ECLI:NL:GHDHA:2022:2829

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.293.848/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over volmachtovereenkomst en aansprakelijkheid bij overschrijding volmacht in verzekeringskwestie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Financieel Fit Verzekeringen B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin werd geoordeeld dat Financieel Fit haar volmacht heeft overschreden bij het afsluiten van een verzekeringsovereenkomst met D&S Beleggingen in Onroerende Zaken B.V. De volmachtovereenkomst, gesloten in 2017 tussen Financieel Fit en China Taiping Insurance (UK) Co Ltd, gaf Financieel Fit het recht om namens China Taiping verzekeringsovereenkomsten af te sluiten. De kern van het geschil betreft de vraag of het pand dat door Financieel Fit werd verzekerd, kwalificeert als een bedrijfsverzamelgebouw, wat volgens de volmachtovereenkomst niet onder de dekking viel.

De rechtbank oordeelde dat Financieel Fit haar volmacht had overschreden, omdat het verzekerde pand, gelegen te Schiedam, als een bedrijfsverzamelgebouw moest worden aangemerkt. Financieel Fit ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank niet had moeten oordelen over de kwalificatie van het pand als bedrijfsverzamelgebouw, en dat zij het risico onder de volmacht had mogen accepteren. Het hof oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het pand als een bedrijfsverzamelgebouw moest worden gekwalificeerd, en dat Financieel Fit aansprakelijk was voor de schade die China Taiping had geleden als gevolg van deze overschrijding van de volmacht.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Financieel Fit in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in volmachtovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van gevolmachtigden in de verzekeringsbranche.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.293.848/01
Zaaknummer rechtbank : C/101585176 /H A ZA 19-1023

Arrest van 27 september 2022

in de zaak van

Financieel Fit Verzekeringen B.V.,

voorheen handelend onder de naam De Hollandsche Verzekerings Maatschappij B.V.,
gevestigd in Bergen op Zoom,
appellante,
advocaat: mr. C. Banis uit Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
China Taiping Insurance (UK) Co Ltd,
gevestigd in Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.L. Hoovers uit Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna noemen Financieel Fit respectievelijk China Taiping.

De zaak in het kort

1. Partijen hebben in 2017 een volmachtovereenkomst gesloten, die Financial Fit het recht geeft om op naam van China Taiping en voor haar risico verzekeringsovereenkomsten af te sluiten. De vraag ligt voor of Financial Fit haar volmacht heeft overschreden toen zij in 2018 met gebruikmaking van de volmacht een verzekeringsovereenkomst met D&S sloot terzake van een pand gelegen te Schiedam. Het hof oordeelt evenals de rechtbank dat dit het geval is, en dat Financial Fit de schade moet vergoeden die is ontstaan doordat China Taiping verzekeringsdekking heeft gegeven voor de schade in het verzekerde pand als gevolg van een brand in 2019.

Het procesverloop in hoger beroep

2.1.
Bij exploot van 21 april 2021 is Financial Fit in hoger beroep gekomen van het op 10 maart 2021 tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, team handel en haven, dat nadien is hersteld bij vonnis van 26 mei 2021 (hierna gezamenlijk ook: het vonnis).
2.2.
Bij memorie van grieven (met één productie) van 31 augustus 2021 heeft Financial Fit vier grieven tegen het vonnis aangevoerd. Bij memorie van antwoord van 9 november 2021 heeft China Taiping de grieven bestreden.
2.3.
Op 17 juni 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.

