Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1],
1.[geïntimeerde 1],
hierna: [Agency],
1.De zaak in het incident in het kort
2.Het procesverloop
- het dossier van de kortgedingprocedure tussen partijen met het hierboven vermelde zaaknummer bij de voorzieningenrechter in de Rechtbank Den Haag;
- het in die procedure gewezen vonnis van die voorzieningenrechter van 17 maart 2021 (hierna: het bestreden vonnis);
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellant 1] c.s;
- de conclusie in het incident van [appellanten], met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident van [geïntimeerden], met producties.
3.De feiten voor het geschil voor de voorzieningenrechter
Op verzoek van de heer [appellant 1] gaan wij aan de slag met zijn US aangifte 2017.
Mijn collega’s bevestigen het volgende:
[[appellant 1], hof]far exceeded the 183days and therefore considered a Resident. Since he is a dual resident and treaty tieing to NL, we are still required to file FBARs
[Foreign Bank Account Reports, hof]and modified Form 5471. (…)
.”
social media accountsen de eigendomsrechten in de onderneming Dash Berlin (hierna gezamenlijk: de onderneming) zouden overdragen aan [appellant 1] (of een van zijn vennootschappen) en dat [appellanten] het merk Dash Berlin mocht gebruiken, in ruil, voor een bepaalde periode, van een licentievergoeding van 22% van de bruto-omzet van de optredens van [appellant 1]. [appellant 1] moest de onderneming terugleveren aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] indien hij na ingebrekestelling in gebreke zou blijven met het correct betalen van die vergoeding (hierna: de terugleververplichting). Partijen hebben ook afgesproken dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] de volledige fiscale afwikkeling met de IRS met betrekking tot de act tot mei 2018 zouden organiseren en betalen (hierna: de fiscale afwikkelverplichting).
Ik zet [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in cc omdat zij in gesprek met elkaar zijn en mogelijk een oplossing met elkaar kunnen bedenken voor 2017”
[medewerker CWA 2], een collega van [medewerker CWA 1] bij CWA, hof]
and I have had repeated requests from opposing teams to respond to emails concerning the 2017 tax return filing for [appellant 1], hof]
.
4.Het geschil voor de voorzieningenrechter
ls prikkel tot nakoming” (r.o. 5.47). Met betrekking tot de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad heeft zij geoordeeld dat: “[d]
it vonnis (…) uitvoerbaar bij voorraad[zal]
zijn”, maar dat [geïntimeerden] geen belang heeft bij uitvoerbaar verklaring op de minuut en onvoldoende heeft gesteld voor toewijzing van de uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren (5.61).
7.1. veroordeelt [appellanten], althans [appellant 1] dan wel de vennootschap(pen) die het betreft, tot nakoming, binnen vier weken na betekening van dit vonnis, van het bepaalde in artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst door:
7.3. veroordeelt [appellant 1] en de vennootschappen ieder afzonderlijk tot het staken en gestaakt houden, onmiddellijk na betekening van dit vonnis, van:
7.5. verbiedt [appellant 1] en de vennootschappen ieder afzonderlijk om onmiddellijk na het effecturen van de overdracht als bedoeld in 7.1 in Nederland inbreuk te maken op de handelsnaam 'Aropa' en gebruik te maken van de huisstijl 'Aropa';
7.7. verbiedt [appellant 1] en de vennootschappen ieder afzonderlijk om onmiddellijk na het effectueren van de overdracht als bedoeld in 7.1 zich voor te doen als deelnemer in het collectief Dash Berlin en als producer van Dash Berlin, op welke wijze dan ook;”
5.De feiten na het vonnis van de voorzieningenrechter
7.De beoordeling van de incidentele vorderingen
twee van de toenmalige advocaten van [appellanten] (…)”. [geïntimeerden] betwist niet dat [betrokkene 1] inderdaad een van zijn advocaten was en niet van [appellanten], maar [appellanten] heeft niet uitgelegd waarom die fout van belang was voor de beoordeling van de vraag wat [geïntimeerden] in mei 2019 wist met betrekking tot de Amerikaanse heffing 2017.
In het e-mailbericht van [medewerker TSJ] van TSJ aan [Agency] van 10 december 2018 deelt [medewerker TSJ] aan [Agency] mee dat TSJ de ‘tax return 2017’ wil indienen vóór de – volgens TSJ geldende – deadline van 15 december 2018. In verband daarmee vraagt TSJ aan [Agency] een aantal stukken toe [te, hof] sturen (welke stukken, zo begrijpt de voorzieningenrechter, TSJ diezelfde dag heeft ontvangen).”
[appellanten] heeft (…) ten verwere opgeworpen dat [geïntimeerden] hem niet alle voor het indienen van de ‘belastingaangifte over 2017’ benodigde informatie heeft verstrekt en, zo begrijpt de voorzieningenrechter, [appellant 1] daarom niet tijdig de benodigde formulieren aan de IRS kon toezenden. Ook dit verweer verwerpt de voorzieningenrechter. Uit het e-mailbericht van [medewerker CWA 1] van CWA aan [boekhouder] en [Agency] van 5 augustus 2020 (…) volgt dat [medewerker CWA 1], op het moment dat TSJ door [appellanten] werd ingeschakeld, diezelfde dag (10 december 2018) ‘a tremendous amount of information’ aan TSJ heeft verstrekt. [appellanten] heeft niet duidelijk gemaakt welke informatie TSJ toen nog niet had.”
[geïntimeerden] heeft niet betwist dat dit e-mailbericht als productie is ingediend door (toen nog) [appellant 1] en World Traveller Holding in de kort geding procedure voor de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem. In die procedure was de kwestie die thans voorligt, echter niet aan de orde. De vraag rijst dan ook welke rol bedoeld e-mailbericht in die procedure heeft gespeeld en op welke wijze dit onder de aandacht van [geïntimeerden] is gebracht. [appellanten] heeft dit niet toegelicht, terwijl [geïntimeerden] tijdens de videozitting naar voren heeft gebracht dat er destijds niet méér is gezegd dan: ‘in de VS speelt er van alles en [appellant 1] en World Traveller Holding willen niet dat [Agency] zich daarmee bezighoudt.’”
ok als overigens moet worden aangenomen dat [geïntimeerden] de inhoud van bedoeld
baten”,
In het algemeen
Met betrekking tot de uitvoerbaarheid van veroordeling 7.3.