ECLI:NL:GHDHA:2022:2975

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
200.296.311/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leidingschade bij gefaseerde uitvoering van rioolwerkzaamheden en de zorgvuldigheidsnormen voor grondroerders

In deze zaak heeft Aannemersbedrijf Noordeloos B.V. (appellante) in 2020 tijdens rioolwerkzaamheden een waterleiding van Evides N.V. (verweerster) beschadigd. Beide partijen hebben elkaar aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De kantonrechter heeft de vorderingen van appellante afgewezen en die van Evides toegewezen. Appellante is in hoger beroep gegaan, maar het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat appellante onrechtmatig heeft gehandeld door de leiding niet voorafgaand aan de graafwerkzaamheden te lokaliseren, zoals vereist door de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wibon) en de CROW500 Richtlijn. Het hof stelt vast dat de leiding in het zoekgebied lag en dat appellante had moeten weten dat de leiding niet op de ingetekende plek lag. Het hof concludeert dat de zorgvuldigheidsnormen niet zijn nageleefd en dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen aan de zijde van Evides. De vorderingen van appellante worden afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.296.311/01
Zaaknummer rechtbank : 8787888[jw.sys.1.ZAAK_INST_KENMERK]
Arrest van 27 september 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
Aannemersbedrijf [appellante] Noordeloos B.V.,
gevestigd in Noordeloos, gemeente Molenlanden,
appellante,
advocaat: mr. J.R. van Manen, kantoorhoudend in Gorinchem,
tegen
Evides N.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat: mr. F.J. van Velsen kantoorhoudend in Haarlem.
Het hof zal partijen hierna [appellante] en Evides noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
[appellante] heeft bij de uitvoering van aan haar opgedragen rioolwerkzaamheden een waterleiding van Evides beschadigd. Zowel [appellante] als Evides heeft daardoor schade geleden. Partijen verwijten elkaar onrechtmatig jegens de ander te hebben gehandeld en stellen elkaar aansprakelijk voor de geleden schade.
1.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en die van Evides toegewezen. [appellante] is het niet eens met dit vonnis en heeft hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep slaagt niet. Het hof komt tot hetzelfde oordeel als de kantonrechter en zal het vonnis bekrachtigen.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 25 juni 2021, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 mei 2021 (hierna: het vonnis);
  • het arrest van dit hof van 10 augustus 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast (deze is niet gehouden);
  • de memorie van grieven van [appellante];
  • de memorie van antwoord van Evides, met bijlagen.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[appellante] heeft in opdracht van de gemeente Hoeksche Waard in 2020 acht kilometer riool vervangen in de wijk Croonenburgh in Oud-Beijerland. Zij voerde de graafwerkzaamheden gefaseerd uit.
3.2
Daarbij heeft [appellante] op 22 januari 2020 in de Seringenstraat een waterleiding van drinkwaterbedrijf Evides beschadigd (hierna: de leiding). Daardoor is schade ontstaan.
3.3
De leiding liep in het graafgebied van het ene trottoir, via de weg, over in een ander trottoir en werd door [appellante] beschadigd op de plaats waar deze de weg overstak.
3.4
[appellante] had voorafgaand aan haar graafwerkzaamheden via een graafmelding bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (hierna: Klic) van Evides gegevens over het drinkwaternet (ook wel `gebiedsinformatie' genoemd) ontvangen, waaronder een tekening waar de ligging van de leiding op te zien was. In werkelijkheid lag de leiding weliswaar in het graafgebied, maar week de ligging van de leiding circa 17 á 18 meter (hierna: 18 meter) af van die tekening.
3.5
De aanleg en registratie van de waterleiding heeft plaatsgevonden in 1967 door de rechtsvoorgangster van Evides.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[appellante] heeft Evides gedagvaard en veroordeling van Evides gevorderd om aan haar te betalen een bedrag van € 5.465,00, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.2
[appellante] heeft aan haar vordering - samengevat - ten grondslag gelegd dat Evides onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door een zeer onnauwkeurige tekening met haar te delen, waardoor [appellante] veel eerder op de leiding stuitte dan zij hoefde te verwachten. Zij stelt dat van haar niet kon worden verwacht dat zij er rekening mee hield dat de leiding op 18 meter van de ingetekende plek lag, dat de beschadiging van de leiding dus het gevolg is van het verstrekken van de onjuiste tekening door Evides en dat zij schade heeft geleden door het ten gevolge van de onnauwkeurige tekening beschadigen van de leiding.