De feitelijke achtergrond

3. De rechtbank heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof daarvan zal uitgaan. Deze feiten zullen hierna worden weergegeven en waar nodig worden aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan. Het gaat in deze zaak aldus om het volgende.
3.1.
Tussen partijen is op 1 augustus 2017 na ongeveer een jaar van onderhandelingen een
volmachtovereenkomst gesloten, die Financial Fit (DHV) het recht geeft om op naam van China Taiping en voor haar risico verzekeringsovereenkomsten af te sluiten. Deze overeenkomst, waarin China Taiping is aangeduid als de Maatschappij en Financial Fit als gevolmachtigde, luidt voor zover relevant:
" (...)11. Aansprakelijkheid
11.1.
Partijen zijn jegens elkaar aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van een
toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit deze overeenkomst.(…)
II. Bijzondere bepalingen inzake de verleende volmacht
16. Omvang van de volmacht
16.1
Gevolmachtigde is bevoegd om voor risico van de Maatschappij zelfstandig overeenkomsten van verzekeringen aan te gaan volgens de bepalingen van deze overeenkomst.
16.2
Het is Gevolmachtigde, tenzij met de Maatschappij anders overeengekomen, niet toegestaan:(..)
d. verzekeringen te accepteren boven de limieten en buiten de overeengekomen branches als in deze overeenkomst neergelegd, (…)
19. Richtlijnen en instructies Acceptatie
19.1
Gevolmachtigde zal uitsluitend risico's accepteren op basis van door de Maatschappij
goedgekeurde voorwaarden en tarieven en overeenkomstig de richtlijnen en instructies zoals vermeld in bijlage 7 (acceptatierichtlijnen van de Maatschappij).(…)
Bijlage 6. Overzicht Branches en Limieten
De verleende volmacht geldt uitsluitend.
• voor de branches en producten, die staan vermeld in deze bijlage
• ten hoogste de in deze bijlage vermelde maximum acceptatielimieten.
Voor alle niet in deze bijlage genoemde brandrisico's treedt de Gevolmachtigde in overleg met de Maatschappij. De uiteindelijke beslissing betreffende de acceptatie van deze risico's wordt genomen door de Maatschappij.(…)
Ia. Bedrijven
(...) Voor alle risico's boven deze limieten treedt de Gevolmachtigde in overleg met de branchedeskundigen van de Maatschappij. De uiteindelijke-beslissing betreffende de acceptatie van risico's vallende buiten voornoemde kaders, wordt genomen door de
Maatschappij.(…)
Bijlage 7. Acceptatie-instructies (...)
Bijzondere Richtlijnen
1. BRANDVERZEKERINGEN (...)
2.7
Uitgesloten risico's:
Niet acceptabel:
- Bedrijfsverzamelgebouwen
(…)”
3.2.
Op 20 december 2017 heeft Financial Fit aan China Taiping een mail van een hypotheekadviseur doorgestuurd, met de vraag of de daarin genoemde risico's onder de volmacht verzekerd konden worden. In de mail van de hypotheekadviseur wordt vermeld:
“(…)
Hoe dan ook is voor wat betreft D&S het geheel aangeboden. Dat wil zeggen;
1. De Portefeuille van D&S zelf
2. De Portefeuille van de VVE's waarvoor D&S opkomt. (.. . )"
In een e-mail van 27 december 2017 heeft China Taiping daarop geantwoord:
"(... ) Ik heb de portefeuilles bekeken.
Wij hebben uitsluitend mogelijkheden voor brand en evt. AVB in combinatie met de
gebouwen. Geen andere verzekeringen!
Alles mbt woningen zouden we conform ons tarief (VVE's) kunnen doen, geen probleem.
Wat betreft de overige zaken is het lastiger.
Deels omdat we risicoinformatie missen en deels vanwege risico's die we niet doen of
tekenen in volmacht of dat de verzekerde som te hoog is.
Wij doen bijvoorbeeld geen garages, manege, bedrijfsverzamelgebouwen en vuurwerkopslag. Ook voor bepaalde items is de premie aangehouden voor winkels en woningen terwijl de bestemming anders is.
Dus woningen is prima voor de overige zaken zie ik geen mogelijkheden..
(…)”
3.3.
Op 3 mei 2018 heeft China Taiping in het kader van een audit een bezoek gebracht aan het kantoor van Financial Fit.
3.4.
Per 1 augustus 2018 heeft Financial Fit met gebruikmaking van de volmacht een
verzekeringsovereenkomst met D&S Beleggingen in Onroerende Zaken B.V. (hierna: D&S), gesloten op NBUG 2006 voorwaarden, die mede het risico van brand dekt. Er is een polis op naam van China Taiping afgegeven. Ingevolge die overeenkomst is verzekerd een pand gelegen te Schiedam op de hoek van de Van Cleefstraat en de Nieuwe Mathenesserstraat (hierna: het pand).
3.5.
China Taiping heeft, zoals gebruikelijk voor onder de volmacht verzekerde risico's, geen
polisblad van deze verzekering ontvangen.
3.6.
Het pand is deels gelegen aan de Nieuw-Mathenesserstraat 25 en deels aan de Van
Cleefstraat 25 te Schiedam, maar op hetzelfde kadastrale perceel (L-3392). In het pand, dat uit vier delen bestond, was een meubelzaak gevestigd (drie delen) en een autopoetsbedrijf (één deel). Beide ondernemingen hadden een eigen ingang. Zij werden gedreven door twee verschillende ondernemers. Het autopoetsbedrijf had als adres Van Cleefstraat 15 te Schiedam, de meubelzaak Nieuwe Mathenesserstraat 25 te Schiedam.
3.7.
Op 26 februari 2019 is brand ontstaan in het pand. Als gevolg van de brand is het volledige pand total loss verklaard.
3.8.
China Taiping heeft aanvankelijk dekking geweigerd, doch na aandringen van DHV alsnog dekking erkend. Financial Fit heeft de schadeafwikkeling mede begeleid. Aan D&S als verzekerde is inmiddels uitgekeerd € 422.206,61. Zij gaat, in afwijking van een eerder voornemen, voorlopig niet tot herbouw over. Afgesproken is dat zij nog tot februari 2021 de tijd heeft om - toch nog - tot herbouw over te gaan, in welk geval de reeds opgemaakte akte van taxatie geldt.
3.9.
Op 17 april 2019 heeft China Taiping Financial Fit aansprakelijk gesteld.
3.10.
Voor het pand heeft China Taiping totaal € 306,64 aan premie ontvangen.
3.11.
Vooruitlopend op de definitieve volmachtovereenkomst, als voormeld, had Financial Fit per e-mail van 5 april 2017 aan China Taiping een nieuw risico aangeboden met de vraag of dit type risico onder de volmachtovereenkomst kon worden gebracht. Deze email luidt als volgt:
"(...) Hoi [… 1],
Vooruitlopend op de volmachtondertekening, kan jij hier eens je gedachten over laten gaan, of dit risico t.z.t. in de volmacht kan worden geplaatst en zo ja of tegen verbeterde premiecondities? (...)"
Uit de meegestuurde informatie bij deze e-mail bleek dat het risico een
bedrijfsverzamelgebouw betrof als unit in een VVE.
3.12.
China Taiping heeft op 6 april 2017 per e-mail aan Financial Fit laten weten dat zij het aangeboden risico namelijk bedrijfsverzamelgebouwen niet 100% in de volmacht wil (en dus niet zal) tekenen. Deze e-mail luidt als volgt:
“(...) Hoi [… 2],
Dank voor toezending.
Helaas geen goed bericht. Bedrijfsverzamelgebouwen tekenen wij niet in volmacht 100 %. Mbt bedrijfsverzamelgebouwen is het schadeverloop de laatste jaren niet goed. Dit tekenen wij uitsluitend op de beurs in co-assurantie.(...)"

