ECLI:NL:GHDHA:2022:27

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
2200353019
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met verminderde toerekeningsvatbaarheid en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1957, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden wegens belaging van het slachtoffer. De verdachte had gedurende een periode van meer dan een jaar stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door hem herhaaldelijk e-mails, brieven en andere berichten te sturen met het doel om hem te dwingen iets te doen of te dulden, wat leidde tot een gevoel van vrees bij het slachtoffer.

De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan, maar dat er sprake was van verminderde toerekeningsvatbaarheid door een depressieve stemmingsstoornis en communicatiestoornis. Het hof besloot de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden, en een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod.

Het hof constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep was overschreden, wat invloed had op de strafoplegging. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, en een contactverbod met het slachtoffer. De maatregel werd dadelijk uitvoerbaar verklaard, en de verdachte werd gewaarschuwd voor vervangende hechtenis bij overtreding van de voorwaarden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003530-19
Parketnummer: 09-049078-19
Datum uitspraak: 13 januari 2022
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 juli 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1957,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarde zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 4 juli 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door die [slachtoffer] een of meerdere malen e-mails en/of brieven en/of verslagen en/of kaarten en/of cadeau's (plant) te sturen met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij FFP Kairos, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in de vorm van een contactverbod met de aangeefster wordt opgelegd, waarbij aan de verdachte per overtreding van de maatregel twee dagen vervangende hechtenis wordt opgelegd met een maximum van zes maanden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en de 38v-maatregel direct uitvoerbaar worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van
1 januari 20161 juni 2017tot en met 4 juli 2018
te 's-Gravenhage, althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door die [slachtoffer] een of meerdere malen e-mails en
/ofbrieven en
/ofverslagen
en/of kaarten en/of cadeau's (plant)te sturen met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets
te doen, niet te doen,te dulden
en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde belaging, omdat de gedragingen van de verdachte niet te kwalificeren zijn als belaging in strafrechtelijke zin, met name omdat de contactpogingen van de verdachte niet stelselmatig waren en niet het oogmerk hadden aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, r.o. 2.3).
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode diverse brieven en e-mailberichten heeft gestuurd naar aangeefster. De berichten bevatten talloze vragen over het welzijn, de activiteiten en het leven van de aangeefster, spijtbetuigingen over verschillende zaken die volgens de verdachte niet goed zijn gegaan in hun relatie, gedetailleerde (paginalange) beschrijvingen van diverse gebeurtenissen die de verdachte en de aangeefster samen hebben meegemaakt, alsook diverse betuigingen van de aanhoudende liefde die de verdachte nog steeds zou voelen voor de aangeefster. De indringende, dwingende en persoonlijke inhoud van de berichten en de frequentie daarvan kwalificeren de gedragingen van de verdachte naar het oordeel van het hof als belaging in de zin van art. 285b Sr.
Voor de verdachte moet het in ieder geval vanaf juni 2017 duidelijk zijn geweest dat zijn berichten niet op prijs werden gesteld door de aangeefster. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof af dat in juni 2017 een stopgesprek heeft plaatsgevonden met de Belgische politie waarin de verdachte is gezegd geen contact met de aangeefster op te nemen. De verdachte wist derhalve in ieder geval vanaf dat moment, of had op zijn minst moeten begrijpen dat de aangeefster geen contact met hem wilde.
Door de brieven te blijven sturen, ondanks de wetenschap dat de aangeefster dit niet wilde, heeft de verdachte de aangeefster geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van (stelselmatig) contact met de verdachte en heeft de verdachte de aangeefster aldus gedwongen te dulden dat de verdachte stelselmatig contact met haar zocht, waardoor aldus een inbreuk werd gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer (HR 31 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7080, r.o. 4.2).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen straf en maatregel
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig gemaakt aan belaging van het slachtoffer. Door de brieven en e-mails en verslagen die hij haar stuurde, met persoonlijke en dwingende inhoud, heeft hij herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers doorgaans als beangstigend en bedreigend ervaren.
Het slachtoffer heeft verklaard dat de aanhoudende belaging van de verdachte veel impact op haar heeft, dat het haar naar beneden trekt en haar machteloos maakt.
Persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Rapportages
Het hof heeft voorts acht geslagen op de pro justitia-rapportage, opgesteld door klinisch psycholoog drs. W.J.L. Lander van 5 november 2021, inhoudende een psychologisch onderzoek naar de verdachte. Het rapport is ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2021 met de verdachte besproken. De verdachte heeft verklaard dat hij het eens is met de inhoud en de strekking van de rapportage en dat de psycholoog een adequaat beeld heeft opgesteld van zijn persoon.
