ECLI:NL:GHDHA:2022:278
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A. van Dongen
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- R.A. Bosman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de waarde van een bouwkavel en de toepassing van het vertrouwensbeginsel in het belastingrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waarde van een bouwkavel, vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. De belanghebbende, een B.V., had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van € 423.000 voor het kalenderjaar 2017, welke waarde was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar de belanghebbende ging in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar zijn waarde vaststelling voldoende had onderbouwd met een taxatierapport en vergelijkingsobjecten. De belanghebbende betwistte de waarde en voerde aan dat de vergelijkingsobjecten niet geschikt waren, maar het Hof volgde deze redenering niet. Het Hof bevestigde de waarde van de Heffingsambtenaar en oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de Heffingsambtenaar had veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht, omdat de overschrijding van de redelijke termijn aan de rechter was toe te rekenen. De uitspraak van de Rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en de Minister voor Rechtsbescherming werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende. Het Hof wees het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het hoger beroep niet was overschreden.