ECLI:NL:GHAMS:2019:4735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
200.251.113/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling voorschot loon van een jurist als professionele vereffenaar volgens Recofa-richtlijnen

In deze zaak gaat het om de berekening van het voorschot op het loon van [X], die als professionele vereffenaar is benoemd voor de nalatenschap van mevrouw [Y]. [X] is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter die het voorschot op zijn loon had vastgesteld op € 5.763,70. [X] verzocht om een hoger voorschot van € 8.405,39, onderbouwd met de toepassing van een hogere ervaringsfactor dan de door de kantonrechter toegepaste 0,4. De kantonrechter had de berekening gebaseerd op de Recofa-richtlijnen, die aanbevelingen doen voor de beloning van curatoren en vereffenaars. Het hof heeft de zaak op 8 juli 2019 behandeld, waarbij [X] aanwezig was met zijn advocaat, terwijl de heer [Z], de enige erfgenaam, niet verscheen.

De feiten van de zaak zijn dat [X] op 18 april 2017 door de rechtbank Noord-Holland is benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van mevrouw [Y], die op 2 februari 2014 is overleden. De kantonrechter had het voorschot op het loon van [X] vastgesteld op basis van de Recofa-richtlijnen, maar [X] betwistte de toegepaste ervaringsfactor en voerde aan dat hij meer dan tien jaar ervaring had als jurist. Het hof overwoog dat de Recofa-richtlijnen aanbevelingen bevatten voor de beloning van vereffenaars en dat de toegepaste ervaringsfactor van 0,4 niet passend was voor [X].

Het hof concludeerde dat, gezien de ervaring en verantwoordelijkheden van [X] als vereffenaar, een ervaringsfactor van 0,6 meer in lijn was met zijn taken. Het hof stelde het voorschot op het loon van [X] vast op € 8.405,39 inclusief BTW, en vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. De beslissing werd op 31 december 2019 openbaar uitgesproken door de rechters.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 31 december 2019
Zaaknummer: 200.251.113/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7075084 \ EJ VERZ 18-57 (rvk)
in de zaak in hoger beroep van:
[X] h.o.d.n. [X] Rechtskundig Advies,
wonende te [woonplaats] ,
appellant (hierna te noemen: [X] ),
advocaat: mr. A.C. de Bakker te Hendrik-Ido-Ambacht.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
[X] is op 6 december 2018 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 6 november 2018 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Zaandam), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
1.2
De zaak is op 8 juli 2019 ter zitting behandeld.
1.3
Ter zitting is verschenen [X] , bijgestaan door zijn advocaat.
1.4
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen de heer [Z] .

