
Uit het voorgaande volgt dat MER zich wel degelijk heeft ingespannen om voor VADA een herfinanciering te verkrijgen. Van ontbinding van de MER-overeenkomst op deze grond, zoals [appellanten] (subsidiair) vorderen, kan dan ook geen sprake zijn.
alle‘stakeholders’. In ieder geval kan niet worden aanvaard dat MER de belangen van [appellant] voorop moest stellen; die stelling wordt dan ook verworpen. De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking van 11 september 2017 in dit verband overwogen (rov. 3.3) dat hetgeen [appellanten] hebben gesteld, niet leidt tot het oordeel dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen. Gelet hierop kan de stelling dat MER is tekortgeschoten in het uitvoeren van haar managementtaken niet worden aanvaard.
Redelijkheid en billijkheid
Welk(e) bedrag(en) is [appellant] aan MER verschuldigd?
- Moet bij de vaststelling van de verkoopprijs zoals bedoeld in de MER-overeenkomst rekening worden gehouden met de verkoop door [appellant] van een percentage van de aandelen in VADA aan Value8?
- Heeft MER recht op 40% van de bonus die [appellant] nog tegoed heeft op grond van de tussen [appellant] en HKS gesloten
share sale and purchase agreement(hierna: de SPA)?
- Moet worden uitgegaan van de bruto of van de netto verkoopprijs van de aandelen in VADA, ofwel: moeten de door [appellant] gemaakte kosten voor door hem ingeschakelde adviseurs en advocaten, van de verkoopprijs worden afgetrokken?
alleaandelen in VADA werden verkocht, met andere woorden, dat sprake was van een 100% overname van VADA. De STAK hield op dat moment immers 100% van de aandelen in VADA. Die situatie is bovendien ook niet gewijzigd door de verkoop door [appellant] van aanvankelijk 30% van de aandelen in VADA aan Value8, want deze aandelen zijn nooit aan Value8 geleverd. Bij de vaststelling van de verkoopprijs zoals bedoeld in de MER-overeenkomst moet dus worden uitgegaan van het door HSK aan STAK/[appellant] betaalde bedrag en moet het bedrag dat [appellant] aan Value8 heeft betaald (€ 1.850.000) in verband met de verkoop (voor € 1) van een gedeelte van zijn aandelen aan Value8, buiten beschouwing blijven.
‘The Purchaser and the Seller have agreed a bonus arrangement subject to the terms and conditions as set out in
Schedule 3.3(Bonus Arrangement) (…)’
Artikel 3.3 van de SPA maakt deel uit van paragraaf 3: ‘Consideration’ (vergoeding). In de SPA ontbreekt een bepaling of aanwijzing dat de bonus afhankelijk is van enige prestatie van [appellant]. Tijdens het pleidooi heeft MER gewezen op artikel 8.2 van Schedule 3.3. Deze bepaling luidt, voor zover relevant:
‘Payment of the amount as set out under paragraph 8.1 above [the Bonus Amount] by the Purchaser shall be considered an adjustment of the Purchase Price for Dutch
Hieruit volgt dat de bonus moet worden aangemerkt als behorend tot de verkoopprijs van de aandelen. Dat brengt mee dat MER ook aanspraak heeft op 40% van deze bonus wanneer die tot uitkering komt.
(“als waren jullie aandeelhouder”)’, waartoe zij verwijst naar de MER-overeenkomst onder 1(a). Als de aandelen in het kapitaal van een vennootschap worden gehouden door twee partijen en alle aandelen worden verkocht aan een derde partij, dan ligt het – bij gebreke van een andersluidende afspraak – voor de hand dat de kosten die verband houden met de verkoop van die aandelen eerst op de koopprijs in mindering worden gebracht voordat verdeling van de verkoopopbrengst tussen aandeelhouders plaatsvindt. Elke aandeelhouder draagt dan naar rato van zijn aandelenbelang bij aan deze kosten. MER heeft dan ook redelijkerwijs moeten begrijpen dat de kosten die [appellanten] in verband met het verkoopproces zou maken in mindering gebracht dienden te worden op de verkoopopbrengst. Dit geldt temeer nu MER een professioneel investerings- en adviesbureau is dat haar bedrijf maakt van het participeren in (het aandelenkapitaal van) ondernemingen. Dit betekent dat 40% van de door [appellant] gemaakte kosten in verband met het verkoopproces voor rekening van MER komen. Grief 5 in het principaal appel is in zoverre gegrond.
Beslag
Bewijsaanbod
Zijn [appellant] en STAK hoofdelijk verbonden?
[appellant][[appellant]] persoonlijk aan MER wordt betaald. Op STAK rust dus geen betalingsverplichting jegens MER onder de MER-overeenkomst. Voor een hoofdelijke veroordeling van [appellant] en STAK is dan geen plaats. Dit staat geheel los van de decertificering van de aandelen.
Wettelijke (handels)rente
Gedeeltelijke vernietiging; uitvoerbaarheid bij voorraad en proceskosten