De procedure bij de rechtbank

4.1.
China Taiping heeft Financial Fit gedagvaard en gevorderd:
I. voor recht te verklaren dat Financial Fit haar volmacht heeft overschreden ter zake het onderhavige risico van D&S, in het bijzonder het brandrisico dat zich heeft verwezenlijkt op 26 februari 2019, en dat Financial Fit daarvoor jegens China Taiping aansprakelijk is en gehouden is de schade en kosten die China Taiping dientengevolge heeft geleden respectievelijk heeft gemaakt, te vergoeden;
II. Financial Fit te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding ter hoogte van het tot op heden door China Taiping aan verzekerde ([verzekerde]) uitgekeerde schadebedrag van € 261.818,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW althans met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW met ingang van de datum van betaling, als volgt:
- voor de salvagekosten (€ 1.026,5 1) per 4 juni 2019;
- voor de onderzoekskosten [naam] (€ 2.590,73) per 16 augustus 2019;
- voor de eerste schadevergoeding aan verzekerde (€ 258.200,75) per 30 september 2019,
alles tot en met de dag der algehele voldoening;
III. Financial Fit te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 4.224,00;
IV. Financial Fit te veroordelen tot betaling van de proceskosten, alsmede de nakosten.
4.2.
Financial Fit heeft verweer gevoerd tegen de vordering van China Taiping
4.3.
Bij het vonnis (als hersteld) heeft de rechtbank:
- voor recht verklaard dat Financial Fit haar volmacht heeft overschreden ter zake het onderhavige risico dat zich heeft verwezenlijkt op 26 februari 2019 en dat Financial Fit daarvoor jegens China Taiping aansprakelijk is, en gehouden is de schade en kosten die China Taiping dientengevolge heeft geleden respectievelijk heeft gemaakt, te vergoeden, voor zover deze schade en kosten het hierna genoemde voorschot te boven gaan;
- Financial Fit veroordeeld om bij wijze van voorschot aan China Taiping te betalen een bedrag van € 261.818,-, vermeerderd met de wettelijke rente als gespecificeerd in het (herstelde) dictum;
- Financial Fit veroordeeld in de proceskosten en in de nakosten;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.

