ECLI:NL:GHDHA:2022:2878

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
200.281.045/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof voor tussentijds cassatieberoep in civiele zaak tussen Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V. en geïntimeerde

In deze zaak heeft Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Avéro Achmea) een verzoek ingediend voor verlof om tussentijds cassatieberoep in te stellen tegen een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 juni 2022. Dit verzoek is gedaan omdat Avéro Achmea van mening is dat er fundamentele kwesties zijn behandeld in het eerdere arrest, waarover zij een andere opvatting heeft en waarvan het belang verder reikt dan de specifieke zaak. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voorgenomen deskundigenonderzoek en heeft na het indienen van aktes en aanvullende stukken besloten om heden arrest te wijzen.

De geïntimeerde heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van Avéro Achmea, met als argument dat artikel 399 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de weg staat voor cassatie. Dit artikel staat geen cassatieberoep toe voor partijen die hun bezwaren kunnen herstellen bij dezelfde rechter. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze uitleg van artikel 399 Rv geen steun vindt in het recht en dat het eerdere arrest wel degelijk bindende eindbeslissingen bevat.

Daarnaast heeft de geïntimeerde, vertegenwoordigd door de heer [erfgenaam], aangevoerd dat zijn belang zich verzet tegen de vertraging die een tussentijds cassatieberoep met zich mee zou brengen. Het hof heeft echter geoordeeld dat het belang van Avéro Achmea om snel duidelijkheid te verkrijgen over de principiële punten zwaarder weegt dan de bezwaren van de geïntimeerde. Het hof heeft daarom het gevraagde verlof verleend en de zaak ambtshalve doorgehaald, met de mogelijkheid voor de meest gerede partij om de zaak opnieuw aan te brengen indien nodig.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.281.045/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/09/562492 / HA ZA 18-1125
arrest van 22 november 2022
inzake
Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Leiden,
appellante,
hierna te noemen: Avéro Achmea,
advocaat: mr. T.R.M. van Helmond uit Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
gekozen woonplaats [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. H.F.K. Schultz uit Amsterdam.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot aan het arrest van 21 juni 2022 verwijst het hof naar dat arrest. Het hof heeft met dat arrest partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het door het hof voorgenomen gelasten van een deskundigenonderzoek. Partijen hebben daarop aktes genomen, en [geïntimeerde] een antwoordakte. Vervolgens hebben partijen de (aanvullende) stukken overgelegd en heeft het hof nader bepaald dat heden arrest wordt gewezen.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Avéro Achmea heeft met haar akte onder meer verlof gevraagd om tussentijds cassatieberoep te mogen instellen van het genoemde arrest van 21 juni 2022. In dat arrest is volgens Avéro Achmea een aantal eindbeslissingen genomen die fundamentele kwesties betreffen, waarover Avéro Achmea een andere opvatting is toegedaan, en waarvan het belang verder reikt dan dat van de voorliggende zaak. Avéro Achmea heeft er daarom belang bij dat de Hoge Raad hierover (relatief) spoedig een oordeel geeft, aldus Avéro Achmea.
2.2.
[geïntimeerde] maakt bezwaar tegen het verzoek van Avéro Achmea. In de eerste plaats voert hij aan dat artikel 399 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in dit geval aan de mogelijkheid van cassatie in de weg staat. Volgens deze bepaling staat cassatieberoep niet open voor hem die zijn bezwaren kan doen herstellen door dezelfde rechter bij wie de zaak heeft gediend. Zelfs voor zover het arrest van 21 juni 2022 bindende eindbeslissingen bevat, kan Avéro Achmea dit hof verzoeken daarop terug te komen, aldus [geïntimeerde] .
2.3.
Deze uitleg van artikel 399 Rv vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht. En het arrest van 21 juni 2022 bevat wel degelijk bindende eindbeslissingen, onder meer over de onderwerpen waarop Avéro Achmea haar pijlen in cassatie stelt te willen richten (met name het plegen te bieden-criterium en het al dan niet vereist zijn van een handelsvergunning in Nederland voor een geneesmiddel, voor verzekeringsdekking voor behandeling met dat geneesmiddel).
2.4.
[geïntimeerde] voert verder aan dat zijn belang – het belang van de enig erfgenaam van [geïntimeerde] , de heer [erfgenaam] – zich verzet tegen de vertraging die een tussentijds cassatieberoep zal meebrengen. Het hof onderkent het belang van [geïntimeerde] c.q. de heer [erfgenaam] om spoedig tot het einde van de onderhavige procedure te geraken, maar dat belang weegt voor het hof niet op tegen het belang van Avéro Achmea om snel(ler) duidelijkheid te verkrijgen over de door haar bedoelde principiële punten (die overigens, afhankelijk van het oordeel van de Hoge Raad daarover, ook reeds tot het einde van de procedure zouden kunnen leiden).
2.5.
Het hof zal het gevraagde verlof dus verlenen. Voor het geval dat Avéro Achmea het cassatieberoep (nog) niet (tijdig) mocht hebben ingesteld, zal het hof ambtshalve ook cassatieberoep openstellen van het onderhavige arrest. Het hof zal de zaak intussen ambtshalve doorhalen. De meest gerede partij kan haar in voorkomend geval – indien toch geen cassatieberoep mocht zijn/worden ingesteld, of ingesteld cassatieberoep mocht worden verworpen, of slagen met terugverwijzing naar dit hof – weer opbrengen voor voortprocederen.

3.Beslissing

Het hof:
  • stelt tussentijds cassatieberoep open van het arrest van 21 juni 2022 en van het onderhavige arrest;
  • haalt de zaak ambtshalve door per heden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, P.M. Verbeek en B.R. ter Haar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2022 in aanwezigheid van de griffier.