4.3
Evides heeft de vordering van [appellante] betwist en in reconventie veroordeling van [appellante] gevorderd om aan haar te betalen een bedrag van € 6.330,95, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.4
Evides heeft aan haar vordering in reconventie ten grondslag gelegd dat [appellante] onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door in strijd met geldende regelgeving na te laten de waterleiding te lokaliseren vóór zij begon te graven.
4.5
De kantonrechter heeft in conventie de vorderingen van [appellante] afgewezen en [appellante] veroordeeld in de kosten. In reconventie heeft de kantonrechter [appellante] veroordeeld om aan Evides te betalen een bedrag van € 6.330,95, vermeerderd met de wettelijke rente, een bedrag van € 700,00 aan buitenrechtelijke incassokosten, en een bedrag van € 933,00 aan proceskosten (waarbij kennelijk, zo blijkt uit 2.19 van het vonnis, bij vergissing de kosten in reconventie zijn begroot op de voor de conventie en reconventie verschuldigde bedragen samen). De kantonrechter heeft daartoe, samengevat het volgende overwogen:
- [appellante] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat van Evides redelijkerwijs verwacht had mogen worden dat zij accuratere informatie over de ligging van de leiding had moeten aanleveren. Evides heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld jegens [appellante];
- [appellante] heeft in strijd met de op haar rustende zorgvuldigheidsnormen gehandeld door de leiding, die in haar zoekgebied lag, niet al in de ontwerpfase te lokaliseren en daarmee het risico op schade aan die leiding door niet correctie informatie op de koop toe te nemen. [appellante] heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens Evides;
- [appellante] heeft onvoldoende gesteld dat de informatie die Evides heeft verstrekt niet zo nauwkeurig was als redelijkerwijs van haar verlangd mocht worden. Het beroep van [appellante] op eigen schuld van Evides moet daarom worden afgewezen. [appellante] moet de schade van Evides volledig vergoeden.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
[appellante] is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. [appellante] vordert dat het hof het vonnis vernietigt, de vorderingen van [appellante] alsnog toewijst en de vorderingen van Evides alsnog afwijst, met veroordeling van Evides in alle proceskosten. Zij heeft daartoe vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd. Zij stelt dat de grieven beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen, met uitzondering van hetgeen partijen hebben aangevoerd ten aanzien van de hoogte van de over en weer gevorderde bedragen.
5.2
Evides voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van de [appellante] in de proceskosten in hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente.

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Partijen strijden in hoger beroep alleen over de vraag of zij onrechtmatig jegens elkaar hebben gehandeld. De grieven zien niet op de hoogte van de over en weer gestelde schade of het causale verband tussen de over en weer gestelde schade en het gestelde onrechtmatig handelen.
Relevante wet- en regelgeving
6.2
Bij de beantwoording van de vraag of partijen onrechtmatig jegens elkaar hebben gehandeld geldt artikel 6:162 BW als uitgangspunt. De leiding is beschadigd in 2020. Tussen partijen is niet in geschil dat de zorgvuldigheidsnorm van artikel 6:162 BW daarom nader wordt ingevuld door de Wibon [1] , het Bibon [2] en de door de sector opgestelde CROW500 Richtlijn [3] (hierna: de Richtlijn)
.Deze Richtlijn is door de sector opgesteld teneinde de wettelijke plicht tot zorgvuldig graven nader te concretiseren.
6.3
Artikel 2 Wibon bepaalt dat de grondroerder (in dit geval [appellante]) zijn werkzaamheden op zorgvuldige wijze verricht (lid 2). Daartoe dient hij ten minste ervoor te zorgen dat:
a. a) vóór aanvang van de werkzaamheden een graafmelding is gedaan (de zogenaamde Klic melding),
b) onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie en
c) dat op de graaflocatie de van het kadaster ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is (lid 3).
Volgens de memorie van toelichting bij dit artikel dient het onderzoek naar de exacte ligging van netten ook vóór aanvang van de graafwerkzaamheden te zijn verricht. Daarbij valt te denken aan het graven van proefsleuven of het gebruiken van detectiemiddelen. [4]
6.4
Artikel 5 lid 2 van het Bibon bepaalt dat de gegevens van de beheerder (in dit geval Evides) over de horizontale ligging van kabels en leidingen zijn gebaseerd op de meest nauwkeurige metingen die voor de beheerder beschikbaar zijn, met dien verstande dat de metingen ten minste een nauwkeurigheid van een meter hebben.