De vordering in hoger beroep

5. Financial Fit is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis. Zij heeft verschillende bezwaren/grieven tegen het vonnis aangevoerd. Zij wil dat het hof de vorderingen van China Taiping alsnog afwijst en China Taiping veroordeelt tot terugbetaling van al hetgeen Financial Fit ter uitvoering van het vonnis heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling en vermeerderd met de proceskosten en de nakosten (met de wettelijke rente daarover).
Kort gezegd zien de grieven van Financial Fit op het navolgende.
5.1.
De rechtbank had volgens Financieel Fit een oordeel moeten geven over de vraag of hier sprake is van een bedrijfsverzamelgebouw. In plaats van deze vraag te beantwoorden, bijvoorbeeld met behulp van het inwinnen van een deskundigenbericht, heeft de rechtbank echter een andere route gekozen en wel op basis van een premisse, namelijk dat Financial Fit bij het in dekking nemen van het pand twijfelde (of in ieder geval had moeten twijfelen) over de vraag of hier sprake was van een bedrijfsverzamelgebouw. Of Financial Fit twijfelde of had moeten twijfelen over deze vraag, is in eerste aanleg (tot aan het vonnis van de rechtbank) nimmer ter sprake gekomen en dus ook geen onderdeel geweest van het partijdebat.
5.2.
Financieel Fit is van mening dat het pand geen bedrijfsverzamelgebouw is als bedoeld in bijlage 7 bij de volmachtovereenkomst, en dat Financial Fit het pand destijds dus onder de volmachtovereenkomst in dekking mocht nemen, dit zonder vooroverleg met China Taiping. Indien geen sprake is van een bedrijfsverzamelgebouw, mag de gevolmachtigde (hier Financial Fit) het risico namens de volmachtgever (hier China Taiping) accepteren, dit zonder overleg met de volmachtgever. Dat is volgens Financial Fit de kern van een volmachtovereenkomst, zoals die tussen China Taiping en Financial Fit was gesloten (MvG 3.3).
5.3.
Verder is Financieel Fit van mening dat uit de in december 2017 tussen partijen gevoerde e-mailcorrespondentie niet volgt dat Financial Fit het later (in juli 2018) ter dekking aangeboden pand van D&S niet in dekking had mogen nemen. Uit de e-mailcorrespondentie van december 2017 volgt volgens Financial Fit alleen maar dat de vastgoedportefeuille van D&S destijds niet als geheel in de volmacht van Financial Fit geaccepteerd kon worden, aangezien voor sommige risico's in die portefeuille te weinig informatie beschikbaar was en sommige risico's uit die portefeuille niet onder de volmacht geaccepteerd mochten worden. Dat laat volgens Financial Fit echter onverlet dat Financial Fit afzonderlijke risico's, zoals het later ter dekking aangeboden pand, wel binnen de volmacht mocht accepteren, mits aan de volmachtvoorwaarden was voldaan, hetgeen bij het pand het geval was omdat er (als gesteld) geen sprake was van een bedrijfsverzamelgebouw.

