5.2In de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen is het volgende opgenomen (in B3 onder 12):
“De door de rechtbank benoemde vereffenaar – veelal een notaris of advocaat – heeft recht op loon (artikel 4:206 lid 3 BW). Hij wordt betaald uit de nalatenschap.
Enig inzicht in de omvang van de nalatenschap is daarom wenselijk.Zie over de vereffeningskosten nader hieronder onder I. Het is mogelijk dat een partij het loon en de kosten van de vereffenaar voor haar rekening neemt.”
Onder I2. van de Richtlijnen Vereffening nalatenschappen wordt vervolgens het Loon van de vereffenaar verder uitgewerkt:
“(…)
“7. Een door de rechtbank benoemde vereffenaar heeft recht op het loon dat door de kantonrechter voor het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld op grond van artikel 4:206 BW. Bij het vaststellen van het loon voor een door de rechter benoemde vereffenaar kan rekening worden gehouden met het belang dat de vereffenaar bij de vereffening heeft. Wanneer een vereffenaar tevens erfgenaam is, zal met dat belang rekening worden gehouden bij de vaststelling van de hoogte van het loon. Daarnaast kan ook de omvang van de nalatenschap aanleiding zijn om het loon van de vereffenaar in meer of mindere mate te beperken.
(..)
9.
Loon van de vereffenaar kan alleen worden verzocht op basis van een gespecificeerde registratie van de daadwerkelijk aan de vereffening bestede tijd. Bij de tijdregistratie kan gebruik worden gemaakt van vaste tijdeenheden. De tijdregistratie wordt op zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit valt af te leiden:
De datum waarop de werkzaamheid is verricht;
De soort werkzaamheden die zijn verricht;
De (kwalificatie van de) persoon die de werkzaamheid heeft verricht;
Een verzoek om een voorschot is niet gebaseerd op een wettelijke grondslag. Bij gebreke van een wettelijke regeling dient voor de vaststelling van het loon aansluiting te worden gezocht bij in de wet geregelde overeenkomstige gevallen, zoals de beloning van de curator in een faillissement, zoals nader geregeld in de zogenaamde Recofa richtlijnen. Deze richtlijnen zijn in faillissementszaken algemeen aanvaard. De wetgever heeft bij de vereffening van nalatenschappen op meer plaatsen verwezen naar de Faillissementswet (hierna Fw.). Op grond daarvan achten de kantonrechters dat aansluiting bij de beloning van de curator conform de Recofa richtlijnen passend is.”
In artikel 6.4 van de Recofa richtlijnen is het volgende opgenomen:
“6.4 Het uurtarief
a. Het uurtarief van de curator en de aan zijn kantoor verbonden advocaten is het product van: − het basisuurtarief in het jaar van de tijdbesteding (zie artikel 6.5); − de ervaringsfactor van de curator of van de kantoorgenoot van de curator (zie artikel 6.6), met dien verstande dat voor de kantoorgenoot van de curator ten hoogste de ervaringsfactor van de curator geldt.
b. De vergoedingssystematiek wordt als volgt ingericht:
Ervaring < 3 jr. 3-5 jr. 5-8 jr. 8-11 jr. >11 jr.
Factor 0,8 1,1 1,2 1,4 1,6
De ervaringsfactor heeft betrekking op het aantal praktijkjaren van de curator vanaf de datum van de (eerste) beëdiging:
i. factor 0,8: indien de curator korter dan 3 jaar advocaat is;
ii. factor 1,1: indien de curator ten minste 3 jaar maar korter dan 5 jaar advocaat is;
iii. factor 1,2: indien de curator ten minste 5 jaar maar korter dan 8 jaar advocaat is;
iv. factor 1,4: indien de curator ten minste 8 jaar maar korter dan 11 jaar advocaat is
v. factor 1,6: indien de curator 11 jaar of langer advocaat is.
c. De rechter-commissaris kan in bijzondere gevallen op verzoek een afwijkend uurtarief toekennen, bij voorbeeld vanwege de omvang, complexiteit of maatschappelijke impact van een faillissement.
d. De hoogte van het uurtarief voor de medewerkers die geen advocaat zijn (hierna ook: faillissementsmedewerkers) is afhankelijk van hun relevante ervaring in combinatie met de opleiding van de desbetreffende medewerker, waarbij de navolgende factor ten opzichte van het basisuurtarief wordt toegepast:
i. factor 0,4: indien de medewerker tot en met vijf jaar ervaring heeft;
ii. factor 0,5: indien de medewerker meer dan vijf jaar maar minder dan tien jaar ervaring heeft;
iii. factor 0,6: indien de medewerker meer dan tien jaar ervaring heeft.
e. De inzet en hoogte van de honorering van faillissementsmedewerkers wordt voorafgaande aan hun inzet ter goedkeuring aan de rechter-commissaris voorgelegd.
f. Indien de werkzaamheden zich over meer dan één kalenderjaar hebben uitgestrekt, wordt voor ieder kalenderjaar het in het desbetreffende jaar geldende basisuurtarief toegepast.
g. De curator verdeelt de werkzaamheden in het faillissement, met inachtneming van de moeilijkheidsgraad daarvan, zodanig over hemzelf, zijn kantoorgenoten en de faillissementsmedewerkers zodat deze werkzaamheden tegen het laagst mogelijke uurtarief worden verricht.”