Drs. Lander heeft vastgesteld dat ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde bij de verdachte sprake was van een (ongespecificeerde) depressieve stemmingsstoornis en een (ongespecificeerde) communicatiestoornis waardoor betrokkene een beperking heeft in sociaal inzicht en sociaal gedrag. Betrokkene heeft niet begrepen waarom de aangeefster hem heeft verlaten en geen contact met hem wilde. Vanwege de onzekerheid, het gemis en het verlangen naar de aangeefster is er bij betrokkene in 2014 een depressief toestandsbeeld ontstaan. Dit depressieve toestandsbeeld is weliswaar met behulp van medicatie verminderd, maar betrokkene blijft de aangeefster missen en naar haar verlangen; ook nu nog, zeven jaar later. Om uiting te geven aan zijn gemis en verlangen is betrokkene de aangeefster brieven, e-mails, kaarten en een plant gaan sturen. Middels deze berichten wil betrokkene het contact met de aangeefster in stand houden. Op basis van de communicatiestoornis beseft betrokkene niet dat de aangeefster de berichten als opdringerig en hinderlijk ervaart en denkt betrokkene zelfs dat hij de aangeefster hiermee aandacht geeft en dat zij dit op prijs stelt.
Beide stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed nu de verdachte op basis van deze stoornissen zijn wil en gedrag niet (geheel) in vrijheid heeft kunnen bepalen en hij ook niet (geheel) de consequenties van zijn gedrag heeft kunnen overzien. Geadviseerd wordt het tenlastelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
Drs. Lander geeft aan dat het ter voorkoming van recidive van belang is dat er specifieke behandeling plaatsvindt die gericht is op het verwerken van de echtscheiding en dat de verdachte meer zicht krijgt op de invloed op zijn gedrag op de aangeefster. Een en ander zou kunnen plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Daarnaast kan een verplicht contact met de reclassering dienen om recidive te voorkomen en ook om de aanmelding en continuering van de behandeling te begeleiden.
De reclassering conformeert zich in een advies van 7 december 2021 aan het hiervoor omschreven interventieadvies van Drs Lander. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door FPP Kairos of een soortgelijke zorgverlener waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling en een contactverbod met de aangeefster.
Nu de conclusies van Drs. Lander gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt het hof die conclusies over en maakt die tot de zijne. Het bewezenverklaarde wordt de verdachte in verminderde mate toegerekend.
Redelijke termijn
Het hof constateert tot slot dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep is overschreden. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de behandeling afgerond dient te zijn met een eindarrest binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld. In deze zaak is namens de verdachte op 17 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 5 juli 2019. Het hof wijst arrest op 13 januari 2022. De redelijke termijn is derhalve met 5 maanden en 27 dagen overschreden.
Nu de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, dient dit te worden gecompenseerd in de strafoplegging.
Conclusies van het hof
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet echter op de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod. Dit laatste zal het hof in het kader van een hierna te bespreken vrijheidsbeperkende maatregel opleggen.
Bijzondere voorwaarden
Op basis van het advies van de reclassering van 7 december 2021 ziet het hof aanleiding om de verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling op te leggen. Uit het rapport van drs. Lander blijkt dat de verdachte kampt met psychische problematiek. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij onder behandeling is bij een psychiater in België. Hij verklaarde dat die behandeling ook grenzen heeft en dat hij open zou staan voor een aanvullende (forensische) behandeling. Het hof ziet in de problematiek van de verdachte reden om die behandeling in de vorm van een bijzondere voorwaarde op te leggen, temeer nu het niet duidelijk is geworden in hoeverre de behandeling die de verdachte momenteel vrijwillig ondergaat gericht is op de problematiek die volgens Lander verband houdt met het bewezenverklaarde feit. Tevens zal het hof, op basis van het reclasseringsadvies, als voorwaarde stellen dat de verdachte zich dient te melden bij de reclassering, zodat de reclassering toezicht kan houden op de progressie van de verdachte en ook op andere gebieden in zijn leven hulp kan verlenen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof zal de verdachte ter voorkoming van strafbare feiten ook een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod ex artikel 38v Sr opleggen. Het hof is van oordeel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard moet worden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep weliswaar verklaard dat hij geen contact meer heeft opgenomen met het slachtoffer, maar ook dat in zijn beleving het slachtoffer onder bepaalde omstandigheden nog wel behoefte zou hebben aan zijn contact, bijvoorbeeld als een dierbare zou overlijden die zij beiden kennen. Het hof houdt er derhalve ernstig rekening mee dat de verdachte mogelijk toch opnieuw contact zal zoeken, hetgeen belastend zal zijn jegens het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich binnen vijf werkdagen telefonisch meldt bij de Reclassering Roermond (Slachthuisstraat 31, Roermond (tel. 088-8041501)) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zich onder behandeling stelt van FPP Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering; de behandeling zal de gehele proeftijd duren of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt en de veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of onderhouden met [slachtoffer].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
twee dagenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Wiersinga, mr. Y.C. Bours en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Smit.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 januari 2022.