De beoordeling in hoger beroep

6. De grieven falen om de volgende redenen.
6.1.
Tussen partijen staat vast dat bedrijfsverzamelgebouwen niet onder de volmachtovereenkomst door Financial Fit in dekking genomen mochten worden. Daarover hebben zij op zichzelf geen discussie (zie ook MvG onder 3.1). Wel hebben partijen discussie over de vraag of het pand kwalificeert als een bedrijfsverzamelgebouw. Het hof zal dan ook, anders dan de rechtbank, eerst de vraag beantwoorden of het pand valt aan te merken als een bedrijfsverzamelgebouw in de zin van bijlage 7 van de volmachtovereenkomst. Dit vergt uitleg van het begrip bedrijfsverzamelgebouw. Vast staat dat het hier om een commerciële overeenkomst tussen professionele partijen gaat, en dat inzake het begrip ‘bedrijfsverzamelgebouwen’ in bijlage 7 bij de volmachtovereenkomst niet (specifiek) is onderhandeld. Dit alles brengt mee dat de uitleg van de betreffende bepaling met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de contractsvoorwaarden als geheel en in het licht van de in voorkomend geval bij de contractsvoorwaarden behorende toelichting (welke in dit geval ontbreekt). Behalve aan de hiervoor genoemde factoren kan bij een met name op objectieve factoren gebaseerde uitleg bijvoorbeeld ook onder meer acht geslagen worden op de betekenis van het gebruikte begrip (hier: bedrijfsverzamelgebouwen) naar branchegebruik.
6.2.
Met inachtneming van het voorgaande, oordeelt het hof als volgt. Op zichzelf staat niet ter discussie dat “bedrijfsverzamelgebouwen” volgens de taalkundige betekenis ervan gebouwen zijn waarin meerdere bedrijven gevestigd/verzameld zijn. In een commerciële overeenkomst tussen professionele partijen als de onderhavige, waarin de inhoud van de volmacht het vertrekpunt van de samenwerking vormt, kent het hof groot gewicht toe aan de taalkundige betekenis.
6.3.
Het gaat hier om een bedrijfspand met twee adressen, gelegen op hetzelfde kadastrale perceel. Het pand was onderverdeeld in vier gedeelten. Deze vier gedeelten konden separaat van elkaar worden verhuurd. Ten tijde van de brand waren drie delen verhuurd aan een meubelbedrijf en was één deel verhuurd aan een autopoetsbedrijf. De vier te verhuren delen van het bedrijfspand waren aldus aan twee verschillende bedrijven met twee (sterk) verschillende bedrijfsactiviteiten verhuurd. Gelet op deze kenmerken van het pand is hier, volgens de taalkundige betekenis, onmiskenbaar sprake van een “bedrijfsverzamelgebouw”, immers een gebouw waarin meerdere bedrijven zijn gevestigd.
6.4.
Het hof ziet, anders dan Financial Fit heeft betoogd, geen aanleiding om van de taalkundige betekenis van bedrijfsverzamelgebouwen af te wijken op grond van de stelling van Financial Fit dat sprake is van een daarvan afwijkend branchegebruik. Financial Fit heeft gesteld dat volgens het gebruik in de verzekeringsbranche het gaat om gebouwen die een groter risico inhouden dan een regulier bedrijfspand, omdat er een grote diversiteit aan bedrijfstypen aanwezig is, huurders veelvuldig wisselen, toegangscontrole lastig is en een adequate bouwkundige scheiding ontbreekt tussen de verschillende onderdelen van het pand. Zulke factoren zijn volgens haar bepalend voor het beoordelen van het risico, voor de vraag of dekking verleend kan worden en dus voor de vraag of een pand als bedrijfsverzamelgebouw (in de zin van bijlage 7) gekwalificeerd moet worden (CVA onder 3.6 en 3.9). Financial Fit heeft deze stelling echter niet van een deugdelijke onderbouwing voorzien. Integendeel, in de door haar zelf overgelegde pagina uit het handboek van Reaal, is het begrip bedrijfsverzamelgebouwen als volgt omschreven:
“Bedrijfsverzamelgebouwen zijn gebouwen die worden verhuurd aan meer huurders die doorgaans een grote diversiteit aan bedrijfstypen uitoefenen.”De in dit handboek gehanteerde (ruime) definitie van het begrip bedrijfsverzamelgebouw – zo wordt over bedrijfsverzamelgebouwen gezegd dat deze “doorgaans” en dus kennelijk niet per definitie een grote diversiteit aan bedrijfstypen uitoefenen – is naar het oordeel van het hof juist in lijn met de taalkundige betekenis van het begrip bedrijfsverzamelgebouw, als voormeld. Het onderhavige pand valt naar het oordeel van het hof, gelet op de in de vorige rechtsoverweging vermelde kenmerken daarvan, onmiskenbaar ook binnen de (ruime) definitie in dit handboek. Dat in het handboek wordt aangegeven dat bedrijfsgebouwen statistisch gezien zware brandrisico’s zijn, met vermelding van diverse oorzaken daarvan, en dat bepaalde bedrijfsverzamelgebouwen (mogelijk) wel acceptabel zijn voor dekking (bij Reaal) en andere niet, doet aan de daarin gehanteerde (ruime) omschrijving van het begrip ‘bedrijfsverzamelgebouwen’ als zodanig niet af. Overigens doet dit ook niet af aan de vrijheid die China Taiping als volmachtgever/verzekeraar toekwam om bepaalde categorieën van risico’s zoals bedrijfsverzamelgebouwen in hun geheel uit te sluiten van volmachtverlening c.q. dekking. De overige door Financial Fit nog in het geding gebrachte gegevens bevatten evenmin voldoende aanknopingspunten voor de juistheid van de door haar bepleite uitleg naar branchegebruik.
6.5.
Hierbij overweegt het hof dat Financial Fit een professionele en terzake kundige partij is in de verzekeringsbranche, waarin zij haar bedrijf voert. Gelet hierop, mocht van haar worden verwacht haar stelling over het (van de taalkundige betekenis afwijkende) branchegebruik toereikend te onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, wordt deze stelling gepasseerd en gaat het hof uit van de taalkundige betekenis van het begrip bedrijfsverzamelgebouwen. Aldus wordt niet toegekomen aan bewijsvoering op dit punt, door deskundigen of anderszins (vgl. HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, rov. 3.4.4 (
Lundiform/Mexx)).
6.6.
Het hof tekent bij het voorgaande overigens nog het volgende aan. Financial Fit heeft haar stelling dat geen van de in het bedoelde handboek genoemde gevaren of risico’s zich voordoen bij het pand in kwestie (CvR onder 3.7) ook onvoldoende onderbouwd. Immers, niet valt in te zien dat in het pand, met vier separaat te verhuren gedeelten, geen (frequente) wisseling of uitbreiding van huurders kon plaatsvinden. China Taiping heeft in dit verband nog (onbetwist) naar voren gebracht dat met het meubelbedrijf
per verhuurde sectieeen aparte huurovereenkomst was gesloten (MvA onder 29). Daarnaast valt niet in te zien dat bij de twee onderhavige bedrijfstypen, te weten een garagebedrijf en een meubelbedrijf, gevestigd in hetzelfde pand, geen reële (verhoogde) brandrisico’s aan de orde waren. Ook op dit punt had een nadere toelichting op de weg van Financial Fit gelegen, nu het hier om zware risico’s gaat (ook al bij apart te verzekeren risico’s). Het hof verwijst naar het (onweersproken) antwoord van de heer [betrokkene] op een vraag van de rechtbank ter comparitie van partijen in eerste aanleg, en naar de (verder niet weerlegde) stelling van China Taiping dat een garage met autopoetsbedrijf gezien de daarin gebruikte materialen een verhoogd (ontvlambaar) risico betreft, en dat een meubelbedrijf naar zijn aard een zeer hoge vuurbelasting heeft (MvA onder 18 en 29). In dit licht bezien, acht het hof de enkele stelling van Financial Fit dat in het pand sprake was van eigen ingangen en bouwkundig adequate afscheidingen - in haar algemeenheid - onvoldoende.
6.7.
Ook het beroep van Financial Fit op het zogeheten contra-proferentem beginsel treft naar het oordeel van het hof geen doel. Het gaat hier namelijk om de uitleg van een begrip in een overeenkomst waarover twee professionele en terzake kundige partijen (onweersproken) gedurende bijna een jaar hebben overlegd. Financieel Fit heeft daarbij de gelegenheid gehad om het volledige aan haar voorgelegde concept-contract te beoordelen en te becommentariëren, en zij heeft daarin op onderdelen feitelijk ook wijzigingen aangebracht, zoals de toevoeging van haar kant ten aanzien van het opnemen van vastgoed als doelgroep in de overeenkomst (zie MvG sub 2.6).
6.8.
Nu op grond van het voorgaande vast is komen te staan dat het onderhavige pand aan te merken is als een bedrijfsverzamelgebouw in de zin van bijlage 7 van de volmachtovereenkomst, is het hof van oordeel dat Financial Fit haar volmacht heeft overschreden bij het verzekeren van het onderhavige risico. Dit vormt een toerekenbare tekortkoming waarvoor Financial Fit jegens China Taiping ingevolge art. 11.1 van de volmachtovereenkomst aansprakelijk is. Financial Fit is dan ook gehouden de schade en kosten die China Taiping dientengevolge heeft geleden respectievelijk heeft gemaakt, te vergoeden (voor zover deze schade en kosten het ten processe bedoelde voorschot te boven gaat). Gelet hierop kunnen de grieven niet slagen en zal het vonnis, met aanvulling en wijziging van gronden, worden bekrachtigd.