6.5
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 mei 2018 [5] (hierna: het Graafrichtlijn-arrest) met betrekking tot de voorganger van de Wibon, de Wion [6] , geoordeeld dat, in het bijzonder gelet op de doelstelling van de wet om gevallen van schade aan kabels en leidingen te verminderen, de grondroerder er niet zonder meer op mag vertrouwen dat de hem verstrekte tekening voldoet aan de in artikel 5 lid 2 Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten (de voorganger van het Bibon) vervatte eis van nauwkeurigheid van een meter. In hoeverre de grondroerder op de tekening mag vertrouwen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, in het licht van hetgeen de Richtlijn over de onderzoeksplicht van de grondroerder bepaalt. Wel kan onnauwkeurigheid van de door de beheerder verstrekte gegevens aanleiding zijn voor het aannemen van eigen schuld van de beheerder. Het hof is met partijen van oordeel dat dit oordeel van de Hoge Raad evenzeer geldt onder de Wibon.
6.6
In de Richtlijn wordt beschreven hoe het graafproces zorgvuldig kan worden uitgevoerd, zodat de kans op schade aan kabels en leidingen tot een minimum wordt beperkt. Voor de onderhavige zaak zijn vooral de volgende passages uit de Richtlijn van belang:
“(…)
(hoofdstuk 4, Ontwerpfase)
- (...) (...) De gebiedsinformatie geeft een theoretische ligging van een kabel of leiding. De werkelijke ligging van kabels en leidingen kan hiervan afwijken en dit kan risico’s veroorzaken tijdens het grondroeren. (...) De werkelijke ligging wordt bepaald door de kabels en leidingen te lokaliseren, waarna beheersmaatregelen gekozen kunnen worden; (...)
(Kennisthema Lokaliseren van kabels en leidingen)
- (...) Welke kabels en leidingen gelokaliseerd moeten worden is afhankelijk van het graafprofiel, de maak- en meettoleranties en de nauwkeurigheid van de gebiedsinformatie.
- Graafprofiel. Het graafprofiel is het gebied waar de grond wordt geroerd. Het wordt bepaald aan de hand van de tekening, bijvoorbeeld door: (...) de afmetingen van een te graven sleuf. (...)
- Het zoekgebied is het gebied waarbinnen kabels en leidingen gelokaliseerd moeten worden. De begrenzing van het zoekgebied wordt als volgt bepaald: in het horizontale vlak is het zoekgebied het graafprofiel dat aan alle zijden wordt vermeerderd met de maak- en meettoleranties (0,50 meter) en met de nauwkeurigheid van de gebiedsgegevens (1,00 meter). (...)
- Iedere kabel of leiding waarvan de theoretische ligging binnen het zoekgebied valt, moet worden gelokaliseerd omdat er tijdens het grondroeren risico op beschadigingen bestaat. Het lokaliseren is begrensd tot het zoekgebied. (...)
- Kan een kabel of leiding niet in het zoekgebied worden gevonden, dan moeten er aanvullende acties worden uitgevoerd. Hiervoor zijn de volgende mogelijkheden:
- verder zoeken (...);
- werken zoals in een risicogebied (…);
- in contact treden met de netbeheerder (…);
(…)”
6.7
In het Graafrichtlijn-arrest heeft de Hoge Raad ten aanzien van de voorganger van de Richtlijn, de ‘Richtlijn Zorgvuldig Graafproces’ (CROW250), geoordeeld dat bij gebrek aan een concrete wettelijke normering voor ‘zorgvuldig graven’ groot gewicht moet worden toegekend aan die richtlijn, dat die richtlijn de weerslag vormt van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig graven, en dat de rechter daarom bij de invulling van de zorgplicht dient aan te sluiten bij die richtlijn, of een afwijking ervan dient te motiveren. Het hof is ook hier met partijen van oordeel dat het oordeel van de Hoge Raad evenzeer geldt voor de Richtlijn (CROW500).
Heeft [appellante] onrechtmatig gehandeld jegens Evides?