2.De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 18 april 2017 is [X] benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van mevrouw [Y] , geboren [in] 1930, overleden op 2 februari 2014. De heer [Z] is de zoon van mevrouw [Y] en enig erfgenaam.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het voorschot op het loon van [X] tot en met 9 juli 2018 vastgesteld op € 5.763,70 inclusief BTW.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van [X] het voorschot op zijn loon vast te stellen op € 8.405,39 inclusief BTW.
3.2.
[X] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, alsnog het inleidend verzoek toe te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1
De kantonrechter heeft op verzoek van [X] een voorschot op het loon vastgesteld op grond van 4:206 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft bij de berekening van dit voorschot op basis van de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling (hierna: Recofa-richtlijnen) ervaringsfactor 0,4 toegepast.
4.2
[X] is in hoger beroep opgekomen tegen de toepassing van ervaringsfactor 0,4. [X] verzoekt alsnog ervaringsfactor 0,6 toe te passen, en voert daartoe het volgende aan. Hij is geen medewerker maar de vereffenaar zelf. Hij heeft bovendien meer dan tien jaar werkervaring als jurist. [X] heeft bij de berekening van het voorschot voorts rekening gehouden met boedelfactor 1,2 gezien het zuiver saldo van de nalatenschap, dat volgens zijn opgave € 83.835,64 bedraagt. Wat betreft de door hem tot en met 9 juli 2018 aan de vereffening bestede tijd (46,81 uur) heeft [X] verwezen naar door een hem opgesteld urenoverzicht waarvan ook de kantonrechter is uitgegaan.
4.3
Het hof overweegt als volgt. De Richtlijnen Vereffening nalatenschappen, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, bevatten aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht (LOVCK&T) aan de kantonrechters en aan vereffenaars die zijn belast met de afwikkeling van nalatenschappen. Deze Richtlijnen bevelen aan dat bij de berekening van het (voorschot op het) loon van een door de rechter benoemde vereffenaar wordt aangesloten bij hetgeen is opgenomen in de Recofa-richtlijnen omtrent de beloning van de curator in een faillissement. De kantonrechter heeft deze beide Richtlijnen tot uitgangspunt van zijn beschikking genomen. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. Nu het inleidend verzoek is ingediend op 9 juli 2018, zal worden aangesloten bij de Recofa-richtlijnen van 1 juli 2018.
In artikel 6.4 van de Recofa-richtlijnen is onder meer bepaald dat het uurtarief van de curator en de aan zijn kantoor verbonden advocaten het product is van het basisuurtarief in het jaar van de tijdbesteding (in dit geval € 212,- per uur exclusief BTW), de ervaringsfactor van de curator of van de kantoorgenoot van de curator, en de boedelfactor. Voorts is in dat artikel bepaald dat de hoogte van het uurtarief voor de medewerkers die geen advocaat zijn afhankelijk is van hun relevante ervaring in combinatie met de opleiding van de desbetreffende medewerker, waarbij factor 0,4 wordt toegepast indien de medewerker tot en met vijf jaar ervaring heeft; factor 0,5 indien de medewerker meer dan vijf jaar maar minder dan tien jaar ervaring heeft; en factor 0,6 indien de medewerker meer dan tien jaar ervaring heeft.
In artikel 6.6 is onder meer bepaald dat factor 0,6 van toepassing is indien de curator korter dan 4 jaar advocaat is. Voor een curator die langer dan 4 jaar advocaat is, geldt een hogere factor.
[X] is noch advocaat, noch medewerker en treedt evenmin op als professionele curator, zodat de Recofa-richtlijnen niet voorzien in een op hem van toepassing zijnde ervaringsfactor. Gebleken is dat [X] in ieder geval sinds 2013 actief werkzaam is als jurist en sindsdien cursussen heeft gevolgd op het gebied van erfrecht. Sinds 1 juni 2014 staat hij ingeschreven in het register van de Nederlandse Vereniging van Rechtskundig adviseurs, van welke vereniging hij tevens algemeen bestuurslid is. Hij verricht de werkzaamheden als vereffenaar zelfstandig.
4.4
Het hof is van oordeel dat nu [X] - als jurist met enkele jaren werkervaring en scholing op het relevante rechtsgebied - is benoemd tot professioneel vereffenaar van de nalatenschap van mevrouw [Y] en hij in die hoedanigheid zelfstandig de verantwoordelijkheid draagt voor de afwikkeling van de nalatenschap, ervaringsfactor 0,6, zijnde de laagste ervaringsfactor voor een curator, het meest in overeenstemming is met zijn taken en verantwoordelijkheden. In zijn geval dient dus deze factor te worden toegepast.
4.5
Het basis uurtarief bedroeg in 2017 en 2018 € 212,-. De door [X] opgegeven bestede tijd was 46,81 uur, hetgeen ook het hof niet onredelijk voorkomt. Bij een ervaringsfactor 0,6 en, zoals [X] op basis van zijn vermogensopstelling terecht stelt, boedelfactor 1,2, bedraagt de afgeronde factor op basis van artikel 6.4 onder b. van de Recofa-richtlijnen 0,8. Nu [X] zelf uitgaat van 0,7, zal het hof hem daarin volgen. Dat levert een loon op van (0,7 x € 212 x 46,81 =) € 6.946,60, te vermeerderen met 21% BTW derhalve € 8.405,39. Het verzoek van [X] is dus toewijsbaar.
4.6
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, opnieuw rechtdoende:
stelt het voorschot op het loon van [X] vast op € 8.405,39 inclusief BTW.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, mr. A.V.T. de Bie en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. T. Mekkelholt als griffier en is op 31 december 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.