6.9.
Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende.
6.10.
Partijen verschillen eveneens van mening over de vraag of uit de e-mailcorrespondentie uit december 2017, ter zake van de twee portefeuilles van D&S, volgt dat Financial Fit het (pas later aangeboden) Pand van D&S niet in dekking had mogen nemen. (MvG 3.2).
6.11.
Bij e-mail van 27 december 2017 heeft China Taiping per e-mail aan Financial Fit (De Hollandsche) kenbaar gemaakt dat de woningen (in de VVE-portefeuille) wel konden worden verzekerd, maar alle andere risico's dat wil zeggen de portefeuille van D&S zelf niet (productie 11 bij inleidende dagvaarding). Dit bericht luidt als volgt:
(...) Hoi [… 2],
Ik heb de portefeuilles bekeken.
Wij hebben uitsluitend mogelijkheden voor brand en evt. AVB in combinatie met de gebouwen. Geen andere verzekeringen !
Alles mbt woningen zouden we conform ons tarief (VVE's) kunnen doen, geen probleem. Wat betreft de overige zaken is het lastiger.
Deels omdat we risicoinformatie missen en deels vanwege risico’s die we niet doen of tekenen in volmacht of dat de verzekerde som te hoog is. Wij doen bijvoorbeeld geen garages, manege, bedrijfsverzamelgebouwen en vuurwerkopslag.
Ook voor bepaalde items is de premie aangehouden voor winkels en woningen terwijl de bestemming anders is.
Dus woningen is prima voor de overige zaken zie ik geen mogelijkheden.(...)"
6.12.
Met China Taiping is het hof van oordeel dat in deze e-mail in niet mis te verstane bewoordingen is aangegeven dat (onder meer) bedrijfsverzamelgebouwen niet worden verzekerd. In het licht hiervan, kon en mocht Financial Fit er naar het oordeel van het hof er dan ook niet van uit gaan dat een bedrijfsverzamelgebouw als het onderhavige pand vervolgens (toch) onder de volmachovereenkomst kon worden verzekerd. Als zij al de indruk had dat dit specifieke pand niettemin wel mocht worden verzekerd, dan had het redelijkerwijs op haar weg gelegen daarover bij China Taiping uitsluitsel te verkrijgen alvorens het pand in verzekering te nemen in naam en voor risico van China Taiping. Het hof verwijst in dit verband tevens naar de desbetreffende verplichting, als vervat bijlage 6, eerste paragraaf van de volmachtovereenkomst. Vast staat dat Financial Fit dit heeft nagelaten. Dit valt haar te verwijten, temeer nu (zoals de rechtbank terecht heeft overwogen in 4.4. van het vonnis) de verhouding tussen een verzekeraar en een volmachtbedrijf in hoge mate op vertrouwen berust. Vast staat dat China Taiping geen kopie van de polisbladen kreeg. Zowel voor als na het sluiten van de verzekeringsovereenkomst moest zij dus in sterke mate kunnen vertrouwen op Financial Fit. Daar komt overigens bij dat Financial Fit er vooruitlopend op het sluiten van de onderhavige volmachtovereenkomst ook al van in kennis was gesteld dat bedrijfsgebouwen niet binnen haar volmacht vallen. Het hof verwijst maar de hiervoor geciteerde e-mail van 6 april 2017, waarin dit voldoende duidelijk tot uitdrukking is gebracht. Gesteld noch gebleken is dat China Taiping (vervolgens) op enig moment van dit standpunt is afgeweken. Ook om deze redenen kunnen de grieven van Financial Fit geen doel treffen.
Conclusie en proceskosten
7. De conclusie is dat het hoger beroep van Financial Fit niet slaagt. Het hof zal het vonnis bekrachtigen met wijziging en aanvulling van gronden. Financial Fit zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van 10 maart 2021, hersteld bij vonnis van 26 mei 2021;
- veroordeelt Financial Fit in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van China Taiping tot op heden begroot op € 5.610 aan verschotten (griffierecht) en € 8.128,- aan salaris advocaat (2 punten, tarief VI, Liquidatietarief 2021) en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de hiervoor vermelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Verbeek, R.S. van Coevorden en L. Reurich, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022 in aanwezigheid van de griffier.