6.8
Evides stelt dat [appellante] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, door de leiding die zij beschadigd heeft - in strijd met de Richtlijn - niet voorafgaand aan de graafwerkzaamheden te lokaliseren. Zij stelt voorts dat dit onzorgvuldig handelen schade tot gevolg heeft gehad, aangezien [appellante] daardoor niet heeft opgemerkt dat de ligging van de leiding afweek van de tekening en de leiding heeft beschadigd.
6.9
[appellante] bestrijdt dat van haar kon worden verwacht dat zij voorafgaand aan de graafwerkzaamheden de precieze locatie van de leidingen in het gehele werk zou vaststellen. Zij betoogt dat zij het werk, dat zich in meerdere straten over een totaal traject van acht kilometer uitstrekte, gefaseerd mocht uitvoeren, “per straat, per gedeelte van een straat”, kort gezegd vanwege logistieke aspecten en om overlast voor omwonenden te voorkomen. De werkrichting bij deze gefaseerde uitvoering werd bepaald door het afschot van de straten. [appellante] begon daarom aan de kant van de straat die op de tekening bovenaan gelegen is. Zij stelt dat zij rekening hield met een ruime marge waarop zij de leiding zou lokaliseren, maar dat zij niet hoefde te verwachten dat deze zich 18 meter eerder aandiende dan op de tekening ingetekend. In dit kader stelt zij dat waterleidingen als de onderhavige, anders dan dunne, flexibele kabels zich niet verplaatsen en dat niet is gesteld of gebleken dat sprake was van bijzondere kenmerken van het terrein of andere factoren op grond waarvan zij rekening had moeten houden met een sterk afwijkende ligging van de kabels.
6.1
Het hof stelt bij de beoordeling van dit geschilpunt voorop dat de beschadigde leiding in het zoekgebied gelegen was en ook op de door Evides verstrekte kaart was ingetekend. Indien [appellante] de leiding conform artikel 2, leden 2 en 3 Wibon, in samenhang met de Richtlijn, voorafgaand aan het graven zou hebben gelokaliseerd, zou zij er op tijd achter zijn gekomen dat de leiding niet op de ingetekende plek lag.
6.11
Verder stelt het hof voorop dat op grond van artikel 2, leden 2 en 3 Wibon, in samenhang met de Richtlijn, in beginsel van een zorgvuldig handelend grondroerder mag worden verwacht dat hij de precieze ligging van kabels en leidingen voorafgaand aan de
totalete verrichten graafwerkzaamheden vaststelt. Dit zou anders kunnen zijn als de omstandigheden van het geval (zoals aard, omvang en/of duur van het werk) gefaseerde lokalisering rechtvaardigen.
Mocht [appellante] leidingen gefaseerd lokaliseren?
6.12
Zelfs indien het hof veronderstellenderwijs aanneemt dat gefaseerde lokalisatie van de in het werk aanwezige leidingen gerechtvaardigd was, bestaat er geen (in elk geval onvoldoende) grond voor het oordeel dat die fasering gerechtvaardigd was
per gedeelte van een straat. [appellante] voert zelf aan dat een werk als het onderhavige gefaseerd “per straat, per gedeelte van een straat” dient te worden uitgevoerd. Zij heeft echter niet toegelicht waarom een fasering per
gedeeltevan een straat gerechtvaardigd was, en wat onder “gedeelte van een straat” moet worden volstaan, en waarom de door haar voor lokalisering gehanteerde ‘gedeelten’ redelijk zouden zijn. Dat mocht wel van haar worden verwacht, omdat [appellante] bij fasering
per straatvoorafgaand aan de graafwerkzaamheden in de Seringenstraat zou hebben ontdekt dat de leiding niet op de ingetekende plaats lag. In eerste aanleg heeft [appellante] slechts aangevoerd dat het niet mogelijk was om ineens de gehele straat open te leggen, omdat er dan geen mogelijkheid was om vrijkomende klei en materialen af te voeren, om nieuwe materialen aan te voeren en om de bereikbaarheid voor nood- en hulpdiensten te garanderen. Dat argument ziet echter op de door haar uit te voeren werkzaamheden ter vervanging van de riolering en niet op de lokalisering van de leiding. [appellante] was op basis van de Richtlijn niet gehouden om voorafgaand aan de werkzaamheden de gehele straat open te leggen. Zij kon (aanvankelijk) volstaan met het plaatsen van proefsleuven. Waarom dat niet mogelijk was
per straatheeft zij niet toegelicht. Er is daarom geen grond om aan te nemen dat de fasering per
gedeelte van een straatdiende plaats te vinden. [appellante] had de leiding dus in elk geval dienen te lokaliseren voorafgaand aan alle graafwerkzaamheden in de Seringenstraat.
Mocht [appellante] afwijken van de verplichting om leidingen (in elk geval) per straat te lokaliseren?
6.13
Vast staat dat [appellante] niet voorafgaand aan de graafwerkzaamheden in de Seringenstraat onderzoek heeft gedaan naar de precieze ligging van de leiding. Daarmee heeft [appellante], ook als er van uit wordt gegaan dat gefaseerde lokalisering per straat op grond van de Richtlijn gerechtvaardigd was, niet aan de Richtlijn voldaan.
6.14
Dat er voor die afwijking een rechtvaardiging bestond, heeft [appellante] niet (voldoende gemotiveerd) gesteld. Voor dat oordeel verwijst het hof allereerst naar r.o. 6.12. Daarnaast faalt het betoog van [appellante] dat zij bij het bepalen van haar werkwijze geen rekening hoefde te houden met een sterk afwijkende ligging van de kabels. De Richtlijn en de daaraan vooraf gaande ‘Richtlijn Zorgvuldig Graafproces’ zijn niet alleen opgesteld omdat de ligging van kabels en leidingen na verloop van tijd kan wijzigen, maar ook omdat de ligging in het verleden vaak gebrekkig werd geregistreerd. Dat een gewijzigde ligging van de leiding niet hoefde te worden verwacht was (indien al juist) dus geen geldige reden om de Richtlijn niet te volgen.
6.15
Door zonder rechtvaardiging niet de in de Richtlijn voorgeschreven werkwijze in acht te nemen heeft [appellante] toerekenbaar strijd met de op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting gehandeld. Deze zorgvuldigheidsverplichting geldt juist om schade als de onderhavige te voorkomen. Het hof concludeert daarom dat [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Evides.
Is sprake van onrechtmatige daad of eigen schuld aan de zijde van Evides?
6.16
Ter onderbouwing van haar stelling dat Evides onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, althans dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van Evides, stelt [appellante], samengevat, het volgende:
- uit de Richtlijn en het Graafrichtlijn-arrest (en de conclusie van Advocaat-Generaal bij dat arrest [7] ) blijkt dat daarbij de nauwkeurigheid van één meter als uitgangspunt geldt en dat alleen rekening moet worden gehouden met een grotere afwijking onder bijzondere omstandigheden (die zich volgens [appellante] niet voordoen);
- in het onderhavige geval is de afwijking zó groot (18 meter) dat alleen al daaruit blijkt dat Evides niet de vereiste nauwkeurigheid in acht heeft genomen. Bij een dergelijke afwijking is de eigen schuld van de beheerder een gegeven, tenzij deze aannemelijk maakt dat hem geen verwijt kan worden gemaakt. Als een onnauwkeurigheid van 18 meter acceptabel is, kan het doen van een Klic melding en het verschaffen van de gebiedsinformatie net zo goed worden afgeschaft
6.17
Uit het Graafrichtlijn-arrest volgt dat [appellante] er ten onrechte van uitgaat dat zij er op mocht vertrouwen dat de haar verstrekte tekening voldeed aan de in artikel 5 lid 2 Bibon vervatte eis van nauwkeurigheid van een meter. Zij moest er juist rekening mee houden dat dat niet zo was.
6.18
[appellante] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat Evides toch onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante], of dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van Evides. Het enkele feit dat de leiding in werkelijkheid 18 meter van de ingetekende plek lag, is onvoldoende om dat aan te nemen. Alle feiten en omstandigheden dienen in aanmerking te worden genomen. In dit verband is ten eerste van belang dat de tekening correct weergaf dat de leiding in het zoekgebied lag. Ten tweede heeft [appellante] geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden opgemaakt dat Evides (of haar rechtsvoorgangster) wist of kon weten dat de leiding niet op de ingetekende plek lag. Ten derde kan Evides (of haar rechtsvoorgangster) niet worden verweten dat de leiding niet nauwkeuriger is ingetekend of is nagemeten. De leiding is ingetekend in 1967, ruim voordat de Wibon en het Bibon (dan wel voorgangers daarvan) werden opgesteld. In die tijd kwam, zoals Evides onbetwist heeft gesteld, aan de tekeningen nog niet de betekenis toe die daar nu aan toekomt en werden tekeningen vaak uitsluitend voor eigen beheer opgesteld. Bovendien is het feit dat de ligging van kabels en leidingen in het verleden vaak gebrekkig werd geregistreerd één van de redenen dat de ‘Richtlijn Zorgvuldig Graafproces’, en daarna de Richtlijn, is opgesteld (zie r.o. 6.14). Nameting van oude kabels en leidingen werd niet verlangd. Gelet op dit alles heeft Evides, door de tekening te verstrekken waarover zij beschikte, gedaan wat redelijkerwijs van haar kon worden verwacht.
6.19
Het hof verwerpt het betoog van [appellante] dat Evides bij het verstrekken van de tekening had moeten vermelden dat het een oude tekening was, waarvan de juistheid niet was gecontroleerd. Evides hoefde er niet op bedacht te zijn dat [appellante], in strijd met de Richtlijn, niet voorafgaand aan de graafwerkzaamheden de leiding zou lokaliseren.
6.2
Het hof volgt [appellante] ook niet in haar betoog dat de regeling omtrent het doen van een Klic melding en het verschaffen van de gebiedsinformatie net zo goed kan worden afgeschaft als onnauwkeurigheden van 18 meter acceptabel zijn, omdat leidingen dan overal kunnen liggen. [appellante] gaat er aan voorbij dat de bepaling in de Richtlijn die het doen van een Klic melding voorschrijft deel uit maakt van een samenstel van bepalingen. Op het doen van de melding volgt het verschaffen van informatie door de beheerder, waarna de grondroerder, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden kabels en leidingen dient te lokaliseren. Zodoende zal worden gesignaleerd dat een kabel of leiding niet ligt op de plek waar deze is ingetekend, waarna aanvullende acties moeten worden uitgevoerd (zie r.o. 6.6). In het onderhavige geval lag de leiding binnen het zoekgebied. De Klic melding was dan ook nuttig. Als [appellante] de regels had gevolgd, zou zij hebben opgemerkt dat de leiding niet op de ingetekende plek lag en zouden aanvullende acties zijn uitgevoerd om de leiding te lokaliseren.
6.21
Ook de stelling van [appellante] dat Evides had moeten melden dat de leiding gezinkerd lag faalt. [appellante] heeft niet (voldoende gemotiveerd) gesteld dat het gezinkerd liggen van de leiding heeft bijgedragen aan de door haar veroorzaakte schade.
6.22
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Evides niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante] en dat ook geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van Evides.
Bewijsaanbod en verzoek benoeming deskundige
6.23
Het hof passeert de bewijsaanbiedingen van [appellante], omdat geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven.
6.24
Het hof ziet geen grond om een deskundige te benoemen teneinde het hof voor te lichten over de gefaseerde aanpak van het werk. Ten eerste is het hof er bij de beoordeling veronderstellenderwijs van uitgegaan dat een gefaseerde aanpak per straat toegelaten was. Als een gefaseerde aanpak per
gedeeltevan een straat nodig was, had [appellante] dat zelf voldoende gemotiveerd moeten stellen en dat heeft zij niet gedaan. Wat daar verder ook van zij, zij kan een gebrek in haar stelplicht niet oplossen door de benoeming van een deskundige te verzoeken.
Conclusie en proceskosten
6.25
De conclusie luidt dat alle grieven falen. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Voor de begroting daarvan is het redelijk om 1 punt toe te kennen conform het Liquidatietarief rechtbanken en hoven.

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 28 mei 2021, met dien verstande dat de begroting van de kosten in reconventie aldus moet worden gelezen dat deze zijn begroot op € 311,00;
- veroordeelt [appellante] in de proceskosten, aan de zijde van Evides begroot op € 772,00 aan griffierecht en € 1.114,00 aan salaris voor de advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van vijftien dagen na de datum van dit arrest;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het betreft de veroordeling in de proceskosten.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I. de Vreese-Rood, A.D. Kiers-Becking en G. Dulek-Schermers en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
2.Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
3.De richtlijn ‘Schade voorkomen aan kabels en leidingen - Richtlijn zorgvuldig grondroeren van initiatief- tot gebruiksfase’ (publicatie 500) van 1 januari 2017.
4.MvT, TK 2005-2006, 30 475, nr. 3, § 2.2 en Toelichting op artikel 2, tweede lid.
6.Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.